De preek over David en Goliat

Over 1 Samuël 17, bij de themavossenjacht van 20 oktober 2017.

Mijn naam is Eliab. Ik ben de oudste zoon van Isaï. Als we thuis gingen stoeien won ik altijd, want ik ben de grootste en de sterkste. Maar jullie kennen mij vooral als de broer van mijn kleine beroemde broertje. David.

In de tijd dat wij leefden hadden we vaak oorlog met de Filistijnen. Ik was opgeroepen voor het leger. Ik had een belangrijke taak: ik was hoornspeler. Als het leger zich moest opstellen van koning Saul, moest ik op de hoorn spelen. Een hele eervolle positie. Er is alleen één probleem. Ik krijg altijd hoofdpijn van het lawaai uit de hoorn.

We wilden met de Filistijnen gaan vechten, maar toen kwam opeens die reus naar voren. Goliat uit de stad Gat. Hij ging in het dal staan en begon te schreeuwen: Wie durft er met mij te vechten?

Ik wilde wel met Goliat vechten, want ik ben heel sterk en dapper. Maar ik kreeg hoofdpijn van zijn geschreeuw, daarom vond ik mezelf niet fit genoeg om met Goliat te vechten. Ik vond eigenlijk dat onze sterke koning Saul het maar moest doen. Maar die durfde niet. De lafaard. En veertig dagen achter elkaar kwam Goliat zo naar voren om te schreeuwen. Hij vloekte en zei dat zijn God sterker was dan onze nepgod. Maar niemand van ons durfde het gevecht aan te gaan.

Toen kwam mijn kleine broertje langs. Hij was nog maar een snotneus, met z’n 15 jaar oud.

David zag Goliat anders. Hij zag niet een grote bedreiging, maar als een grote schreeuwerd. Iemand die God uitdaagde en bespotte. En David vertrouwde erop dat God hem zou helpen als hij met Goliat zou vechten. David zei: God is de levende God. Hij is de enige echte God en Hij zal mij helpen.

Saul hoorde van David. Het ging helemaal fout. Nu moest die snotneus bij de koning komen. En na een tijdje zag ik hem weer uit de tent van de koning komen. Zonder harnas. Met zijn herdersstaf en slinger als enige wapen.

En dus ging die snotneus David vechten tegen de reus Goliat.

En weet je waarom David niet bang was, terwijl ons hele leger wel bang was? David had geleerd om op God te vertrouwen in de kleine dingen. Dat God hem hielp om groen gras te vinden voor de schapen. En beekjes voor de geiten. Dat God hem hielp als er een schaap kwijt was, om het weer te vinden. Dat God hem hielp als de schapen werden aangevallen door een beer of een leeuw.

David had geen zwaard. Maar hij had wel zijn geloof. Hij vertrouwde op de levende God. Dat God zijn slinger en steen zou leiden zodat die Goliat precies op de juiste plek zou raken.

Omdat David vertrouwde op God bij de kleine dingen, durfde hij ook op God te vertrouwen bij iets heel groots.

En dat kunnen wij wel van die snotneus leren. Om God te betrekken bij de kleine dingen. Elke dag te beginnen met een gebed en onze dag in handen van God te leggen. God om hulp te vragen bij dingen die we moeilijk vinden. Om God te danken voor al het moois dat we op een dag tegenkomen.

Als we dat doen, groeien we in geloof en vertrouwen. En dan durven we ook op God te vertrouwen bij grote dingen. Als iemand ziek wordt. Als de dood dichtbij komt. Als je je baan verliest. Als je het leven niet meer ziet zitten. Als je gepest wordt. Als je niet meer thuis kunt wonen en ergens anders wordt geplaatst.

En nou denk je misschien: vertrouwen is mooi, maar ondertussen stampen er nog wel reuzen als Goliat rond. Worden er mensen ziek, is er oorlog, gaat het helemaal verkeerd in mijn leven. Daarom is het belangrijk om te weten dat uit het geslacht van David uiteindelijk Jezus geboren is. Jezus die ook het gevecht met het kwaad aanging. Ook hij ging ongewapend recht op zijn vijand af. Maar hij verloor. Hij stierf aan een kruis. Maar toen hij opstond uit de dood had hij toch de vijand verslagen. Sinds Jezus opstanding is de overwinning zeker. Jezus komt terug en dan zal al het kwaad worden veroordeelt en verdwijnen. Maar tot die tijd strijden wij nog tegen het kwaad en lopen we wonden op in dat gevecht.

We komen reuzen als Goliat tegen in ons leven. Problemen, ziekte, verlies, pestkoppen, mensen die we niet aardig vinden maar waar we toch aardig voor moeten zijn, oneerlijke situaties, iemand die je moet vergeven, mannen die vrouwen behandelen als seksueel bezit, problemen in de samenleving waar we niks tegen kunnen beginnen. En het is goed om die bij God te brengen. Je mag zo naar voren komen en jouw Goliat, jouw probleem of gebedspunt opschrijven op een sticker schrijven en die sticker op een tennisbal plakken. En na de dienst mag je daarmee Goliat omgooien. Als teken van dat God sterker is dan elke vijand. Als gebed: Heer, helpt u mij om op u te vertrouwen en helpt u mij om deze reus in mijn leven te verslaan. Amen.