De preek van Witte Donderdag

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Israël leeft als slaven in Egypte. Al tientallen jaren worden ze uitgebuit, gedwongen tot dwangarbeid. Pasgeboren Hebreeuwse jongetjes worden vermoord door ze in het water van de Nijl te gooien. Israël schreeuwde het uit en roept God om hulp. En die hulproep, God redt ons! Jesjoea! wordt gehoord in de hemel.

God roept Mozes om zijn volk te bevrijden. Samen met Aäron roept hij de farao ter verantwoording. Egypte en haar goden worden getroffen door plagen omdat de farao zijn tot slaaf gemaakten niet wil laten gaan.

De Nijl en al het water verandert in bloed, de Egyptische nijlgod Hapi staat te kijk.

Het land word vol van kikkers. De godin met het gezicht van een kikker, Heket staat machteloos.

Het stof verandert in muggen, de god Geb kan er niks aan doen.

Steekvliegen teisteren de Egyptenaren, Chepri de afgod van insecten was onbereikbaar.

De veepest breekt uit, de koegod Hathor heeft er geen antwoord op.

Zweren overdekken de huid van mens en dier, Isis de godin van genezing is krachteloos.

Donder en hagel vernietigt de oogst, Seth de god van wind en storm houdt het niet tegen.

Sprinkhanen vreten alles op, Min de afgod van het gewas doet er niks aan.

Duisternis overdekt Egypte, Horus de god van de zon kan geen licht ontsteken.

Maar het hart van de farao verhart en ook na negen plagen is de farao niet bereid om het volk van God te laten gaan.

Het is een hopeloze situatie. De last voor de Hebreeërs wordt alleen maar verzwaard. Hun slavenbestaan wordt alleen maar meer uitzichtloos. Er is een ultieme daad van God nodig om de farao en de Egyptische goden te breken.

En zo komen we bij de pesachnacht. De nacht waarop Gods doodsengel alle oudste zonen van Egypte zal doden. De onderdrukker wordt het dierbaarste wat het heeft ontnomen. De Egyptische goden worden afgestraft. Osiris, de Egyptische afgod die gaat over leven en dood, wordt te kijk gezet als een hulpeloos verzinsel van mensen.

Maar aan Israël gaat Gods engel voorbij. Pesach, voorbijgaan. Israël is toegewijd aan de Heer door het bloed van een lam dat de deurposten bestrijkt.

Zo’n 1500 jaar later ligt een nakomeling van dit bevrijdde volk aan voor de viering van het pesachmaal. Zijn naam is Jezus, God redt. En redding is nodig. Opnieuw is het volk in handen van een vreemde macht, Rome. Nog steeds zijn er kwade machten die mensen in hun greep houden. Judas staat op het punt om zijn Heer en vriend Jezus uit te gaan leveren. Uit geldzucht, uit teleurstelling over dat Jezus niet aan zijn beeld voldoet, uit domheid, we weten het niet. Maar duistere machten hebben Judas in hun greep.

En opnieuw is er sprake van slavernij. Anders dan in Egypte. De hele mensheid is slaaf van de zonde. Het hart van de mens is in de greep van het kwade. Uit het hart komen boze gedachten, moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen en laster. Dat uit zich in verkeerde daden, verkeerde woorden. In chaos en praktijken die de schepping en de mensen slopen. Het kan zo niet langer. Het onrecht op de aarde schreeuwt om genoegdoening, om verzoening.

Daarom zal Jezus bloed vloeien. Tot vergeving van al onze zonden. Om het hart van mensen te reinigen. Om ons hart te reinigen. Jezus offert zich op voor ons. Het is ons niet gelukt om het verbond met God waar te maken. Daarom sluit Jezus een nieuw verbond. Hij herstelt de relatie tussen de Vader en zijn kinderen.

Daarom eten we van het brood, en drinken we uit de beker. Als teken van Gods trouw aan ons, ondanks onze ontrouw. We gedenken de weg die Jezus is gegaan voor ons. Om ons te bevrijden uit de slavernij van de zonde. Zijn liefde, zijn genade, zijn opoffering. Amen.