Interview met Quint

De in techniek geïnteresseerde Quint is veertien jaar, houdt van auto’s (Volvo) en gamet graag met vrienden. Bij hem thuis dringt niemand erop aan dat hij naar een kerk gaat. Op het eerste gezicht verschilt hij dan ook weinig van veel andere tieners. In één ding verschilt Quint wel met de meeste jongeren; thuis dringt híj aan op bezoek aan de kerk. Hij lacht om de vijfentwintig minuten die hij moet fietsen om bij de kerk te komen. De kerk is in dit geval kerk Delfgauw. Deze kerk zou hij aan vrienden omschrijven als een rustige plek waar het vooral gezellig is, tijdens en na de kerkdienst. Binnenkort kampeert hij met andere jongeren tijdens het jaarlijkse kerkweekend. Daarnaast leverde de gezelligheid hem een bijbaan op in de kas bij Wil en Koos.

Terugkijkend ziet Quint dat hij rond zijn negende echt begon te begrijpen waar het om gaat bij het christelijk geloof: God heeft het beste met je voor, ook al moet Hij daar soms even Zijn spierballen voor laten zien, zoals bij Jona. Met een glimlach vertelt hij dat Jona een van zijn lievelingsverhalen is. Het geloof leert hem dat het beter is om niet alleen maar bezig te zijn met geld verdienen voor later. Het is net zo goed om je te richten op de mensen om je heen. In de loop der tijd zag Quint met gepaste trots hoe zijn vader de gemeente toesprak als diaken en sprak hij na een bezoek aan de kerk wel eens met zijn moeder over bepaalde geloofslessen. Zijn geloof werd sterker. Hij vindt het geen probleem om aan het begin van de week in de klas als enige even te bidden voor zichzelf. Meer bidden of meer Bijbellezen zou zijn geloof nog sterker kunnen maken. Tegelijkertijd is het ook goed zoals het nu is. Hij leert veel van wat hij hoort van verschillende tienerleiding en van dominees tijdens jeugddiensten. Het gevoel van bij elkaar horen dat hij in de kerk voelt bij het zingen of bij het gebed, vindt hij mooi en doet hem goed. Gevraagd naar wat hij tegen de gemeenteleden zou willen zeggen, antwoordt Quint dat hij iedereen dankbaar is voor wat iedereen doet om de kerk zo’n fijne plek te maken, waar het ook ergens over gaat.

Tot slot de hamvraag, hoe komt het dat Quint zo graag naar de kerk gaat, terwijl zoveel andere jongeren dat niet graag doen? Volgens Quint is dit het verschil: als je als jongere zelf niets voelt
bij God, dan vind je waarschijnlijk dat er in de kerk vooral tegen je wordt gepraat. Dat is niet leuk. Quint voelt zelf wel duidelijk iets bij God. Daarom is hij dus blij dat hij in de kerk hierover met anderen kan praten.