bij Kolossenzen 4:7-18
Leerlingen van Jezus, gasten in ons midden,
De afgelopen zomer hebben we ons in Kerk Delfgauw bezig gehouden met de brief aan de Kolossenzen. Vandaag dus het laatste stukje. Je kunt die brief samenvatten met vijf keer nieuw:
- Een nieuwe tijd
- Nieuwe vrijheid
- Nieuwe kleren
- Een nieuw leven
- Een nieuwe gemeenschap
Ik ga de eerste vier nog even langs.
We begonnen met een nieuwe tijd: het onderscheid tussen olam haze en olam haba.
Olam hazeh is de tijd voor Jezus. In die tijd had de zonde vrij spel. Alle volken inclusief Israël waren in de macht van afgoden. Israël was niet in staat om een licht te zijn in die duistere wereld en te laten zien hoe God het wél bedoelt had.
Maar met Jezus’ opstanding is olam haba aangebroken. De nieuwe tijd van vergeving en vrede. En eens komt Jezus terug. Dan is olam hazeh afgelopen, en leven we in olam haba. De doden zullen net als Jezus opstaan. En dan komt de hemel op aarde. Deze aarde wordt vol van Gods glorie. God zal dan alles herscheppen. Maar nu leven we nog in een overgangstijd. Tussen d-day en v-day in. De beslissing is al gevallen. Jezus is opgestaan en de overwinning is zeker. Maar de overwinning is niet altijd zichtbaar. Wij zijn in de huidige wereld, olam hazeh, maar we zijn tegelijkertijd deel van de hemelse erfenis, olam haba.
En bij die nieuwe tijd hoort nieuwe vrijheid. We zijn in de doop met Christus gestorven en weer opgestaan. We horen nu bij Hem. En daardoor zijn we vrij. Vrij van religieuze tradities. Vrij van meningen van mensen. Vrij van schuld. Vrij van geestelijke machten en krachten.
En we hebben nieuwe kleren gekregen. Hemelse kleren. We zijn nieuwe mensen, hersteld als evenbeeld van God. We mogen meer en meer gaan lijken op Jezus. Daarom moeten we breken met zondige gewoontes. En de nieuwe mens aantrekken.
Bij die nieuwe mens hoort een nieuwe manier van leven, nieuwe gedragsregels. Medeleven, goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid, geduld, elkaar verdragen. Liefde, vrede, dankbaarheid. Concreet betekent dat dat we in ons hele leven moeten doordenken wat het betekent dat we leven onder de heerschappij van Christus. We leven niet meer vanuit dwang en voor de goedkeuring van mensen. Maar vanuit de liefde van Christus.
En zo vormen we een nieuwe gemeenschap:
11Dan is er geen sprake meer van Grieken of ?Joden, besnedenen of onbesnedenen, barbaren, Skythen, ?slaven? of vrijen, maar dan is ?Christus? alles in allen.
En die nieuwe gemeenschap, daarvan getuigen die groeten die Paulus overbrengt. Op het eerste gezicht is het vooral een saaie lijst met namen. Maar als je die lijst goed analyseert, zie je dat het heel bijzonder is dat juist deze mensen door Paulus worden genoemd.
Want deze kerkleiders horen van nature helemaal niet in één rijtje thuis. Het zijn Joden en Grieken, slaven en vrijen, mannen en vrouwen, en ze verschillen qua afkomst en opleidingsniveau.
Zo noemt Paulus drie Joodse medewerkers, Aristarchus, Markus en Jezus Justus. Maar ook drie niet-Joodse of Griekse medewerkers: Epafras, Lucas en Demas. En dat is echt revolutionair. Joden en Grieken hadden in die tijd een hekel aan elkaar. Grieken vonden de Joden een stel barbaarse bergbewoners met rare religieuze gewoonten. Atheïsten: mensen die niet geloofden in het bestaan van de goden, wat gevaar opleverde voor de sociale stabiliteit. Ze werden gediscrimineerd en hoogstens getolereerd.
En Joden vonden Grieken een stel heidens ongelovige varkenseters. Mensen die bestemd waren voor de Gehenna. Mensen die hen al eeuwenlang onderdrukten, de vijand.
Maar in Christus zijn Joden en Grieken één.
Nog zo’n verschil: in het rijtje lezen we ook de naam van Onesimus. Hem kennen we uit de brief van Paulus aan Filemon, waar ik wel eens over heb gepreekt. Onesimus was de weggelopen slaaf van Filemon. Hij is tot geloof gekomen, en Paulus vraagt aan Filemon om hem vrij te laten, omdat ze nu broeders zijn in de Heer en dezelfde meester hebben. Paulus laat zien dat de verzoening in Christus betekent dat ook slaaf en meester zich moeten verzoenen. Dus slaven en vrijen zitten in één kerk.
Nog iets wat opvalt is de naam van Nymfa. Zij was blijkbaar de eigenares van het huis waar de kerk in Kolosse samenkwam. En daarmee een belangrijke leider van de kerk. In Christus is het onderscheid tussen mannen en vrouwen niet meer belangrijk.
De kerkleiders verschillen ook in waar ze vandaan komen. Je ziet hier een kaartje met alle verschillende plaatsen waar ze hun wortels hebben liggen. Aristarchus uit Tessalonica, Tychikus uit Asia, Onesimus en Epafrs uit Kolosse, Barnabas van Cyprus en Marcus uit Jeruzalem. Een heel internationaal gezelschap.
En wat ook opvalt is dat ze verschillen qua opleidingsniveau. Van Lucas wordt gezegd dat hij een arts is. Hij hoort daarmee bij de welgestelde elite. Paulus zelf is een intellectueel die in Tarsus jarenlang heeft gestudeerd. Hij is laten we zeggen professor in de filosofie en de Thora. En tussen die leiders staat dus ook de naam van Onesimus, die voormalige slaaf. En veel van de eerste apostelen waren natuurlijk doodeenvoudige vissers. Mensen van alle opleidingsniveaus zijn welkom om leiding te geven aan de kerk van Christus.
Wat we hier zien is dat het geloof in Jezus onoverbrugbare verschillen overbrugt.
11Dan is er geen sprake meer van Grieken of ?Joden, besnedenen of onbesnedenen, barbaren, Skythen, ?slaven? of vrijen, maar dan is ?Christus? alles in allen.
We zien dat in de kerk waar Paulus aan schrijft, verschillen niet meer belangrijk zijn, omdat alleen Jezus belangrijk is. En dus is er geen sprake meer van Joden en Grieken, slaven en vrijen, vrouwen en mannen, buitenlanders en binnenlanders, hoog en laag opgeleid. Dat is allemaal niet belangrijk. Want Christus is allen in allen.
Dat is hoe de kerk in de tijd van Paulus was. Met ook alle spanningen die daarbij horen. In Handelingen lees je hoe er een enorme ruzie ontstaat over of Grieken er nou wel of niet echt bij kunnen horen. Er zijn conflicten tussen Aramees en Grieks sprekenden, Filemon wordt streng en subtiel aangepakt over dat hij een christen als slaaf houdt, en de eenvoudige visser Petrus schrijft ook dat de teksten van de intellectueel Paulus soms wel erg moeilijk te begrijpen zijn. De Bijbel getuigt niet alleen van dat grenzen worden overschreden, maar ook van dat dat soms met ruzie, onbegrip, en verzoening gepaard gaat. Het gaat niet vanzelf.
Hoe zit dat nou bij ons, in onze tijd?
Er was deze week veel te doen over diversiteit in het debat over minister Blok. Aan de ene kant wordt gezegd dat het in de genen van mensen zit dat ze geen verbinding kunnen aangaan met mensen die echt anders zijn dan zij. Aan de andere kant wordt gezegd dat de multiculturele samenleving een succes is. En daartussenin zijn allerlei nuances. Diversiteit is misschien wel het belangrijkste onderwerp in de politiek.
Wij leven in een tijd waarin bepaalde grenzen steeds belangrijker worden. Een heel belangrijke onderscheid is dat tussen hoog en laag opgeleid. Kijk maar eens naar deze reclame, Promovendum, goedkopere verzekering voor hoger opgeleiden. Hoog opgeleiden krijgen om een of andere reden meer salaris, wonen in betere buurten, zijn gezonder, en hebben dus minder verzekeringskosten. Super handig om dan niet mee te betalen aan de kosten van het gepeupel, de laag opgeleiden. Die gedachte zit achter deze verzekeraar.
Maar in de kerk kijken we anders naar elkaar. We spreken van theoretisch en praktisch opgeleid. Want het een is niet hoger of beter dan het ander. In Christus zijn doeners en denkers allebei even waardevol. Een kerk met alleen praktisch opgeleiden kan moeilijk beleid maken. Een kerk met alleen theoretisch opgeleiden kan super goed vergaderen, maar handen uit de mouwen steken is er niet bij.
En een tweede verschil wat steeds belangrijk wordt is leeftijd. Jong en oud wonen op verschillende plekken, hebben verschillende communicatiemiddelen, komen elkaar praktisch niet meer tegen in onze samenleving. In de bus misschien, maar dan zit iedereen op z’n telefoon te kijken. De ideale leeftijd om te hebben is ergens tussen de 16 en 30. Dan ben je jong, gezond, flexibel, dan heb je en ben je de toekomst. Gelukkig hoor ik zelf ook bij deze groep, tenminste nog de komende twee weken. Als je ouder dan 30 bent, doe je er steeds minder toe. Dan snap je de ontwikkelingen niet meer, ben je niet meer relevant voor reclamemakers. Je komt in een midlife crisis, je leven lijkt er niet meer toe te doen. En als je echt oud wordt kost je de samenleving handen vol geld, en kun je er maar beter een einde aan maken. Die kant lijken we op te gaan.
In de kerk maakt je leeftijd niet uit. Natuurlijk zijn jongeren de toekomst van de kerk. We moeten als kerk ruimte maken, goed naar hen luisteren en in hen investeren zodat zij op hun manier kunnen groeien in geloof. Maar ze zijn niet belangrijker dan anderen. Ouderen noemen we senioren: senior christenen, mensen met meer leeftijd en ervaring, als het goed is verder gevorderd op de weg van de navolging van Christus. Het maakt niet uit of je jong of oud bent, of er ergens tussenin. Dat is ook de reden dat we de gemeentegroeigroepen inmiddels zo hebben ingericht dat iedereen van 20 tot 101 jaar daar terecht kan. Omdat we denken dat je juist veel kan leren van iemand met een andere leeftijd.
We kunnen daar echt nog in groeien. In het contact tussen verschillende leeftijden. Ook in de kerk, trek je toch het makkelijkst op met iemand van ongeveer jouw leeftijd. Breek daar eens door heen. Maak bij het koffiedrinken eens kennis met iemand van een andere generatie.
Een derde verschil dat belangrijk is, is waar je bent geboren. Lili en Howick weten hoe belangrijk dat is. Ze waren drie en twee toen ze hier kwamen wonen, en hun wieg stond in Armenië. Dus horen ze hier niet, zo luid onze wet. Ze moesten zichzelf in gevaar brengen om genade te kunnen vinden.
Ook in Delfgauw zie je steeds meer mensen met een niet-Nederlandse achtergrond. Helaas nog maar heel weinig in onze kerk. Misschien denkt u dat dat komt omdat het vooral moslims zijn, maar vijftig procent van de nieuwe Nederlanders heeft een christelijke achtergrond. We moeten er echt aan gaan werken om hen in Delfgauw te vinden en te zorgen dat ze zich hier in deze kerk thuis kunnen voelen.
Zo’n multi-culturele, multi-leeftijd, multi-opleidingsniveau kerk is echt niet makkelijk. Het is veel makkelijker om ons ook in de kerk te richten op één groep of op een hokje binnen de kerk. Maar in deze kerk geloven we dat we ook hierin gehoorzaam moeten zijn aan het evangelie. God wil ons in Christus één maken met elkaar. Over alle menselijke grenzen heen.
Doordat we elkaar hier ontmoeten, over al die grenzen heen, brengen wij vrede op de plek waar we wonen. Deze kerk is de enige plek in Delfgauw waar dorp en vinex elkaar echt ontmoeten en elkaar echt nodig hebben. We zijn daarin een voorbeeld voor de rest van Delfgauw.
En doordat we verschillen, hebben we ook veel meer verschillende talenten in huis. De één kan beleid maken, de ander schilderen, de volgende de techniek regelen, de ander les geven, de één is goed met tieners, de ander bid elke avond voor het slapen gaan trouw op z’n knieën voor de kerkenraad. Omdat we verschillen, hebben we alle talenten in huis die we nodig hebben.
En doordat we verschillen, komen we dichter bij de rijkdom die in God is. In het eerste hoofdstuk van Kolossenzen lees je:
19in Christus heeft heel de volheid willen wonen
Juist omdat we van elkaar verschillen, zien we verschillende aspecten van God. De één ziet God vooral als iemand voor wie je eerbiedig moet zijn. De ander ziet God eerder als vriend. De een heeft zijn leven goed op orde, en lijkt God niet zo nodig te hebben behalve als adres voor zijn dankbaarheid. Het leven van de ander is een puinhoop, maar juist in die puinhoop geeft vertrouwen op God nieuwe hoop en kracht. De één ziet geloven vooral als een uitdaging, de ander komt hier vooral om te worden getroost. De een gelooft vooral met zijn hoofd, de ander vooral met zijn hart. We kunnen zo veel van elkaar leren, juist omdat we anders zijn en daardoor ook andere aspecten van God zien. Als we willen groeien in geloof, hebben we elkaar nodig. Om de volheid die in God is steeds beter te leren kennen.
Als we van elkaar willen leren, moeten we elkaar wel erkennen als gelijken in Christus. Een voeler is niet beter dan een denker. Iemand met veel kennis, is net zo belangrijk als iemand die zijn geloof vooral doet. De een wil in de kerk vooral elke keer opnieuw geraakt worden, de ander komt hier uit gewoonte en zonder al te veel verwachting. De één is niet beter dan de ander. We zijn broers en zussen in Christus. En we kunnen zoveel leren door het geloof met elkaar te delen.
11Dan is er geen sprake meer van Grieken of ?Joden, besnedenen of onbesnedenen, barbaren, Skythen, ?slaven? of vrijen, maar dan is ?Christus? alles in allen.
Amen.