De preek van zondag 29 mei

Het was kort voor het Joodse Paasfeest. Jezus hield met ons een maaltijd. We hadden de hele dag gelopen op onze sandalen. Onze voeten zaten onder het stof.  Toen we binnenkwamen stond er een bak waar een linnen doek bij lag. Voordat we gaan aanliggen is het dan gebruikelijk dat iemand de voeten wast. Maar ja. Wie moest dat doen. Normaal gesproken is er een dan een slaaf, of een moeder of een andere vrouw die dat klusje op zich neemt. Maar er was niemand. We hadden in die tijd vaak ruzie over wie na Jezus nu de belangrijkste was in de groep. Petrus, omdat hij het meest een natuurlijke leider was. Johannes, omdat hij een bijzondere band had met Jezus. Judas, omdat hij het geld bewaarde. Eigenlijk wilde iedereen wel bij de belangrijkste leerlingen horen.

We zagen allemaal de waterbak staan en de doek liggen. We liepen er allemaal voorbij. We gingen aanliggen aan tafel. Het was ongemakkelijk. Zo konden we niet beginnen aan de maaltijd.

voetwassing waterbak

Toen stond Jezus op. We voelden dat er iets ging gebeuren. Hij deed zijn mantel uit en stond daar in zijn onderbroek. Hij pakte de linnen doek en bond die om zijn middel. Hij goot water in de bak en liep naar Andreas, die het dichtst bij de deur lag. Jezus waste zijn voeten, deed de linnen doek af en droogde de voeten van Andreas. Zo ging hij verder, naar Jakobus, naar Johannes.

Toen kwam Jezus bij Petrus. Toen Jezus de waterbak voor zijn voeten neerzette, stond Petrus op: ‘Heer, u gaat mijn voeten echt niet wassen hoor!’ Ik was blij dat Petrus het zei, want ik zag het ook helemaal niet zitten. Ik bedoel: voeten wassen is slavenwerk, de minste in de groep hoort dat te doen. En nu ging Jezus het zelf doen.

We hadden inmiddels wel door dat hij belangrijk was, een profeet, misschien wel de Messias, iemand die door God was gezonden. En juist hij, onze heer en meester, waste onze voeten? Dat hoort gewoon niet.

Bovendien: Jezus leek altijd al precies te weten wat je dacht of voelde. Als hij dan ook nog je voeten wast, dan komt hij wel heel dichtbij. Ik had er ook geen trek in. Gelukkig was Petrus flapuit genoeg om er tegen in te gaan.

Jezus antwoordde: wat ik doe begrijp je nog niet, later zul je het snappen. Petrus zei: ‘Oh nee hoor, er komt niks van in, het gaat echt niet gebeuren’. Toen zei Jezus: ‘Als ik jou niet was, kun je niet bij mij horen.’ Petrus zei: ‘Was dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en hoofd!’

We snapten op dat moment gewoon niet wat Jezus aan het doen was.

Vaak deed Jezus dingen die we niet begrepen. Maar uiteindelijk kwam ik er achter dat we het ook niet wilden begrijpen. Wat Jezus zei was: als je bij mij wilt horen, moet je mij toestaan om jou schoon te maken. Om heel dichtbij te komen. Om aan het licht te brengen wat er in jouw leven speelt.

De modder van dingen die je verkeerd hebt gedaan: Sta mij toe dat ik het voor jou schoonmaak. Het eelt van beschaamt vertrouwen, de dikke huid die je hebt opgebouwd om mensen op afstand te houden en onkwetsbaar over te komen: Sta mij toe om het er af te halen.

De wonden van gebroken dromen, beschadigde relaties, de pijn van dichtgegroeide teleurstelling: Sta mij toe om de wonden open te maken, en echt te helen.

Het stof van vermoeidheid, omdat je een weg bent gegaan die je nergens bracht: Sta mij toe om het af te wassen en je de weg te wijzen naar huis.

Het valt niet mee om Jezus zo je voeten te laten wassen. Het maakt je kwetsbaar, je moet dingen waar je aan gehecht bent geraakt loslaten. Je moet er maar op vertrouwen dat hij je voeten goed behandelt. Dat hij bij je blijft in je kwetsbaarheid. En dat het leven op zachte voeten met Jezus beter is dan een leven met geharde voeten zonder Jezus.

Toen Jezus als ook mijn voeten had gewassen, zijn mantel weer had aangetrokken, en bij ons was komen aanliggen gaf hij uitleg:

Jullie noemen mij heer en meester, en terecht want dat ben ik ook. Maar ik heb jullie voeten gewassen. Dat is een voorbeeld. Zet het bovenaan je Pinterest pagina: zo moeten ook jullie doen. Ik ben jullie meester, en jullie zijn niet meer dan je meester. Zoals ik jullie voeten was, zo moeten jullie ook elkaar de voeten wassen.

Het voorbeeld van Jezus is een voorbeeld van liefde. ‘Jezus hield veel van de mensen die in deze wereld bij hem hoorden. En hij bleef van hen houden, tot het allerlaatste moment.’ Jezus waste de voeten van zijn leerlingen. Hij wast onze voeten. Omdat dat nou eenmaal is wie hij was. Omdat dit is hoe God is. Jezus liet zien hoe groot Gods liefde voor ons is. Door zijn kleren af te leggen, de gedaante van een slaaf aan te nemen, ons de voeten te wassen. Het staat symbool voor Jezus die van de Vader kwam, mens werd, zijn status aflegde, half naakt aan een kruis werd geslagen, en toen weer werd opgewekt om in stralende kleren weer op te stijgen naar de Vader.

En hij roept ons op hem na te volgen. Door elkaar de voeten te wassen. Letterlijk. Maar vooral ook figuurlijk. Door elkaar te dienen. Dat zit hem in de kleine dingen. Binnen en buiten de kerk. Door de afwas te doen na een vergadering in de kerk. Door luiers te verschonen in de crèche. Door op bezoek te gaan bij een van de ouderen uit de kerk die het huis niet meer uit komt. Door een taak op je te nemen. Door een ambt op je te nemen als kerkenraadslid. Eigenlijk is alles wat we in de kerk doen dienstwerk. Je doet het niet om eer te krijgen. Om belangrijk te worden gevonden. Zelfs niet om jezelf te ontwikkelen. Je doet het omdat je geroepen wordt. En we samen het dienstwerk dragen.

Aan Jezus voorbeeld zit ook een maar. We zijn geroepen God lief te hebben boven alles, en de naaste als onszelf. Anderen dienen mag daarmee niet over je eigen grenzen gaan. Het kan gebeuren dat je naaste jou te veel claimt, dat je te veel taken op je hebt genomen, dat je burn-out dreigt te gaan door al dat dienen. Dat is niet de bedoeling. Jij hoeft de wereld niet te redden. Jij hoeft niet iedereens voeten te wassen. Laat dat maar aan Jezus over. Je hoeft alleen te dienen waar je geroepen wordt. En God roept ons nooit om te doen wat onszelf kapot maakt.

Maar waartoe ben ik dan geroepen? Wat wil ik met mijn leven? Een vraag waar veel twintigers in onze kerk, maar vast ook anderen, mee zitten. Het antwoord op die grote vraag kun je misschien wel vinden door te kijken naar waar de nood van de wereld, onze Bijbelse opdracht en jouw talenten elkaar kruisen. Daar mogen wij zijn en dienen. Daar ben je geroepen. Niet meer, niet minder.

Jezus roept ons om onszelf af te leggen. Ons leven aan hem over te geven. Om ons de voeten te laten wassen door Hem. Hem dichtbij te laten komen. Ons leven, in al zijn kwetsbaarheid en lelijkheid aan hem over te geven. Om ons schoon te laten wassen. En dan zelf op weg te gaan. Om te dienen. In het vertrouwen dat Jezus daar is waar wij dienen. Waar hij ons zend en waar wij dienen, daar is het Jezus zelf die de ander de voeten wast. Amen.