De preek over het Bijbelboek Filemon, zondag 25 september

Gemeente, gasten in ons midden,

Stel, je bent Onesimus. Je bent een slaaf van Filemon, een rijke man uit de stad Kolosse, 2000 jaar geleden. Er waren zoveel slaven in die tijd. Slavernij was zo gewoon en noodzakelijk als elektriciteit in onze tijd. Veel slaven werden uitgebuit en vernederd. Het waren voorwerpen in de ogen van hun meesters. Sommige slaven hadden een goede opleiding en hadden een prima leven. Maar alle slaven deelden met elkaar het verlangen om vrij te zijn. Om zelf de baas te zijn over je leven. Sommige slaven konden zichzelf vrij kopen naar jaren trouwe dienst aan hun meester. Er was nog een andere mogelijkheid. Je kon proberen het huis van je meester te ontvluchten. Levensgevaarlijk, want op ontsnappen uit slavernij stond mogelijk de doodstraf.

Op een goede nacht ga je er vandoor. Je steelt geld van je meester Filemon om te kunnen overleven. Je loopt zo’n 40 uur naar de wereldstad Efeze. Daar ga je op zoek naar Paulus, een goede vriend van Filemon. Paulus blijkt in de gevangenis te zitten. Je zoekt hem op. Paulus vertelt je over Jezus. Over zijn genade en vrede. Over dat alle mensen, slaven en vrije mensen gelijk zijn door Jezus. Je komt tot geloof en wil voor altijd bij Paulus blijven.

Maar Paulus heeft een ander idee. Hij schrijft een brief. Hij overhandigt jou de brief en geeft je de opdracht terug te gaan naar je meester Filemon en hem de brief te laten lezen. Met lood in de schoenen loop je terug naar Kolosse. Hoe zou Filemon reageren? Je klopt op de deur. Filemon doet zelf open. Voor hij boos kan worden, houd je de brief in Paulus handschrift voor zijn neus. Filemon neemt hem aan en begint te lezen.

En die brief, de brief van Paulus aan Filemon over zijn weggelopen slaaf Onesimus staat in de Bijbel. Het is een persoonlijke brief over een individuele situatie. Maar het is ook een brief die ons heel mooi laat zien hoe geloven in de praktijk werkt en een verschil maakt in de wereld.

Paulus begint zo:

1 Van Paulus, gevangene omwille van Christus Jezus, en van onze broeder Timoteüs. Aan onze geliefde medewerker Filemon, 2 aan onze zuster Apfia en onze medestrijder Archippus, en aan de gemeente die bij u thuis samenkomt. 3 Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.

4 Ik dank mijn God altijd wanneer ik u in mijn gebeden noem, 5 want ik hoor vaak over de liefde en de trouw die u de Heer Jezus en alle heiligen toedraagt. 6 Ik bid dat het geloof dat u met ons deelt u een dieper inzicht geeft in al het goede dat ons nader tot Christus brengt. 7 Uw liefde heeft mij veel vreugde en troost gegeven, broeder, want u hebt de heiligen gesterkt.

Paulus begint bij de genade en vrede van God de Vader en van de Heer Jezus Christus. En dat is de standaard opening van elke kerkdienst en van elke brief van Paulus. Maar het is wel heel essentieel. God vergeeft ons vanwege Jezus’ lijden, dood en opstanding. En vanuit die genade, vanuit wat Jezus voor ons gedaan heeft, ontstaat vrede. Vrede tussen ons en God. Vrede tussen ons mensen onderling.

En hoe werkt dat dan? Paulus schrijft over liefde. Als je gelooft in Jezus dan leidt dat als vanzelf tot liefde voor de andere mensen die in Jezus geloven. En die liefde voor elkaar wordt in het Grieks weergegeven met het woord koinonia. Het is eigenlijk niet te vertalen. Het is verbondenheid, gemeenschap, liefde, vriendschap, samen onderweg zijn. Het komt er op neer dat als de een pijn heeft allen pijn hebben. Dat als de een blij is de anderen daar ook blij mee zijn. Als individualistische mensen zijn we vaak jaloers als iemand iets heeft wat jij niet hebt. Als kerk zijn we juist blij samen met iemand die succes heeft. We delen met elkaar wat we ontvangen hebben. Het is een diepe verbondenheid gebaseerd op dat we ook allemaal verbonden zijn met Jezus. Jezus brengt ons bij elkaar.

En als je die verbondenheid met elkaar hebt, zegt Paulus, dan groei je steeds meer toe naar Jezus. Je krijgt een dieper inzicht in wie Jezus is doordat je dieper verbonden raakt met elkaar.

En vanwege die onderlinge verbondenheid, die liefde, doet Paulus een verzoek:

8 In mijn verbondenheid met Christus heb ik het volste recht u te zeggen wat u moet doen, 9 maar vanwege uw liefde doe ik u liever een verzoek – ik, Paulus, een man van respectabele leeftijd, die gevangenzit omwille van Christus Jezus. 10 Ik zou u om een gunst willen vragen voor Onesimus, die tijdens mijn gevangenschap mijn kind is geworden. 11 Hij was u destijds niet van nut; nu kan hij echter niet alleen mij, maar ook u goede diensten bewijzen. 12 Ik stuur hem naar u terug, hoewel hij me na aan het hart ligt 13 en ik hem graag bij me gehouden had. Dan had hij namens u voor mij kunnen zorgen nu ik omwille van het evangelie gevangenzit. 14 Maar ik heb zonder uw medeweten niets willen ondernemen, want u moet mij niet een gunst verlenen omdat ik u onder druk zet, maar omdat u het zelf wilt.

15 Misschien hebt u hem korte tijd moeten missen om hem voor altijd terug te krijgen, 16 niet meer als een slaaf, maar als veel meer dan dat, als een geliefde broeder. Voor mij is hij dat al, hoeveel te meer moet hij het dus voor u zijn, zowel in het dagelijks leven als in het geloof in de Heer. 17 Dus, als u met mij verbonden bent, ontvang hem dan zoals u mij zou ontvangen. 18 En mocht hij u hebben benadeeld of u iets schuldig zijn, breng het mij dan in rekening. 19 Ik, Paulus, schrijf hier eigenhandig neer dat ik u zal betalen. Ik ga er dan maar aan voorbij dat u mij uw eigen leven schuldig bent. 20 Kom, broeder, bewijs mij deze dienst omwille van de Heer, stel mij omwille van Christus gerust.

Paulus zegt: Filemon, wij zijn allebei diep verbonden met Jezus. Door ons geloof. En daarom zijn we ook diep verbonden met elkaar. Maar nu hoort ook Onesimus bij Jezus. En hij is daarom óók mijn broer, net zoals jij dat bent. En hij is nu ook met jou diep verbonden als jouw broer. En daarom vraag ik je: laat hem vrij. Want broers houden elkaar niet als slaaf. En het zou het allermooist zijn als je hem daarna weer naar mij terugstuurt zodat hij mij hier kan helpen in de gevangenis.

Misschien dat Filemon hier nog niet door overtuigd raakt. Daarom voegt Paulus er nog wat aan toe: ik weet dat Onesimus van jou gestolen heeft. Ze dat maar op mijn rekening. Ik ben nu zo diep verbonden met Onesimus dat zijn schuld ook mijn schuld is. En ik zal je terugbetalen. Ik vertel je er maar niet bij dat jij mij nog veel meer schuldig bent omdat je door mij Jezus hebt leren kennen.

En door dat te zeggen heeft Paulus dat er natuurlijk wel bij vertelt.

Wat Paulus hier doet is meer dan een slim retorisch trucje. Hij laat door zijn daden zien wat Jezus voor ons heeft gedaan. Jezus heeft voor ons de schuld van de zonde betaalt. En dat was een grote schuld van ons aan God. Daarmee stellen al onze onderlinge schulden niks voor. Dus als een van je christen broers of zussen je iets schuldig is, vergeef hem dan, zoals God ook jou vergeven heeft.

De brief van Paulus aan Filemon gaat ten diepste over verzoening. Als jij verbonden bent met Jezus, ben je ook verbonden met iedereen die ook gelooft in Jezus. Je bent broers en zussen van elkaar. Soldaten in hetzelfde leger. Medewerkers met hetzelfde doel.

En met die verzoening legt de brief van Paulus een bom onder drie dingen:

  • Het legt een bom onder allerlei onderlinge sociale verschillen. In de tijd van Paulus was het verschil tussen slaven en vrije mensen misschien wel het belangrijkste verschil. Maar ook in onze samenleving zijn er verschillen die er vanwege onze verbondenheid in Jezus eigenlijk niet toe doen. Verschillen tussen mensen die wel of niet in Nederland geboren zijn, verschillen tussen mensen die theoretisch of praktisch zijn opgeleid. Verschillen tussen jong en oud. In Jezus is dat allemaal totaal onbelangrijk. En wij moeten ze ook als totaal onbelangrijk zien en daar naar leven.
  • En dat heeft ook grote gevolgen voor hoe we zijn als kerk. Volgens mij heeft het vooral gevolgen voor verschillen tussen generaties. Het lijkt er steeds meer op dat elke leeftijd zijn eigen ding heeft in onze kerk. De kinderen hun kindernevendienst, de tieners hun tienergroepen, de twintigers Lomedim, de middengroep gemeentegroeigroepen, de senioren de koffieochtend. Dat zijn allemaal waardevolle dingen. Maar in Jezus maakt het niet uit of je 5, 45 of 95 jaar bent. En ontmoeten we elkaar nog wel echt, over al die leeftijdsgrenzen heen? Natuurlijk heb je als twintiger van nature niet zoveel met iemand van in de 80, en andersom. Maar allebei ben je verbonden met Jezus. En daar moet je wat mee. Daar kunnen we als gemeente echt in groeien de komende jaren.
  • En Paulus’ brief heeft grote gevolgen voor wie een conflict heeft met een broer of zus. En dan bedoel ik broeders en zusters uit de gemeente en ook binnen families. In Jezus heeft God je vergeven. En jouw schuld aan God is vele malen groter dan wat je broer of zus jou heeft aangedaan. Vergeef elkaar dus en verzoen je met elkaar. Als dat niet lukt, vraag dan om hulp bijvoorbeeld bij iemand van de kerkenraad. Misschien dat wij net als Paulus kunnen helpen om onoverbrugbare verschillen te overbruggen.

De diepe verbondenheid die wij hebben met Jezus verbindt ons ook met elkaar. Uit de genade van God komt ook vrede tussen elkaar voort. Daar mogen we op vertrouwen. Daar mogen we naar leven. Daar mogen we om bidden. Amen.