De preek van zondag 18 februari 2024

Lezingen Matteüs 16: 13-28 en 1 Petrus 2: 4-5

In deze periode is de kinderkerk bezig met verhalen over Petrus. De leerling van Jezus, die de leider werd van de gemeenschap van de christenen in de beginjaren. De man die met zijn mond vooraan stond, die vol goede wil was, maar die ook er zo naast kon zitten, die zo duidelijk Jezus in de steek liet. Vol hoogtepunten en dieptepunten. Ik heb vaker gemerkt, dat mensen het ergens bemoedigend vinden om over Petrus te horen. De leerling die Jezus soms zo grondig teleurstelde, en met wie Jezus toch verder kwam. Veel mensen herkennen zich in hem. Wij delen in zijn vreugde om wie Jezus is, wij herkennen ons erin dat ook ons geloof nog steeds in ontwikkeling is, en dat we moeten blijven leren.

Jezus begint met de vraag naar hoe men over Hem denkt. De namen die de mensen aan Hem geven, zijn namen van profeten die geen blad voor de mond namen. Of is Johannes de doper weer tot leven gekomen? Maar alle gedachten blijven hangen bij voorlopers van de Redder. En dan vraagt Jezus het aan zijn leerlingen: Wie zeggen jullie dat Ik ben? Dan is het Petrus die het woord neemt: U bent de Christus, de gezalfde, de Messias, de zoon van de levende God. Dat was hem en de andere leerlingen gaandeweg duidelijk geworden. De Redder die God zou zenden, Hij was hier bij hen. En Jezus reageert erop: Dit is geen conclusie die je beredeneerd hebt, dit is niet iets wat je ziet omdat je slim bent, maar dit is bewijs dat God je ogen geopend heeft. Want er zit toch altijd een geheim in, als je gaat zien wie Jezus is. Een geschenk van God. Ook al kiezen we zelf om te geloven of niet te geloven, je kunt het elkaar niet aanpraten, hoe graag je het ook zou willen. Maar op de een of andere manier is er op een gegeven moment de onverwachte ontdekking, dat Jezus ook jou op het oog heeft, dat zijn liefde jou raakt. Dan zie je wie Hij is, en dat roept vreugde op, dankbaarheid. Want het blijft een wonder dat God zo naar ons toekomt.

De gemeenschap van de christenen heeft deze belijdenis van Petrus herkend: in Jezus ontmoeten we God zelf, Hij is de openbaring van God in deze wereld. Niets en niemand is met Hem te vergelijken. En dat belijden we niet, omdat wij het zo graag beter weten dan moslims of hindoes, maar omdat Jezus de unieke openbaring is van God. Eeuwenlang hebben de christenen gezocht naar woorden die dat zo goed mogelijk konden omschrijven. Want het blijft toch een mysterie, dat wij in Jezus, die mens was zoals wij tegelijkertijd God zelf ontmoeten. Volledig God, volledig mens, zo heeft de kerk dat leren belijden. Hij is aan ons gelijk geworden (maar zonder zonde, dus in alles helemaal trouw aan God) om ons te maken tot kinderen van God. Hij is afgedaald om ons op te pakken en thuis te brengen bij God. En dat zijn niet alleen maar woorden, waardoor we kunnen zeggen dat we het nu snappen. Het zijn woorden die de weg wijzen naar het geheim, dat Hij ons in zijn handen heeft genomen, dat heel ons leven nu met Hem verbonden is. Woorden die ons de weg wijzen naar vreugde en vertrouwen.

Petrus is de eerste die deze belijdenis uitspreekt, dat Jezus de Christus is, de Messias. Door dit geloof zal hij de steunpilaar worden van de gemeenschap van christenen. Denk maar aan zijn toespraak op de Pinksterdag, waardoor 3000 mensen tot geloof kwamen. Denk maar aan zijn bezoek aan Cornelius, waardoor hij en de andere christenen ontdekten dat God ook niet-Joden riep om deel te zijn van de kerk. Sleutelbewaarder werd hij, die mensen binnen kon laten, maar die ook bewaakte. Hij moest de kerk helpen om keuzes te maken, zoals de rabbi’s dat deden: binden en ontbinden, hun leerlingen vertellen wat wel en niet kon. Door zijn belijdenis maakte Simon Petrus zijn bijnaam Petrus waar: steenblok. Op die rots zou de kerk steunen. Ik denk dat Petrus daar later ook aan dacht toen hij in zijn eerste brief schreef dat wij ons als levende stenen moeten laten gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel, door zich te laten vormen door de levende steen, Jezus Christus.

Wat Jezus tegen Petrus zegt, geldt voor hem en zijn plaats in de eerste gemeente. Je kunt er niet uit afleiden dat hij opvolgers zou hebben, die dezelfde taak als hij aan elkaar zouden doorgeven.

Jezus geeft ook een belofte aan dit begin van de gemeenschap die met Hem verbonden is: de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. Dat kan meerdere betekenissen hebben: er zullen allerlei aanvallen op de kerk worden gedaan, maar die zullen niet slagen. De kerk is geen experiment dat zal mislukken en verdwijnen. Het kan ook betekenen: Jezus zou gedood worden en begraven worden. Dan zou ook Hij in het rijk van de dood zitten opgesloten. Maar Hij zou opstaan uit de dood en de poorten van het rijk van de dood openbreken. Dat zie je op iconen van de opstanding vaak afgebeeld: Jezus die de poorten uit hun sponningen heeft getrapt en Adam en Eva bij de hand neemt en hen binnenleidt in het leven.

Jezus had nu ook een duidelijke opdracht voor zijn leerlingen. De term Messias kon zomaar verkeerd verstaan worden, als een leider die naar de wapens zou grijpen en een opstand zou beginnen. Zolang de mensen nog niet wisten hoe ze die naam moesten verstaan, moesten de leerlingen daarover zwijgen. Eerst moesten ze ook zelf leren verstaan welke weg Jezus zou gaan.

Tot zover is het verhaal wel bijzonder, maar eigenlijk nog heel rustig. De leerlingen van Jezus hebben Jezus beter leren kennen. Maar dan neemt Jezus opnieuw het woord, en gaat Hij aan hen uitleggen wat Messias betekent. Dat was ook voor hen echt onverwacht. Want ze hadden nooit gedacht, wat Hij hen nu vertelde. Hij zou in Jeruzalem veel zou lijden en ter dood gebracht zou worden, en op de derde dag opstaan? Dat kon toch niet? En ook wij hebben daar denk ik meer moeite mee dan met de belijdenis dat Jezus de Heer is, tegen wie wij mogen, moeten opkijken.

Dat Hij moest sterven, dat Hem volgen ook iets te maken heeft met kruisdragen, dat maakt ook ons onrustig. Waarom moest Jezus sterven? Moest Hij aan God de prijs betalen voor onze schuld? Of is dat een totaal verkeerd beeld van God? Want God is toch niet degene die ons wil straffen en die op andere gedachten gebracht moet worden? God is toch degene die het herstel van deze wereld en het wegdoen van onze schuld voor eigen rekening neemt, en niet een ander laat betalen? Jezus is toch zijn geschenk aan ons? Verklaringen over de noodzaak van het sterven van Jezus laten zien, wat wij kunnen bedenken. In de kerk in het Westen is veel nadruk gelegd op het betalen voor de zonden. In de Oosters-Orthodoxe kerken ligt er veel meer nadruk op de overwinning op de dood en de bevrijding van ons leven. Wij doen er goed aan om het vooral als een mysterie te zien, waar we met bewondering naar kijken. Jezus opent de weg naar God voor ons, overwint de macht van schuld en dood, geeft ons nieuw leven. Het blijft staan, dat Jezus wist dat zijn taak in deze wereld Hem aan het kruis zou brengen. Die weg ging Hij uit liefde voor zijn Vader en uit liefde voor ons. Hij moest een gevecht aangaan dat wij onmogelijk konden winnen. Hij zou de machten overwinnen van dood en geweld, het kwaad dat deze wereld bederft. Maar als Hij de Zoon van God is, is Hij dan niet levend veel sterker dan dood? Ik kan het niet vatten. Blijkbaar vindt zijn strijd op een ander niveau plaats dan ik met mijn verstand kan peilen. Maar ik houd me met dankbaarheid vast aan de woorden van Johannes: Zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. Zijn onbegrijpelijke weg is mijn, is onze redding!

En Petrus, het rotsblok, wordt dan ineens struikelblok. Hij kan de woorden over lijden en sterven niet verdragen. Hij slaat zijn arm om Jezus heen en neemt Hem mee, weg bij de anderen. Dat zal God toch wel verhinderen, dat kan Jezus toch niet overkomen! Alsof hij zegt: Doe toch niet zo vreemd, zeg toch niet zulke rare dingen! Dat klinkt in de oren van Jezus als de verzoekingen in de woestijn. De Satan doet weer een poging om Hem van zijn weg af te houden. En met duidelijke woorden maakt Hij Petrus duidelijk dat hij echt fout zit. Je moet mij volgen en van Mij leren, niet denken dat je het beter weet dan ik! Jouw menselijke logica is niet die van Mij! Want wat willen wij? Onszelf veiligstellen, zorgen dat we niet in de knel komen zitten, genieten van het leven. Vrij zijn om te doen wat we willen. En zo worden ook wij rechtstreeks zelf aangesproken. Wie achter Mij aan wil komen, die moet leren luisteren, en eigen gedachten loslaten, over wat goed is en de moeite waard. Onze meningen, wensen, voorkeuren, die zitten diep, en die vinden we vaak zo vanzelfsprekend, dat we ze niet eens tegen het licht houden. We hebben onze vaste gewoontes, die we niet gemakkelijk loslaten. En ook op vragen die opduiken, reageren we vanuit ons gevoel. Moet er plek zijn voor asielzoekers in onze gemeente? Volgen we dan ons gevoel, of vragen we serieus: Welke weg wijst U ons, Heer? Dan zullen er nog steeds kritische vragen zijn die we stellen, maar wel vanuit het besef dat we het over medemensen hebben. Waarheen gaan we dit jaar op vakantie, hoelang doen we nog met deze meubels? Is dat dan iets om voor te bidden: Heer, wat is hierin goed en wijs, met alles wat we weten over vervuiling en verspilling? Bespreek je ’s avonds met de Heer, hoe je vandaag gekeken hebt naar een collega op je werk? Denk je na over hoe je gesproken hebt over anderen, waar ze niet bij waren?

We horen het nu luid en duidelijk in ons land: we moeten eerst voor onszelf zorgen. Laat Oekraïne het zelf maar uitzoeken; als wij onze grenzen dichtgooien is ons land veilig en rustig. Het zal praktisch al niet zo werken. Maar ook op andere manieren gaat het dan mis. Als wij eerst en vooral aan onszelf denken, dan doen we onze ogen en oren voor een deel dicht, dan sluiten we ons hart. Met het gevaar dat het versteent, dat we koud en onbewogen leven. Maar dan verliezen we ons leven, dan zijn we geen mensen meer in wie de liefde van Jezus kan leven. Het vraagt een overwinning op onszelf, om ons bewust te openen voor de stem van Jezus, om Hem de weg te laten wijzen. Om te aanvaarden dat wij echt nog van Hem te leren hebben. Dan laten we ons niet beheersen door de angst dat we tekort zullen komen, angst dat er te veel van ons gevraagd zal worden. Deze oproep van Jezus wijst ons niet de weg van een zware inspanning, die ons uitput. Het is de uitnodiging om te leven vanuit de kracht van zijn liefde, zoals Hij leefde uit de liefde van de Vader. De angst dat Jezus iets onmogelijks vraagt, verdwijnt waar Hij ons overtuigt door zijn liefde voor ons, ons daarmee verwarmt, zodat die liefde in ons ook groeit en wij er vreugde in vinden om die liefde in te zetten voor mensen. Om iets van zijn koninkrijk te laten oplichten. Achter Hem aan, die zelf de grote bron is van liefde en leven, die mensen opent om te leven. Hij is niet gekomen om gebruik te maken van ons, maar om ons te verbinden met God, de bron van ons leven. En daarom is het voor ons van groot belang dat we naar Hem luisteren en ons door Hem laten vormen. Amen.

ds. Reinhard van Elderen