bij Genesis 2:18-25, sermon in English below
Leerlingen van Jezus, gasten met ons,
We gaan even uitzoomen. We begonnen een paar weken geleden met Genesis 1. God schept de hemel en de aarde. Het beeld van menorah bracht ons bij de zevende dag. Niet de zesde dag, waarop de mensen gemaakt worden is het belangrijkste. Maar de zevende dag. Als God zijn schepping komt bewonen en daar komt rusten. De schepping is als een tempel.
Genesis 2 zoomt verder in. Op hoe God in Eden een tuin aanlegt. Daar plaatst hij Adam. Deze mens mag zorgen voor de tuin. God dienen door te werken in de tempel door de lof aan God te brengen. En hoeden over de tuin door Gods zegen als een rivier vanuit de tuin over Eden en de schepping te verspreiden. Door de hele wereld te irrigeren met Gods levende water. Door niet eigenwijs te zijn, maar Gods wijsheid samen te zoeken.
Maar. Deze mens in de tuin, Adam, is alleen. En dat is niet goed. Hij kan Gods zegen niet in zijn eentje dragen.
God gunt Adam een helper. En bij dat woord ‘hulp’ moeten we even stilstaan. Want de hulp die God gaat maken is geen hulp in de huishouding met het aanrecht als enige recht. Het gaat om het Hebreeuwse woord ‘Ezer’, denk maar aan de naam Ezra. Ezer betekent helper. In de Bijbel wordt dat woord niet gebruikt voor een huishoudster. Maar voor God zelf.
God is een helper die helpt als wij onszelf niet kunnen redden. Het is niet goed dat Adam alleen is. Hij heeft een helper nodig. Zoals wij allemaal Gods hulp nodig hebben. Niet een assistent. Maar iemand die ons verlost, die ons redt. Onze hulp en onze verwachting is van God onze Heer. Hij die alles maakte, laat niet los wat Hij begon.
We zingen over God als helper: PS121 (DNP)
God had Adam, de mens, gevormd uit de adamah, de aarde. En nu vormt God dieren uit de adamah, en brengt ze voor Adam. Hij mag ze een naam geven.
Hier geldt weer dat je goed vast loopt als je dit ziet als een beschrijving van hoe het huis gebouwd is. In Genesis 1 zijn de dieren er eerst op dag zes, daarna pas de mensen. Hier lijkt Adam er eerst te zijn.
Maar het gaat om hoe het huis een thuis is geworden. In dit geval om de verhouding tussen mens en dier. Adam mag de dieren een naam geven. Dat is een manier om over de schepping te heersen. Benoemen is bepalen. Maar mens en dier komen komen beiden voort uit de Adamah, de aarde. Ze zijn dus verschillend, maar wel verbonden.
En dat geldt ook voor de vrouw. Als je dit leest als een natuurkundig beschrijving, dan lijkt het hier op neer te komen.
Adam is een patiënt met een probleem, namelijk dat hij alleen is. Adam gaat naar het ziekenhuis. Eerst naar de Anesthesie. Hij krijgt volledige verdoving. Dan naar de operatiekamer. En op de ok wordt zijn rib verwijdert. Adam gaat naar de uitslaapkamer, terwijl uit de rib een vrouw wordt gekweekt. Als de vrouw klaar is, wordt Adam uit zijn slaap gehaald en samen leven ze nog lang en gelukkig.
Maar dat is niet wat bedoelt wordt. Alle mensen komen voort uit de Adamah, de aarde. Alle mensen zijn gevormd door God uit stof, uit aarde, uit klei. Dat geldt voor Adam. Maar bijvoorbeeld ook voor Job.
Job 10:9
Bedenk toch dat u mij uit leem gevormd hebt, wilt u mij tot stof doen terugkeren?
Terwijl we er toch vanuit gaan dat Job uit de baarmoeder van zijn moeder is voortgekomen.
Dat we uit stof voortkomen betekent niet dat we niet uit een moeder geboren zijn. Het betekent dat we sterfelijk zijn. Stof zijn we, tot stof keren we terug. Al vanaf het begin van de schepping zijn de mensen afhankelijk van de levensboom, van God. Alleen bij Hem is eeuwig leven te vinden.
De vrouw heeft dezelfde oorsprong als de man. Ook zij is sterfelijk. Stof.
Adam wordt in slaap gebracht. Maar dat is geen anesthesie, eerder een soort visioen. En in dat visioen neemt God niet zozeer een rib van Adam weg, maar een betere vertaling is zijn zijde. De mens wordt gesplitst. De ene helft wordt een Ish, een man. De andere helft bouwt God uit tot een Isha, een vrouw.
Ish en isha zijn elkaars wederhelft. Het is niet goed dat de mens alleen is. De roeping van de mens, om als priesterkoningen Gods zegen te ontvangen en door te geven, niemand kan dat alleen. We hebben elkaar nodig. Mannen en vrouwen hebben elkaar nodig.
Wie je ook bent. Of je nu een partner hebt of niet. We hebben elkaar nodig om Gods zegen te ontvangen en uit te delen.
LD788:1 God die in het begin
Als Adam wakker wordt kijkt hij in de ogen van een nieuw schepsel. Een vrouw. De vrouw kijkt terug. En ze herkennen iets in elkaar. Wij horen bij elkaar. Wij zijn voor elkaar bestemt. Zoals Adam zegt: Dit is ze! Hij klinkt verliefd op het eerste gezicht.
Deze paar verzen vertellen van alles over het huwelijk tussen man en vrouw.
Een huwelijk heeft te maken met liefde. Met iets in elkaar herkennen. Dat kan als bij Adam, op het eerste gezicht. Het kan als een proces van jaren. Maar het begint met je verwonderen over die ander, die steeds meer vertrouwt wordt. En je daar steeds meer mee verbinden.
Trouwen is ook verlaten. Daarom maakt een man zich los van zijn vader en moeder en hecht hij zich aan zijn vrouw. Bij een huwelijksgesprek zeg ik altijd: in de Bijbel staan twee geboden over hoe je met je ouders moet omgaan. Het eerste weet iedereen wel op te noemen: eerbiedig/gehoorzaam/respecteer je ouders. Maar dit is het tweede gebod: je moet je ouders verlaten. Niet alleen letterlijk als je trouwt. Maar ook emotioneel: je partner moet voor jou op de eerste plek staan. Hij of zij is de eerste met wie je heftige dingen deelt. Je ouders moeten jou loslaten. En jij moet hen loslaten. Je je eigen weg gaan.
En het doel van het huwelijk is: meer en meer één worden. De verbinding die je aangaat als je trouwt is geen eindpunt, maar eerder een verzegeling om de reis samen verder te gaan. Om elkaar steeds weer tot hulp te zijn, steeds weer te verwonderen, steeds weer te respecteren, steeds weer te ondersteunen. Elkaar meer en meer aan te gaan voelen. Dichter naar elkaar toe groeien, en tegelijkertijd elkaar de ruimte te kunnen geven. Om meer en meer met elkaar te delen, zonder dat je je hoeft te schamen.
En dat maakt het huwelijk ook de beste plek voor het krijgen van kinderen. Een veilige plek, een stabiele plek. En het maakt het huwelijk de beste plek voor seks. Omdat je met elkaar verbonden bent. Veilig, zonder schaamte, ook op sociaal en emotioneel gebied. Onvoorwaardelijk. Dan kun je je ook echt aan elkaar geven.
Maar wie je bent in Christus is er niet van afhankelijk. Je leven is niet pas geslaagd als je kinderen hebt, als je seks hebt, als je getrouwd bent. Daar heeft het christelijk geloof zich altijd tegen verzet.
Wij zijn zonen en dochters van de hemelse Vader, boers en zussen van Christus en van elkaar. Niemand van ons is alleen. We zijn aan elkaar gegeven om elkaar te dienen, helpen, leiden en te respecteren. Als koningen en priesters in te tuin van Gods schepping. Als voorproefje van Gods Koninkrijk dat is en komt. Amen.
HH395 Ik wil jou van harte dienen
Disciples of Jesus, guests with us,
Let’s zoom out for a bit. We started with Genesis 1 a few weeks ago. God creates the heavens and the earth. The image of menorah brought us to the seventh day. It is not the sixth day, when men are made, that is the most important. But the seventh day. When God comes to inhabit his creation and comes to rest there. Creation is like a temple.
Genesis 2 zooms in further. How God plants a garden in Eden. There he places Adam. This person can take care of the garden. Serving God by working in the temple by bringing praise to God. And watch over the garden by spreading God’s blessing like a river from the garden over Eden and creation. By irrigating the whole world with God’s living water. By not being stubborn, but seeking God’s wisdom together.
But. This man in the garden, Adam, is alone. And that’s not good. He cannot carry God’s blessing alone.
God grants Adam a helper. And we have to dwell on that word ‘help’ for a moment. For the help that God is going to make is not a household help with the kitchen sink as its only right. It concerns the Hebrew word ‘Ezer’, just think of the name Ezra. Ezer means helper. In the Bible, that word is not used for a housekeeper. But for God himself.
God is a helper who helps when we cannot save ourselves. It’s not good for Adam to be alone. He needs a helper. As we all need God’s help. Not an assistant. But one who saves us, who saves us. Our help and our expectation is from God our Lord. He who made everything does not let go of what He started.
We sing about God as a helper: PS121 (DNP)
God had formed Adam, man, from the adamah, the earth. And now God forms animals from the adamah, and brings them before Adam. He can name them.
Here again, you get stuck if you see this as a description of how the house was built. In Genesis 1, the animals are there first on day six, then the humans. Here Adam seems to be there first.
But it’s about how the house became a home. In this case, the relationship between humans and animals. Adam gets to name the animals. That is one way of ruling over creation. To name is to determine. But man and animal both come from the Adamah, the earth. So they are different, but connected.
And that goes for women too. If you read this as a physics description, it seems to come down to this.
Adam is a patient with a problem, namely that he is alone. Adam goes to the hospital. First to the anesthesia. He is given full anaesthetic. Then to the operating room. And on the ok his rib is removed. Adam goes to the recovery room while a woman is grown from the rib. When the woman is ready, Adam is awakened from his sleep and together they live happily ever after.
But that’s not what is meant. All people come from the Adamah, the earth. All people are formed by God from dust, from earth, from clay. That goes for Adam. But also for Job, for example.
Job 10:9
Remember thou hast formed me of clay, wilt thou turn me back to dust?
While we still assume that Job originated from the womb of his mother.
Just because we come from dust doesn’t mean we weren’t born from a mother. It means we are mortal. Dust we are, to dust we return. From the beginning of creation, people have been dependent on the tree of life, on God. Only in Him can eternal life be found.
The woman has the same origin as the man. Also said is mortal. Dust.
Adam is put to sleep. But that’s not anesthesia, more like a vision. And in that vision, God doesn’t so much take a rib from Adam, but a better translation is his side. Man is split. One half becomes an Ish, a man. The other half God builds into an Isha, a woman.
Ish and Isha are each other’s other half. It is not good for man to be alone. The vocation of man, as priest-kings to receive and pass on God’s blessing, no one can do it alone. We need eachother. Men and women need each other.
Whoever you are. Whether you have a partner or not. We need each other to receive and share God’s blessing.
LD788:1 God who in the beginning
When Adam wakes up, he looks into the eyes of a new creature. A woman. The woman looks back. And they recognize something in each other. We belong Together. We are meant for each other. As Adam says: This is her! He sounds in love at first sight.
These few verses tell a lot about marriage between a man and a woman.
Marriage has to do with love. Recognize something in each other. That can be done as with Adam, at first sight. It can be a process of years. But it starts with marveling at the other, who is becoming more and more trusted. And connect with it more and more.
Marriage is also abandoning. Therefore a man detaches himself from his vein and mother and he clings to his wife. In a marriage interview, I always say: The Bible contains two commandments about how to deal with your parents. Everyone knows the first one: respect/obedience/respect your parents. But this is the second commandment: you must leave your parents. Not just literally when you get married. But also emotionally: your partner should come first for you. He or she is the first person you share violent things with. Your parents have to let you go. And you have to let them go. You go your own way.
And the goal of marriage is to become more and more one. The connection you make when you get married is not an end point, but rather a seal to continue the journey together. To help each other again and again, to amaze again and again, to respect again and again, to support each other again and again. To feel each other more and more. Growing closer to each other, and at the same time being able to give each other space. To share more and more with each other, without being ashamed.
And that also makes marriage the best place to have children. A safe place, a stable place. And it makes marriage the best place for sex. Because you are connected. Safe, without shame, also socially and emotionally. unconditionally. Then you can really give yourself to each other.
But who you are in Christ does not depend on it. Your life is not successful until you have children, if you have sex, if you are married. The Christian faith has always opposed this.
We are sons and daughters of the Heavenly Father, farmers and sisters of Christ and one another. None of us are alone. We are given to each other to serve, help, lead and respect each other. As kings and priests in the garden of God’s creation. As a foretaste of God’s Kingdom that is and is to come. Amen.
HH395 I want to serve you wholeheartedly