Pasen

In een wereld waarin velen zich afvragen: ‘hoe nu verder?’ klinkt het bericht van Pasen. Een
groots bericht dat dit jaar noodgedwongen anders klinkt en tot ons komt nu er geen
gezamenlijke erediensten zijn.
Het leidt ons naar het vroege morgenuur en naar de mensen die toen op weg gingen. Huub
Oosterhuis schreef daar een mooie zin over: Vroeg in de morgen, donker was het nog, zijn
wij gegaan, een keer, met niets dan in ons hart: ‘Ik zal er zijn’.
Is dat niet de wenkende werking van het licht? Dat je je geroepen voelt om op weg te gaan,
dat je meent gehoord te hebben dat je naam genoemd wordt – dat alles in je vraagt om op
weg te gaan, dat eerste morgenlicht tegemoet, de eerste tekenen van vrede te willen zien,
het te willen meemaken, te willen meedoen?
Het was de ervaring van Maria van Magdala. Ze wordt genoemd in het evangelie naar
Johannes. Bij het horen van haar naam gaan haar de ogen open. Ze noemt op haar beurt
Jezus, die ze eerder aanzag voor de tuinman: ‘rabboeni’. Van deze rabbi was zij leerling.
De mysticus Johannes van het Kruis (1542-1591) noemde het licht dat zichtbaar wordt in
zo’n ervaring: een straal van duisternis. Hij vergeleek het met de verblinding van de zon,
waardoor je een moment in het zwart kijkt en geen hand meer voor ogen ziet. Dat is de
duisternis – de nacht – midden op de dag.
Je wordt getroffen in de kern van het bestaan en tegelijk kun je er geen greep op krijgen. Het
licht trekt ons aan, het verblindt alsof de duisternis ons treft.
Misschien is dat de ervaring van de eerste getuigen van de Paasmorgen. Dat je voorlopig
niets anders kunt doen, dan weergeven wat je in een flits is meegedeeld.
De Opgestane wordt herkend. Het lege graf ‘waarin Hij niet meer was’ en de volle woorden
dat ‘Hij leeft in God’ maakten dat allereerst de vrouwen schouwden wat niet zomaar voor
ogen zichtbaar is: dat Hij de Opgestane is.
Na hen vertelt Lucas over de Emmaüsgangers. Hun ogen waren in eerste instantie ook
verblind. Als reisgenoot verwoordt Jezus die moeite. Dan nog is Hij incognito. Hun
enthousiasme laait op als Hij het brood met hen breekt. Leven vanuit Pasen is: uit handen
geven, breken en delen. Voor nu betekent het vooral: uitzien naar het moment dat het weer
mogelijk is om iedere zondag met elkaar het Paasfeest te vieren!
Nog eenmaal woorden daarover die geschreven zijn door Huub Oosterhuis:
Het zal in alle vroegte zijn – als toen.
De steen is weggerold. Ik ben uit de grond opgestaan. (…)
Wij overnachten in elkaars schaduw. Wij worden wakker van het eerste licht.
Alsof iemand ons bij naam en toenaam heeft geroepen. Dan zal ik leven.

ds. Carla Schoonenberg-Lems