20e zondag na Pinksteren, 15 oktober 2023, 10.00 uur, Kerk te Delfgauw
ds. A. Sterrenburg, Voorburg
Lezingen: Jesaja 25: 1-9 en Matteüs 22: 1-14
Gemeente van Christus,
Hoe kunt u ons psalmen laten zingen waarin sprake is van een God die zijn volk het land van de belofte geeft en goed zorgt voor met name de zwakken, als datzelfde land in rouw gedompeld is en in staat van oorlog.
Hoe kunnen we het vanmorgen in de kerk over een feest hebben, terwijl de wereld zowat in brand staat?
U bent toch niet wereldvreemd, dominee! U weet toch wat er gebeurt?!
Ik heb het niet zelf bedacht, het is de aangereikte lezing voor deze zondag op het oecumenisch leesrooster, maar toch…
Gemeente het gaat in de gelijkenis die Jezus vertelt in Matteüs 22 inderdaad over een feest, over een bruiloft. Jezus kiest natuurlijk niet zonder reden juist dit beeld, want een bruiloft is niet zomaar een feest, nee, het is het feest van de liefde. En Jezus maakt met dit beeld iets duidelijk over het koninkrijk der hemelen.
Het is met het koninkrijk der hemelen als met een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Een koning, het is dus niet zomaar een willekeurig iemand. Voor zijn zoon. Hij wordt slechts als terloops genoemd. Toch denk je als je een beetje thuis bent in de Bijbel al gauw aan het trouwverbond van God met zijn volk. De sluiting van het verbond moet gevierd worden. Daartoe wordt het feest georganiseerd. Kosten noch moeite worden gespaard. Alles wordt in gereedheid gebracht. Nu alleen de mensen nog en het feest kan beginnen.
De koning stuurt zijn dienaren om de genodigden te roepen. Genodigd waren ze dus al en dat die bruiloft er aan zat te komen , kon dus geen verrassing zijn.
Maar nu stuiten we op een onverwachte wending in het verhaal. Ze wilden niet komen. Pardon. Wat krijgen we nou?! Wilden niet kómen????? Hoezo niet? Dit kunnen ze niet menen. Dat moet de koning ook gedacht hebben, want hij stuurt andere dienaren om de genodigden te roepen tot de bruiloft. Maar de roep is wel dringender. Hoeveel werk er allemaal in de voorbereiding heeft gezeten, het wordt gedetailleerd verteld. Alles staat voor hen klaar. Er wordt op hen gerekend.
Maar … ze sloegen er geen acht op. Ze negeren die dienaren gewoon. Ze sluiten hun oren voor de roep: Kom tot de bruiloft!
Dit is toch niet te volgen! Of vindt u van wel? Nee toch?! Hier zet je toch alles voor opzij! En afgezien van al die heerlijke gerechten , het is de kóning die nodigt. Dat is toch een hele eer! Hoe is het mogelijk, dat je dan onverschillig reageert. De uitnodiging niet op waarde schat? Het kon ze niets schelen. Ze nemen er geen notitie van. Dat kán toch niet. Dat kunnen ze toch niet máken.
Wat kon er dan gewichtiger zijn? Ze gingen heen, ze vertrokken eenvoudigweg , hadden andere dingen te doen. Welke? Werken op de akker, zaken doen. Kortom ze wilden zich niet laten storen in hun gewone bezigheden, die niet opschorten voor zoiets als een feest ter ere van de zoon van de koning. Die zoon krijgt zo geen erkenning als zoon. En daarmee zetten ze niet alleen de zoon van de koning voor schut, maar ook de koning natuurlijk. Ongerijmd!
Uit het leven gegrepen, dit verhaal? Nee, in ‘t geheel niet. Het verloop is zo absurd, zo tegenstrijdig aan wat normaal zou zijn, dat je wel naar de bedoeling gaat vragen. En dat wil Jezus natuurlijk ook met deze gelijkenis. Jezus, zegt, dat het zo in het Koninkrijk der hemelen toegaat. Dat is het Koninkrijk van God. Het Rijk waar God koning is, regeert. Waar zijn wil wordt gedaan. Dat is nabij gekomen, zo predikte Jezus in navolging van Johannes de Doper. Om aan dat Rijk deel te hebben, worden we uitgenodigd, door Johannes dus en Jezus, maar tot op de dag van vandaag ook door Jezus’ volgelingen. Dat Rijk is volle zaligheid! En wel, omdat daar recht en gerechtigheid geschiedt. Omdat daar niet de haat, maar de liefde regeert. Daar wordt naar elkaar omgezien, zodat niemand gebrek lijdt. Hongerigen worden er gevoed, naakten gekleed, de tranen worden er van de ogen gewist. Mensen zijn er gelukkig, omdat er verbinding is, onderlinge verbondenheid.
Hoe is dat bij ons? Verlangen we daarnaar. Dat dat van de hemel geschiedt op de aarde. Wat voor een samenleving willen wíj? Mag het van ons blijven zoals het is, omdat we ons eigen leventje te veel liefhebben? Kan het ons niets schelen als aan mensen tekort wordt gedaan en als mensen tekort komen. : ach ze moeten niet zeuren, die jongelui die geen woning kunnen huren -te duur – Die minimumleiders ook niet over dat er ook armoe wordt geleden, Er is altijd nog de voedselbank. … Laat ons met rust en val ons niet lastig. Denken wij er zo ook over?
Maar laat ons verder lezen, want de gelijkenis gaat verder. Alsof dat ‘negeren’ al niet erg genoeg was, zijn er ook nog genodigden die de dienaren van de koning gevangennemen, mishandelen en doden. De roep om naar die vreedzame samenleving toe te werken en eraan deel te nemen, wekt agressie. Ze nemen hun toevlucht tot geweld. Ja, die tegenkrachten zijn er , die bijvoorbeeld niets willen weten van vreedzame oplossingen en elk mogelijk initiatief daartoe saboteren. Die verdeeldheid, dood en verderf zaaien., de haat voeden. Ik hoef vanmorgen niet naar voorbeelden te zoeken helaas.
De koning wil wel royaal uitpakken, Maar Hij kan zijn gaven niet kwijt. Men wil niet delen in de liefde van de vader voor de zoon en die van de zoon voor zijn bruid. Wat een mooi feest had moeten worden, dreigt totaal te mislukken, op één grote teleurstelling uit te lopen. Ondankbaarheid, onverschilligheid, en zelfs agressiviteit zijn de reacties op de roep om mee te doen aan het feest van de liefde.
Dat vriendelijke woorden zoveel weerstand kunnen oproepen. Ondank is ‘s werelds loon.
Logisch toch, dat de koning woedend wordt. Hij had zich weliswaar eerst zo geduldig getoond. Maar dat is nu wel afgelopen. Hoe dúrven ze zó op zijn goedheid te reageren. Maar ….. is zijn reactie nog wel proportioneel? Zó boos is hij, dat hij zijn tróepen afstuurt op de moordenaars van zijn dienaren.. Hun stad wordt zelfs in brand gestoken.
‘Proportioneel’, ja dat woord wordt in onze dagen veel gebezigd in verband met de mate waarop Israël zal toeslaan na de gruweldaden door Hamas. We houden ons hart vast en terecht, denk ik. Want we zijn ménsen, en als mensen losgaan …
Van een menselijke koning kunnen we zo’n reactie als in de gelijkenis best verwachten. Jezus is niet zo positief over de koningen van deze wereld en we weten van meedogenloze heersers ook in ónze recente geschiedenis. Hoe die huisgehouden hebben.
Ja maar … bedoelt Jezus met de koning van deze gelijkenis wel zo’n aardse koning? Ik en misschien u ook wel, dacht de hele tijd bij die koning aan God. Ik vermoed, dat ook de evangelist Matteüs dat deed toen hij dit opschreef. Heeft Matteüs hierbij aan een concreet iets gedacht? Waarschijnlijk wel. Jeruzalem was in het jaar 70 na Christus verwoest en de Joden zagen dat als een oordeel van God. Wij hoeven Matteüs daarin niet te volgen. Dat wil ik ook niet. Voor je het weet, denk je in categorieën van ‘hun verdiende loon’. God verhoede , dat we dat ook zouden zeggen van wat er zich vandaag afspeelt.
Ik kan er echter niet omheen, dat de wijze waarop die koning uit de gelijkenis optreedt, nietsontziend en meedogenloos is. En de vraag dringt zich op: Kán de God van Jezus zó wel zijn?
O zeker, Je kunt als je dit leest denken aan Sodom en Gomorra, een verhaal overigens dat m.i. niet letterlijk is te nemen, maar natuurlijk wel wat wil zeggen. Want tóch: Er is toch ook zoiets als een oordeel over het kwaad. Je kunt de Eeuwige niet straffeloos tarten. Ik lees het als een waarschuwing. En wel aan óns adres!
In de gelijkenis wordt gesproken over ‘hun stad’ en wij kunnen daarbij aan heel andere steden denken dan Jeruzalem. Misschien Delft- Delfgauw wel. Want – wie zijn die genodigden? U, jij , ik misschien wel. Want u denkt toch zeker niet, dat wij deze gelijkenis lezen om naar ánderen te gaan wijzen? Kan het zijn, dat wíj de bruiloft over het hoofd zien, zo druk als wij kunnen zijn met van alles en nog wat: ons werk, onze handel? Wat weegt voor óns het zwaarst? Welke prioriteiten stellen wij in ons leven? Is het: Als wij de schaapjes maar op het droge hebben?
Gelukkig houdt hier de gelijkenis niet op en heeft ze ook een heel andere kant. Als die nodiging tot de bruiloft het beeld is van hoe het in het Koninkrijk der hemelen toegaat, dan is de deelname, het hopen op, verlangen naar en meewerken aan die samenleving- waar die bruiloft voor staat, iets dat God zeer aangelegen is. Want het is datgene wat Hij met de wereld/mensheid beoogt: de vreugde, de vrede, de vrijheid, het feest.
De feestzaal moet vol worden. En dan kijkt de koning verder dan degenen die hij genodigd had. Dan vervallen alle grenzen en blijkt zijn grenzeloze weldadigheid. Wie zijn dienaren ook maar tegenkomen, ze moeten hen nodigen. Bozen en goeden. Er licht een beeld van het Koninkrijk van God op waarin mensen niet buitengesloten worden , maar binnengesloten. God laat zijn zon opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen, zegt Jezus in de Bergrede.
Dat moet ons als kerk wat te zeggen hebben. In hoeverre mogen mensen van ons meedoen? Hoe gastvrij zijn wij? Willen we dat anderen delen in onze vreugde? Delen in onze rijkdom? Willen we rechtvaardig zijn? Denk aan de woorden ter aansporing uit Ezechiël 18. Daar staat ook die naakte tussen zonder kleed. Die laat je toch niet zo onbeschermd staan? Dat zou mensonwaardig zijn!
Waar het Koninkrijk van God gestalte krijgt is geen schraalheid, geen benepenheid, geen gierigheid, maar mededeelzaamheid, een royaal uitpakken , mildheid, vergevingsgezindheid. In dat Rijk heerst een goede mentaliteit , daar is een warme gunnende sfeer. Daar heeft men lief.
Dat gunnen we toch iedereen? Bent u, ben jij, ben ik al aan het nodigen geslagen? Hoeveel ernst maken wij met het nodigen? Op de nodiging zijn wij zelf toch al ingegaan, mag ik hopen?!
De bruiloftszaal loopt vol! Dat houdt méér in dan een volle kerk , dat begrijpt u wel. Fantastisch! Het feest kan tóch doorgaan. Een happy end! Of toch niet?
De gelijkenis zou hier kunnen stoppen, maar dat gebeurt niet. De koning komt zelf de bruiloftszaal binnen om te zien wie er allemaal aanliggen. En dan valt zijn oog op een gast zonder bruiloftskleed.
Wel ja, ik word hier toch echt niet vrolijk van. U wel? Waarom nu al die aandacht op die enkeling die niet mee wil doen blijkbaar, terwijl die hele zaal volzit met gasten die zich wèl gekleed hebben naar het feest. Kunnen we het maar beter laten bij die zaal die volloopt, bij dat happy end?
Laat ik beginnen met te zeggen, dat de koning uit de gelijkenis die eenling hoogst serieus neemt. Het kan hem echt schelen hóe mensen reageren op zijn roep om het feest mee te vieren. Waarom distantieert deze ene zich van de anderen. Die hebben het kleed dat hen aangereikt werd aangenomen en aangedaan. Zij willen echt ten volle als feestganger worden aangezien en die rol spelen, het ook zijn.
Ik las – en daar ging het letterlijk om de kleding waarmee je je kleedt – : “Je kleding en de kleuren die je draagt, doen ertoe. Voor een ander en vooral ook voor jezelf. Omdat het jou kan helpen om iets van je eigenheid, je creativiteit, je zachtheid, je autoriteit op je vakgebied te laten zien. Dat is toch het prachtige van ons mens-zijn, dat wij onze verpakking kunnen kiezen.”
Kiezen.., ja het is in onze gelijkenis ook een keus wat ik draag.
Ik weet niet hoe het u en jou vergaat, maar ik vraag me nu toch ernstig af, wat ik aanheb? Welk kleed draag ik? Ik moet nu ook denken aan al die mensen die met een vlag lopen te zwaaien. Het is weliswaar geen kleding, maar het is wel een wijze van zich presenteren. Met welke vlag presenteren ze zich? Met een Israëlische, Palestijnse , een vlag van Hamas? Een vlag met een vredesduif? Wie ben ik en waarmee associeer ik mij? Wie wil ik toebehoren?
Bedank ik voor de eer om iets uit te stralen van vreugde, vrede en liefde? Ben ik door het een of ander bitter gestemd? Kan ik het misschien niet hebben, dat de koning mensen van verschillend allooi, Jan Rap en zijn maat heeft uitgenodigd, zelfs slechteriken, hangjongeren, dat ‘spul’ , daklozen, Jan met de pet en noem maar op…? Vind ik, dat ik daar zo wel kan zitten zonder dat kleed?
Ja, waarom nam hij dat feestkleed niet aan? De koning wil dat weten.
En dan valt me iets op, dat de koning deze gast aanspreekt met ‘vriend’?
Dat komt maar 3 x voor in het Matteüsevangelie. De eerste keer is in Matteüs 20: 1-15 de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard. Degenen die de hele dag gewerkt hebben krijgen dan evenveel loon uitbetaald als de werkers van het laatste uur. Daar doen die eersten dan hun beklag over bij de landheer. En dan krijgen die ten antwoord: Vriend, ik behandel je toch niet onrechtvaardig. Ben je jaloers Letterlijk: Is je oog boos, omdat ik goed ben?
De 2e keer hier: Vriend, hoe ben je hier binnen gekomen terwijl je niet eens een bruiloftskleed aan hebt?
en de 3e keer in Matteüs 26: 50 Daar zegt Jezus tegen Judas: Vriend, ben je daarvoor gekomen? Om Mij over te leveren? Veelzeggend dat deze ene in dat rijtje van drie staat!
Vriend , vriendin … Je voelt de warmte, de liefde die daaruit spreekt. Of moet ik de vraag die volgt niet als een serieuze vraag beschouwen en bedoelt de koning die retorisch: Hoe haal je het in je hoofd! Ik opteer voor het eerste vanwege dat ‘vriend’. Om tot bezinning te brengen, tot zelfreflectie. De man zwijgt echter stil. En dat neemt de koning niet. Proeven van zijn maaltijd kun je alleen, als je de liefde aantrekt als een kleed. Want in het koninkrijk der hemelen distantiëren we ons niet van elkaar, maar verbroederen we en zijn aanstekelijk voor elkaar in het goed doen.
Tenslotte, gemeente, Kent u dat verlangen, die hoop op een aarde waarop Gods wil wordt gedaan? Zegt u ondanks alles wat op deze aarde aan ellendigs gebeurt : ‘En tóch …! Dan zal dat aan ons te merken, te zien zijn. Dan gaat er iets van ons uit en zijn we het ons zelf veelal niet eens bewust, dat wij iets van dat Koninkrijk zichtbaar of voelbaar maken en zo de hoop en het geloof aanwakkeren in de toekomst van God. Dan dragen wij dat kleed al waaruit blijkt dat wij toekomstmensen zijn, omdat wij geloven: Aan U is de toekomst, o God, kome wat komt.
Glorie aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest. Amen.