De preek over Petrus 2:18-25

Leerlingen van Jezus, gasten in ons midden,

Stel je eens voor. Als je zo thuiskomt is het Groningse gas op. Je huis is koud en je kunt niet koken. De elektriciteit is uitgevallen. En de tank van je auto is leeg en er is geen brandstof meer te krijgen.

Dat alles is misschien heel goed voor het klimaat, maar het is nu nog ondenkbaar dat wij in een wereld zonder gas, elektriciteit en olie kunnen leven.

Even ondenkbaar was in de tijd van Petrus een wereld zonder slavernij. Alles waar wij gas, elektriciteit en olie voor gebruiken. Dat werd in die tijd gedaan door slaven. Zij waren de motor van de Romeinse economie. Ongeveer vijfentwintig procent van de mensen was slaaf. Sommige van hen hadden het best goed. Ze hadden een opleiding gedaan en waren kostbaar in de ogen van hun meester. Maar veel slaven hadden het slecht. Ze moesten de rotklusjes opknappen. Roeien op schepen, werken in de mijnen, de hele dag paraat staan voor hun meesters. Sommige werden geslagen om het minste geringste. Soms gewoon omdat de meester het leuk vond. Sommigen werden seksueel misbruikt. Ze waren minder dan niks. Het uitschot van de samenleving.

Het christelijk geloof heeft in de achttiende eeuw een belangrijke rol gespeeld bij de afschaffing van de slavernij. Maar als je deze brief van Petrus leest, begrijp je ook waarom het zo lang heeft geduurd. Want je zou verwachten of hopen dat Petrus schrijft: slaven en meesters hebben dezelfde hemelse meester. Dus zijn ze gelijk in Gods ogen. Zoiets staat er ook in de Bijbel, in de brieven van Paulus aan de christenen in Kolosse en Efeze.

Maar Petrus schrijft: als je slaaf bent, heb dan respect voor je meester, zelfs als hij slecht met jou omgaat. Je moet je lijden dragen en daarbij een voorbeeld nemen aan Jezus.

Niet klagen maar dragen, lijkt Petrus te zeggen. Toen Petrus nog jong was dacht hij daar heel anders over. Toen Jezus vertelde dat Hij zou moeten lijden, verzette Petrus zich fel:

Matteüs 16

21Vanaf die tijd begon ?Jezus? zijn ?leerlingen? duidelijk te maken dat hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de ?schriftgeleerden, en dat hij gedood zou worden, maar op de derde dag uit de dood zou worden opgewekt. 22Petrus? nam hem terzijde en begon hem fel terecht te wijzen: ‘God verhoede het, ?Heer! Dat zal u zeker niet gebeuren!’ 23Maar ?Jezus? keerde hem de rug toe met de woorden: ‘Ga terug, achter mij, ?Satan! Je zou me nog van de goede weg afbrengen. Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.’

Hier verzette Petrus zich fel tegen het idee dat Jezus zou moeten lijden. Maar inmiddels heeft Petrus geleerd dat het lijden er bij hoort als je Jezus wilt volgen.

Maar dat is nog iets anders dan het lijden opzoeken. Hij maakt duidelijk onderscheidt tussen lijden dat je aan jezelf te wijten hebt en onverdiend lijden dat je overkomt.

19Het is een blijk van ?genade? als iemand, doordat zijn aandacht op God gericht is, in staat is onverdiend leed te verdragen. 20Immers, is er enige reden om trots te zijn wanneer u de slagen verdraagt die u als straf voor uw wangedrag krijgt? Het is echter een blijk van Gods ?genade? wanneer u verdraagt wat u moet lijden voor uw goede daden. 

Dus als je bijvoorbeeld als slaaf geslagen wordt omdat je lui bent, dan heeft Petrus geen goed woord voor je over. Het gaat Petrus om de situatie dat je het goede doet, en toch geslagen wordt. Onverdiend lijden.

En met dat goede bedoelt Petrus niet direct dat je altijd doet wat je aardse meester van je wil. Het gaat erom wat je Hemelse Meester van je wil. En dat kan soms met elkaar botsen. In de tijd van Petrus was het zo dat slaven dezelfde goden moesten dienen als hun meester. Voor hen was er geen godsdienstvrijheid. En dus kon een slaaf die een kerk bezocht, zo maar geslagen worden door zijn meester als die er achter kwam.

En nou zie ik bij jullie geen striemen in het gezicht omdat je baas vindt dat je niet naar de kerk mag komen. Maar een spanning tussen je geloof en je werk is nog steeds actueel.

In een vierentwintig keer zeven economie is er in steeds meer beroepen weinig respect voor het standpunt dat je op zondag niet wilt werken.

En waar het geloof ons leert om ‘je naaste lief te hebben als jezelf’, en dus ook je eigen grenzen te bewaken. Daar ervaren veel van ons druk op het werk om nog meer te doen, de targets te halen, alles in cijfers in de computer in te voeren, thuis nog je werkmail te checken. Zodat er weinig ruimte meer is voor het liefhebben van jezelf.

Het kan zijn dat er op je werk een roddelcultuur heerst. Dat praten over iemand anders niet gebeurt uit positieve betrokkenheid, maar uit leedvermaak of om jezelf te verhogen ten koste van een ander. Als christen ben je geroepen daar niet aan mee te doen. Maar probeer dat maar eens vol te houden.

En je geloof in God als schepper en eigenaar van de wereld, kan botsen met de bedrijfsdoelstellingen om maximale winst te maken, zelfs als dat ten koste gaat van de schepping.

En je werk zelf kan een afgod worden. In zichzelf is werk iets positiefs in de christelijke traditie. Maar als werken een levensdoel wordt dat je identiteit en agenda gaat overheersen, dan ben je een slaaf van je werk in plaats van een mens die is gekocht en betaald door Jezus Christus.

En in deze situaties is het onze roeping om de wil van God altijd te stellen boven de wil van je baas, de wil van de economie, of de wil van je collega’s. Om het goede te doen, ook als dat ingaat tegen wat andere mensen goed vinden.

Op die manier kun je anderen inspireren om het goede te doen. Om duurzaam te werken, je werk goed te doen, om niet te roddelen, om je werk niet te belangrijk te maken.

Maar het kan ook leiden tot onbegrip, dat je zelf slachtoffer wordt van roddel of dat je een andere baan moet zoeken, dat je carrièrekansen voorbij zijn.

Als je het goede doet, kan het zijn dat je juist daardoor iets moeilijks te verdragen krijgt. Als je in zo’n situatie zit, dan wil Petrus je bemoedigen.

20Het is een blijk van Gods ?genade? wanneer u verdraagt wat u moet lijden voor uw goede daden. 21Dat is uw roeping; ook ?Christus? heeft geleden, om uwentwil, en u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetsporen van hem 22die geen enkele ?zonde? beging en over wiens lippen geen leugen kwam. 23Hij werd gehoond en hoonde zelf niet, hij leed en dreigde niet, hij liet het oordeel over aan hem die ?rechtvaardig? oordeelt. 24Hij heeft in zijn lichaam onze ?zonden? het kruishout op gedragen, opdat wij, dood voor de ?zonde, ?rechtvaardig? zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. 25Eens dwaalde u als schapen, nu bent u teruggekeerd naar hem die de ?herder? is, naar hem die uw ziel behoedt.

Jezus heeft onverdiend geleden. Zijn lijden was groter dan ons lijden ooit zal zijn. En het is onze roeping om met hem te lijden. Niet om het lijden op te zoeken door verkeerde dingen te doen die straf verdienen. Maar door Jezus voorbeeld na te volgen. Door in zijn voetsporen te treden. Door het onverdiende lijden te dragen. In de wetenschap dat Hij met ons meevoelt. Dat Hij de herder is die zichzelf heeft gegeven voor zijn schapen. Dat Hij onze ziel behoedt en ons lijden ons dichter bij Hem brengt.

Jezus’ lijden en sterven geeft ons onverdiende lijden zin. Als je als christen lijdt ben je niet vooral een slachtoffer. Zoals tegenwoordig iedereen maar een slachtoffer wil zijn zodat je geen verantwoordelijkheid hoeft te nemen. Als je als christen onverdiend lijdt ben je een navolger. Een navolger van Christus. Je treed in zijn voetsporen.

En in dat onverdiende lijden, kun je een verschil maken. Niet door te schreeuwen om recht, te eisen dat je als slachtoffer erkent wordt. Maar door de dader te vergeven. Door de tweede mijl te gaan. Zoals Paulus schrijft: Romeinen 12

17Vergeld geen kwaad met kwaad, maar probeer voor alle mensen het goede te doen. 18Stel, voor zover het in uw macht ligt, alles in het werk om met alle mensen in ?vrede? te leven. 19Neem geen wraak, geliefde broeders en zusters, maar laat God uw wreker zijn, want er staat geschreven dat de ?Heer? zegt: ‘Het is aan mij om wraak te nemen, ik zal vergelden.’ 20Maar ‘als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten, als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. Dan stapelt u gloeiende kolen op zijn hoofd’. 21Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.

Door het goede te doen, kun je anderen inspireren. Dan kan het zijn dat ze zich omkeren van het kwaad, en ook Gods wil gaan zoeken.

Misschien gebeurt dat ook niet. Blijft het lijden en verandert er niks. Dan is er altijd nog de troost dat het niet zo zal blijven.

23Jezus werd gehoond en hoonde zelf niet, hij leed en dreigde niet, hij liet het oordeel over aan hem die ?rechtvaardig? oordeelt.

God zal rechtvaardig oordelen. Hij zal aan het licht brengen wat verkeerd is. Hij zal het kwaad doen verdwijnen, wie kwaad doen veroordelen. En wie net als Jezus onverdiend geleden hebben verhogen.

Soms kunnen wij opstaan tegen het kwaad en proberen dingen te veranderen. Maar zelfs als dat niet lukt, hoeven we niet te wanhopen. We zijn geen slachtoffers die gevangen zijn in wat ons is overkomen. Als we onverdiend lijden, lopen we in de voetsporen van Jezus. En daar lopen we in afwachting van het moment dat God alles goed zal maken. Amen.