Dromerij

Van welke kerk droom je, van welke gemeente? Die vraag is al een tijdje ‘in’. Wat is je ideaal, hoe zou je het graag zien? Wat kunnen we daarvoor doen? Wat (en wie?) moeten we veranderen? Het maken van beleidsplannen werkt dit in de hand.
Tegen dit uitgaan van jezelf heeft Dietrich Bonhoeffer zich fel verzet. In ‘Leven met elkaar’ dat hij in 1937 voor een groep seminaristen, predikanten en kerkelijk werkers in opleiding schreef, zegt hij hier kritische dingen over die nog altijd hout snijden.

De passage die nu volgt vind ik ontdekkend en pijnlijk, maar ook heilzaam. Je kunt er als gemeentelid en als gemeenschap je winst mee doen. Om die reden heb dit fragment bij de start van dit nieuwe seizoen uitgekozen.

‘Elke menselijke wensdroom, die in de christelijke gemeenschap wordt binnengebracht, belemmert de echte gemeenschap en moet stuk gebroken worden, opdat de echte gemeenschap zal kunnen leven. (..)’

‘God haat die dromerij, want ze maakt hoogmoedig en veeleisend. Wie zichzelf een beeld van deze gemeenschap droomt, eist van God, van de ander en van zichzelf de vervulling van die droom. Hij komt de gemeenschap der christenen al binnen met eisen, stelt eigen wetten op en beoordeelt daarnaar de broeders, en ook God zelf. Hij leeft in de kring der broeders onbarmhartig en als een levend verwijt voor alle anderen. Hij doet, alsof hij nu eens de christelijke gemeenschap tot stand moet brengen, alsof zijn droombeeld de mensen moet verenigen. Wat niet volgens zijn wil gaat, noemt hij mislukking. Waar zijn ideaal niet verwerkelijkt wordt, ziet hij de gemeenschap uiteen vallen. Zo gaat hij eerst zijn broeders, dan God en tenslotte ook in vertwijfeling zichzelf als schuldigen aanwijzen.’ Wilt u ‘t woordje ‘zusters’ zelf overal aanvullen?!

‘Omdat God echter voor onze gemeenschap de enige grond reeds lang gelegd heeft en omdat Hij ons al lang voor wij dit leven in gemeenschap met andere christenen binnentraden, met hen tot het ene lichaam in Jezus Christus heeft samengevoegd  -daarom treden wij deze gemeenschap niet binnen als mensen, die iets te eisen hebben, maar als dankbare, ontvangende mensen.
Wij danken God, dat Hij ons broeders geeft, die onder zijn oproep, onder zijn vergeving en onder zijn oproep leven. (..) Is het soms niet genoeg, wat ons gegeven is: broeders die in zonde en nood met ons onder de zegen van zijn genade mogen leven en wandelen?’

Juist teleurstellingen en frustraties kunnen je leren dat je niet van je dromen en idealen leven kunt, maar alleen van het ene woord en de ene daad die ons verenigt: de vergeving der zonden in Jezus Christus. ‘Waar de ochtendnevels der droombeelden verdwijnen, daar breekt de heldere dag der christelijke gemeenschap aan.’

ds. M. Treuren