De preek van kerstnacht 2017

Gemeente, gasten in ons midden,

We zingen zo meteen het lied ‘Ik kniel aan uwe kribbe neer’. Dat woordje kribbe komt uit een oudere vertaling. Tegenwoordig staat er voederbak in het kerstevangelie. Misschien hoort u wel bij de mensen die dat jammer vinden. De kerstromantiek gaat er zo een beetje uit. Maar eigenlijk is ook voederbak nog een veel te chique woord. Het is een voerbak. De bak voor het voer van de dieren. Bij een kribbe heb je misschien nog de associatie: dat is de juiste plek voor de Redder en Heer van de wereld om zijn eerste nacht op aarde in door te brengen. Maar het was niet de juiste plek. Het was godslasterlijk dat dit kind in zulke omstandigheden moest verblijven.

En niet alleen voor dit kind. Het geldt voor ieder kind dat geboren wordt. Pasgeboren baby’s horen niet thuis in een voerbak. Die horen in een wieg, een bedje, iets warms en zachts. Alles behalve in een voerbak.

En dat allemaal omdat er geen plaats was in het nachtverblijf van de stad. Het nachtverblijf, de herberg van de stad was vol. Er was nog geen Airbnb om van tevoren een kamer bij een particulier te huren. Maar iemand had toch zijn huis open kunnen stellen? Iemand uit de herberg had toch zijn eigen bed kunnen opgeven voor jonge vrouw die op het punt stond om te bevallen? Als Josef hier oorspronkelijk vandaan kwam, had er toch een familielid een plaatsje kunnen maken?

Maar er was voor hen geen plaats. Geen plaats voor een jonge vrouw op haar kwetsbaarste moment. Geen plaats voor de koning en heer van de wereld, die op het punt stond ter wereld te komen.

Misschien herken je je daarin wel. In dat er geen plaats voor je lijkt te zijn. Heb je het gevoel dat er in je gezin niet naar je geluisterd wordt. Wordt je ergens buitengesloten vanwege je handicap of je anders zijn. Hoor je er niet bij in de klas of op je werk.

Weet dan dat je niet de enige bent. God zelf werd buitengesloten, genegeerd. Jezus sliep zijn eerste nacht in een voerbak. In zijn laatste nacht was hij door God en mensen verlaten. Als er iemand is die zich in jou kan verplaatsen, als je het gevoel hebt dat er voor jou geen plaats is, dan is het Jezus wel die jou begrijpt.

Dit kerstevangelie roept ons op om te kijken naar mensen om ons heen voor wie er geen plaats is. En dat valt niet altijd mee. Mensen voor wie geen plaats is, die zie je niet. Want ze komen niet in je gezichtsveld.

Ik moet denken aan mensen die dement worden en die niet meer thuis kunnen wonen. Ze komen terecht op een wachtlijst, want er is voor hen nog geen plaats in een verpleegtehuis. Een plaatsje vrij houden kost immers te veel geld. En als je op die wachtlijst staat, kom je opeens in een ander zorgsysteem terecht waardoor, juist op dat moment, er minder zorg voor je beschikbaar komt. En de mantelzorgers moeten dat maar opvangen.

En ik moet denken aan twintigers. Voor hen is ook geen plaats hier in Delfgauw. Huizen genoeg voor modaal of boven modaal. Maar al die tieners in Delfgauw die twintigers worden. Voor hen is geen plaats. Ze verdwijnen uit ons gezichtsveld.

Ik moet denken aan vluchtelingen. Net zoals Josef en Maria op reis gedwongen door machthebbers die over hun hoofden een machtsstrijd uitvoeren. Ze stranden op Griekse eilanden, leven als slaven in Libië of in overvolle vluchtelingenkampen in Afrika.

En die mensen die hier wel een plaatsje vinden, hebben vaak geen plaats voor elkaar. Hoe vaak spreek je je buren nou echt? Is er plaats in je agenda voor echte ontmoeting? Is er plaats voor jezelf tussen alle to-do-lijstjes, appjes en deadlines?

Het roept ook de vraag op of er nog wel plaats is voor God. In dit dorp? In ons leven? We hebben gelukkig een eigen kerkgebouw. In Rotterdam worden kerkelijke gemeenschappen tegenwoordig de wijkcentra uitgeschopt. Geloven dat doe je maar thuis of in een eigen kerkgebouw. Dat mag niet in het publieke domein. Hier halen we met enige regelmaat activiteiten van de burgerlijke gemeente de kerk in. Dat lijkt me een betere manier van kerk en staat om samen te werken.

Maar is er ook ruimte voor God? Maken we ruimte om God te zoeken, te ontmoeten? Of hebben we geen tijd, geen plaats, geen idee?

God heeft niet zoveel plaats nodig. Hij neemt genoegen met een voerbak. Hij raakt ons in die ene kerstnachtdienst in het jaar. Hij ontmoet ons in die ander voor wie wij een plaatsje opschuiven. Hij is bij ons in onze eenzaamheid, als er voor ons geen plaats lijkt te zijn. De Heer en Koning van hemel en aarde komt bij ons wonen in een kleine baby. Meer plaats heeft God niet nodig.

Deze kerk is ook zo’n plaats. Een plaats waar je God kunt ontmoeten. Een plaats waar plaats hoort te zijn voor iedereen. Een plaats waar we oefenen om een plaatsje op te schuiven, om ruimte te maken voor de ander. Een plaats waar we God tegenkomen. In een woord, in een lied, in een gebed, in een ontmoeting. Hier ben je welkom. Ook voor jou is hier een plaats. Samen dichtbij de voerbak. Amen.