Preek over ‘Hoe lang nog’

bij Habakuk 3 16-19, door Arthur Rebel, stagair predikant-in-opleiding Kerk Delfgauw

Bijbellezing Habakuk 3:16-19:

Ik hoorde dit alles en ik beefde vanbinnen,

ik vernam het en mijn lippen trilden

 Mijn botten werden aangevreten,

ik stond te trillen op mijn benen,

wachtend op de dag van onheil,

de dag die komt voor het volk dat ons aanviel.

Al zal de vijgenboom niet bloeien,

al zal de wijnstok niets voortbrengen,

al zal de oogst van de olijfboom tegenvallen,

al zal er geen koren op de akkers staan,

al zal er geen schaap meer in de kooien zijn

en geen rund meer binnen de omheining –

toch zal ik juichen voor de HEER,

jubelen voor de God die mij redt.

God, de HEER, is mijn kracht,

hij maakt mijn voeten snel als hinden,

hij laat mij over mijn bergen gaan.

Voor de koorleider. Bij snarenspel.

Preek

Geliefde gemeente,

Vanochtend wil ik u meenemen naar een andere tijd. De tijd van Habakuk. Over Habakuk zelf weten we heel weinig. Het is redelijk veilig om te zeggen dat hij een profeet was. Wat we zeker weten is dat hij ons een dun boekje heeft nagelaten. Wat we net hebben gelezen is een enorme geloofsuitspraak. Het getuigt van innig vertrouwen: ‘’Al zal er geen koren meer op de akkers staan, zelfs geen schapen in de kooien staan en zelfs geen rund meer binnen de omheining – toch zal ik juichen voor de HEER.’’ Mooi, hè? Wat een fijne, vrome tekst!

Wij zijn zo vaak geneigd om deze pareltjes te isoleren van hun context. Als we (of vaker: anderen) in de moeilijkheden zitten, grijpen we maar al te graag naar een dergelijke Bijbeltekst om maar niet de duisternis en het onbegrip te hoeven ervaren, wat ten diepste in onze harten woekert. Habakuk heeft een iets langer verhaal dan alleen het gedeelte dat we net gelezen hebben. Habakuk komt namelijk niet zonder slag of stoot bij deze conclusie. Dit is een kleine fractie van het boek dat hij schreef. Laten we daarom beginnen bij het begin.

In de tijd van Habakuk joeg er een storm door de wereld die alles wat op haar pad belandde vermoordde en verpulverde. Die storm heette Babylon. De Babyloniërs waren een wreed volk dat moordend en verkrachtend rondtrok. En deze storm stevende recht op Israël af. Habakuk zag dit gebeuren. Wanhoop en onbegrip sloegen hem om het hart, terwijl hij wachtte op het onheil dat naderde voor hem en zijn volk.

Habakuk verwoordde dit zo. Leest u vooral met mij mee:

Habakuk 1:2-4:

Hoe lang nog, HEER, moet ik om hulp roepen

en luistert u niet,

moet ik ‘Geweld!’ schreeuwen

en brengt u geen redding?

Waarom toont u mij dit onheil

en ziet u zelf de ellende aan?

Ik zie slechts verwoesting en geweld,

opkomende twist en groeiende tweedracht.

De wet wordt ondermijnd,

het recht krijgt niet langer zijn loop,

de wettelozen verdringen de rechtvaardigen,

het recht wordt verdraaid.

Habakuk wist dat de enige persoon die deze razernij kon tegenhouden God was, al begon hij daar langzamerhand misschien ook wel aan te twijfelen. God deed namelijk niets. God was stil en Habakuk schreeuwde: ‘’Hoe lang nog, HEER?’’ We gaan nu een lied zingen dat gebaseerd is op Habakuk 1 en deze tekst op een prachtige en eigentijdse manier verwoordt.

Lied: Waarom, waarom?

Voor de preek heb ik me aan u voorgesteld. Ik heb u verteld wie ik ben en wat ik doe. Echter, zoals niks vanzelfsprekend is, is het niet vanzelfsprekend dat ik hier vandaag sta. Habakuk riep ook persoonlijke dimensies in mij wakker, die ik graag met u zou willen delen. Ik heb wellicht geen Babyloniërs onder ogen moeten zien; toch is mijn leven niet altijd zonder angst geweest. Vanaf mijn vierde heb ik te maken gehad met een gegeneraliseerde angststoornis. Vele nachten heb ik wakker gelegen, piekerend over de dood, ziektes en het feit dat ik gek werd van het piekeren. In de diepste dalen van die tijd heb ook ik geschreeuwd: ‘’Hoe lang nog, HEER?’’ Ook bij mij was het stil. Doodstil. Herkent u die akelige stilte? De stilte die zo diep snijdt, dat zij enkel kan worden verbroken door een schreeuw; een hartenkreet. Of kent u iemand in uw omgeving die zo lijdt en weet u niet wat u te doen staat?

God reageert heel kort op Habakuk door te beschrijven hoe de Chaldeeën, het volk dat zich in Babylon gevestigd had, marcheren en alles op hun pad vernietigen. God vertelde dat ook het volk van Habakuk onder voet zal worden gelopen. Dan is God weer stil. Habakuk is niet tevreden met deze reactie, omdat het geen antwoord is. Hij roept God ter verantwoording: is de straf voor de zonden van Israël niet veel erger dan de misdaad? Hoe kan God nu toekijken hoe een moordend, misdadig en gruwelijk volk zijn gang gaat, terwijl Israëls misdaden van veel mindere mate zijn?

We weten niet hoe lang het geduurd heeft voordat God kwam met een reactie. In het tweede hoofdstuk zegt Habakuk het volgende over hoe hij Gods antwoord opwachtte:

Habakuk 2:1:

Ik ga nu op mijn wachtpost staan,

betrek mijn post op het bolwerk,

kijk uit om te zien wat de HEER mij zal zeggen,

wat Hij mij antwoordt op mijn verwijt.

Gods antwoord is duidelijk. Eerst moet het volk Israël de straf ondergaan die zij verdient voor de wandaden die zij heeft begaan. Dan zal God een vernietigende slag toebrengen aan de Chaldeeën van Babylon. ‘’Wee hen,’’ zegt God. De aarde zal vol van kennis van God zijn, zoals de zee vol water is. Babylonië zal God leren kennen als Degene die recht doet.

Nu zijn we aangekomen bij hoofdstuk drie, waarin Habakuk reageert op hetgeen God hem verteld heeft. Hij opent: ‘’Voor wat u gaat doen, HEER, heb ik ontzag.’’ Met zeer beeldende taal zet Habakuk een God neer die buitengewoon machtig is. Ontzagwekkend. Zelfs angstaanjagend. Dit is een klein fragment van die beschrijving: ‘’U haalt uw boog tevoorschijn, op uw bevel zoeven de pijlen, met stromen van water splijt u de aarde. De bergen zien u en beven van angst, een stortvloed van water kolkt voorbij.’’

God is niet alleen machtig, ontzagwekkend en angstaanjagend. Hij is ook woedend. Hij is woedend op verdrukkers. Ze worden beschreven als mensen die er plezier in scheppen om ‘’in het geniep een arme stakker te verslinden.’’ Over zulke mensen komt een afgrijselijk oordeel.

We zijn beland bij de geloofsuitspraak van Habakuk. Habakuk beefde van binnen. Hij voelde zich verschrikkelijk, terwijl hij wachtte op de dag van onheil die over het volk zou komen dat hen aanviel. Zijn gevoel is niet veranderd; wat er is veranderd is zijn vertrouwen in God als Degene die rechtdoet.

Habakuk acht God te vertrouwen, ondanks het feit dat er zal worden gepoogd om zijn volk uit te roeien. De HEER is zijn kracht.

Zo is Habakuk bij de vroom klinkende verzen aan het eind van zijn boek gekomen. Zo is het hele verhaal. Zo is het leven, waar we allemaal onze butsen en deuken oplopen. Zo ook ikzelf.

Godzijdank was de stilte niet het einde. Toen ik eenentwintig was, kwam God met een antwoord op mijn klagen. Ik pretendeer niet te begrijpen waarom het zo lang geduurd heeft of dat ik nu nooit angst meer voel. Het antwoord op mijn schreeuwen stond in de Bijbel en is ontdekt door vele mensen voor mij. Het antwoord ligt, in de eerste instantie, in het schreeuwen zelf. Ik had al die tijd God om hulp geroepen, geproclameerd dat Hij de Overwinnaar was en al de andere dingen. Ik had echter nooit oprecht tegen God geschreeuwd zoals Habakuk deed. Ik had nog nooit die oprechte hartenkreet bij Hem neergelegd. Bij God is er ruimte om het uit te schreeuwen; niet alleen Habakuk laat dat zien. Er is een overvloed aan voorbeelden te vinden in de Psalmen. Zelfs Jezus schreeuwde zijn diepe verdriet uit naar God.

In de tijd van mijn angststoornis waren er mensen om mij heen die gelijk kwamen met teksten als Habakuk 3:16-19, zonder in acht te nemen wat eraan vooraf ging. Ikzelf voelde me ongemakkelijk daarbij. Misschien kent u dat ook wel. Dat er iets gebeurt in uw leven waar nauwelijks woorden voor zijn. Dat er een storm van Babylonische proporties op u afkomt. Is het dan niet meer dan logisch om het uit te schreeuwen naar God? Sommigen zullen zeggen dat dat getuigt van een zwak geloof. Ik geloof dat er geen sterker geloof is dan het geloof dat schreeuwt. Wat ik daarmee bedoel, is dat iemand goed moet weten waar God toe in staat is en hoe machtig Hij is, vooraleer iemand hem aanroept op deze manier. Het kan toch niet zo zijn dat de God waar ik in geloof machteloos toeziet hoe Zijn kinderen verpulverd worden door stormen die Hij met een vingerknip kan tegenhouden? Tuurlijk schreeuw je dan! Wellicht heeft u wel eens de neiging om mooie, vrome teksten te sturen naar mensen die lijden. Dan wil ik u vandaag zonder waardeoordeel uitnodigen om uzelf de vraag te stellen: waarom stuur ik nu deze tekst? Helpt het de persoon die lijdt? Helpt het uzelf? Wat zeg ik eigenlijk met deze tekst? Om dit toe te lichten: ten tijden van mijn angststoornis waren er meerdere mensen die de brand wilden blussen met de tekst ‘volmaakte liefde drijft angst uit’ (1 Johannes 4:18-19). Voor mij werkte deze tekst averechts. Kon ik niet liefhebben, omdat ik angst had? Kon ik Gods liefde niet ontvangen, omdat ik bang was? En ben ik dan wel welkom bij Hem zolang ik nog bang ben? U begrijpt dat ik enkel banger werd, terwijl het ongetwijfeld de bedoeling was om mij te bemoedigen en de angst ermee uit te drijven. Er zijn mensen die zelf al in de ‘Habakuk 3 fase’ zitten en echt diep van binnen geloven dat de HEER hun kracht is. Die mensen hebben zelf ook door Habakuk 1 moeten worstelen. Er zijn ook mensen die bang zijn om het lijden onder ogen te zien. Zij kun de rauwe roep naar boven nog niet aan. Zij denken dat ze in de Habakuk 3 fase zitten, terwijl ze zich krampachtig vastklampen aan hun vroomheid. Dan is het fijn om met Habakuk 3:16-19 te strooien, want dat bedekt die vreselijke willekeur en duisternis van het leven. De mensen die al in de Habakuk 3 fase zitten zouden genoeg vertrouwen mogen hebben in de God die betrokken is met ons en ons antwoordt als wij hem aanroepen. Wat we dan wel kunnen doen om mensen bij te staan, zal ik u zo vertellen.

Het tweede component van dat antwoord op het klagen ligt in het uitkijken naar God. Het beklimmen van de wachtpost. Hoe lang het zal duren kan niemand zeggen, maar dat Hij komt zal zeker zijn, al wist ik dat nog niet toen ik mijn wachtpost beklom. Dat beklimmen van de wachtpost is overigens niks anders dan God de ruimte geven in onze levens om te antwoorden. Dat kan voor iedereen anders ingevuld worden. Voor de één werkt het om stil te worden voor Hem, voor de ander helpt een boswandeling. Lees verhalen zoals die van Habakuk, omdat God al eerder heeft geantwoord op onze vragen. Het laatste component van het antwoord is de belofte van God. Die belofte is in levenden lijve naar ons toegekomen als een kindje in een kribbe. Het grootste goed van het schreeuwen naar God is dat Hij naast ons staat als wij dat doen. Toen Jezus aan het kruis riep ‘’Mijn God, Mijn God, waarom heeft U Mij verlaten?’’ schreeuwde Hij ook onze schreeuw. De belofte na die schreeuw is opstanding voor iedereen die zijn vertrouwen stelt in Hem. Die belofte houdt ook in dat God recht zal doen in het einde. Dat gebeurt als Hij terugkomt naar ons.

Ja, laat ons schreeuwen naar God. Dat kunnen we wél voor elkaar doen. Jezus is hierin onze grootste bondgenoot. Met Hem kunnen ook wij naast de ander gaan staan om mee te roepen: ‘’Hoe lang nog, HEER?’’ Laten we dan op onze knieën vallen als Hij ons eindelijk antwoord zal geven en vervolgens bevend en trillend opstaan om vol vertrouwen te kunnen zeggen dat Hij onze kracht is.

Tegelijkertijd staan we in dit leven en dit leven is vol onrecht en vol kwaad. Er zijn nog steeds mensen die er behagen in scheppen om in het geniep een arme stakker te verslinden. Ondanks onze situatie en ondanks deze wereld, spreken we in geloof, met Habakuk:

Habakuk 3:16-19 (nogmaals)

Ik hoorde dit alles en ik beefde vanbinnen,

ik vernam het en mijn lippen trilden

 Mijn botten werden aangevreten,

ik stond te trillen op mijn benen,

wachtend op de dag van onheil,

de dag die komt voor het volk dat ons aanviel.

Al zal de vijgenboom niet bloeien,

al zal de wijnstok niets voortbrengen,

al zal de oogst van de olijfboom tegenvallen,

al zal er geen koren op de akkers staan,

al zal er geen schaap meer in de kooien zijn

en geen rund meer binnen de omheining –

toch zal ik juichen voor de HEER,

jubelen voor de God die mij redt.

God, de HEER, is mijn kracht,

hij maakt mijn voeten snel als hinden,

hij laat mij over mijn bergen gaan.

Amen.