Preek over ‘een jaar niet zaaien’

Voorganger: ds. Van der Wolf-Cox
Schriftlezing: Leviticus 25:1-13

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Het gaat deze weken over zaaien en groeien. Ik vind het een vondst van de Bijbel Basics (nevendienstmethode) dat we het ook gaan hebben over niet-zaaien. En dat aan de hand van die oude leefregels voor het volk Israël, “Als je in het Beloofde Land woont, leef dan zo en zo met elkaar op dat land wat je van God in bruikleen krijgt,” die allerlei vragen stellen aan onze leefstijl. En daar is de veertigdagentijd voor, om eens kritisch naar je leven te kijken en je af te vragen: moet dit niet anders?

Het eerste beeld wat Leviticus 25 bij mij oproept, is het beeld van braakliggende grond. Een akker die alleen maar uit aarde bestaat, er groeit niets. Of zo’n stukje niemandsland in de bewoonde wereld waar niemand iets aan doet en waar toch van alles groeit.

Ik vind dat – spiritueel gezien  – een aansprekend beeld. Wat gebeurt er in je leven als je stopt met werken en zorgen, als je je leven eens een tijdje braak laat liggen? Alle processen waar je zo hard aan gewerkt hebt, laat je los.

Soms overkomt dat je, omdat je getroffen wordt door een ziekte of burn-out. Terwijl je altijd zo graag en intens bezig was, kan je niet meer. Voor de meeste mensen is dat een nare ervaring. Wie ben ik nog als ik niet dit of dat kan doen? Wat blijft er van mijn geloof over als ik niet mijn handen uit mijn mouwen kan steken? Je hebt het gevoel dat je een belangrijk stuk van jezelf verliest. Wat je doet, is misschien ook wel wie je bent. En wie ben je als je niets doet?

Dat kan je overkomen, dat je in zo’n niets terecht komt. Leviticus laat zien dat je er ook voor kan kiezen om je grond braak te laten liggen, gewoon omdat het daar tijd voor is. Zes jaar werken, één jaar rust. Sommige mensen nemen een sabbatical van hun werk en gaan dan een pelgrimstocht maken of ontwikkelingswerk doen. Maar je kunt ook pauze nemen van je vrijwilligerswerk. Jaren was je intensief betrokken bij het jeugdwerk, je draaide mee – zo heet dat in de kerk, – je was daar trouw in, ook al waren je eigen kinderen allang de club ontgroeit. En ineens besef je: ik kan er ook mee stoppen.

Na een tijdje onwennig rondlopen, zul je ontdekken dat nieuwe zaadjes de kans krijgen te ontkiemen in je leven. Juist door het loslaten van taken en plichten, ontstaat er ruimte, inspiratie voor iets nieuws. En heel vaak is dat iets anders dan wat er eerst was.

Ik denk wel eens: wat zou er gebeuren als we als kerk zo’n sabbatsjaar gingen houden? Niets organiseren. Kan dat eigenlijk? Dat je wel samen de bijbel leest en bidt en zingt, maar dat je niet 20 mensen nodig hebt in allerlei roosters om van alles daaromheen te doen. Dat je wel begaan blijft met je broeders en zusters, met iedereen in de samenleving die een beroep op je doet, maar niet met vergaderingen en een taakverdeling. Ik geloof niet dat het kan, het één roept het ander op. Blijkbaar is zaaien en oogsten, werk verzetten, ook een macht, die ons in de greep heeft.

Dus het eerste appèl wat er uitgaat van Leviticus 25 is: Durf jij een sabbatsjaar te nemen? Op welk terrein zou dat voor jou goed zijn? Waar dreig jij slaaf van je werk of van je taken te worden? Waarvan zou jij afstand moeten nemen?

Dat was mijn schot voor de boeg. Maar als je je verdiept in Leviticus 25 dan is er veel meer te ontdekken in deze leefregel van Israël.

Oefening in vertrouwen
Je grond braak laten liggen, mag een aardige gedachte zijn, maar je moet ook een beetje praktisch zijn. Wat zullen we eten in dat sabbatsjaar? We zijn toch niet voor niets altijd aan het zaaien en aan het oogsten? We willen niet van de honger omkomen.

Daar heeft de HEER aan gedacht. Wie zich aan zijn leefregels houdt, kan onbezorgd leven in het land.

“Bedenk dat ik jullie het zesde jaar zal zegenen met een oogst die voor drie jaar toereikend is, zodat je in het achtste jaar weer kunt zaaien en tot in het negende jaar kunt leven van de oude oogst totdat je dat jaar de oogst kunt binnenhalen.” (vs.21vv) Het doet een beetje denken aan het manna in de woestijn, dag voor dag leven uit Gods hand.

Dat sabbatsjaar is een oefening in vertrouwen. Ik vind dat een hele spannende. Waarin ben je zelf verantwoordelijk en waarin mag je geloven dat God voor je zal zorgen? In vertrouwen op God zeg je: “Als dit voor ons de weg is, geloof ik dat God ons wel zal helpen.” In verantwoordelijkheid zeg je: “Ik moet niet op God afschuiven wat aan mij is om te doen.” Als je grote zorgen hebt, waar je weinig invloed op hebt (vb je partner is vertrokken, of je piekert over de toekomst van je gehandicapte kind) kan dat vertrouwen op God een diepe bron voor je zijn. Maar soms krijg ik ook kromme tenen als ik hoor hoe mensen zelf een rommeltje maken van hun leven en dan een ander het laten opknappen: “Jullie zijn toch van de kerk….” Een jaar niet zaaien, een oefening in vertrouwen.

Iets anders:

Het land is van de HEER
Het land moet rust krijgen, zegt Leviticus. Akkerbouwers weten dat, dat je niet eindeloos dezelfde gewassen op dezelfde grond kunt telen, dan raakt de grond uitgeput. Je moet gewassen afwisselen en de grond verrijken, wil het blijven groeien. Maar hier is meer aan de hand dan deze agrarische wetmatigheid.

Het land is niet van ons, het is van de HEER. Hij geeft het je in bruikleen, maar het is niet je eigendom. Daarom mag het land niet eindeloos door ons geëxploiteerd worden. Het heeft recht op een rusttijd, ieder zevende jaar. Wij hebben het blijkbaar nodig om er steeds aan herinnerd te worden ‘het is niet van jou.’ We hebben het niet gelezen maar in vs.23 staat het heel duidelijk: “Land mag nooit verkocht worden, alleen verpand, zegt de HEER, want het land behoort mij toe. En jullie zijn slechts vreemdelingen die bij mij te gast zijn.”

Dat zet alle verhoudingen op zijn kop. Voor de Israëlieten die het beloofde land binnen zouden trekken. Maar ook voor ons. Wij leven met bezit. En ook al hebben we misschien geen eigen grond maar een huurflatje, dan nog voelt het wel als jouw plek. Datgene waar je recht op hebt. Maar de HEER zegt iets anders: vreemdelingen zijn wij, te gast bij Hem. Bezit is betrekkelijk.

Die diepe waarheid dat de aarde van de HEER is, roept kritische vragen op, naar ons toe. Besef ik wel dat ik geen eigenaar van de aarde ben, maar te gast bij de HEER? Als ik dat tot me door laat dringen, wat verandert er dan in mijn leven? Zou het woord ‘genoeg’ een grotere rol gaan spelen? Ik hoef niet alles uit dit leven te persen, omdat ik daar recht op zou hebben (het waard ben, zegt de reclame). En dank ik God ook voor de overvloed waarin ik mag wonen? Deel ik daar ook van, het is niet van mij….?

In het sabbatsjaar zijn we allemaal gelijk
Nog iets anders… Is het je opgevallen dat we in het sabbatsjaar, dat jaar waarin we niet zaaien en oogsten, allemaal gelijk zijn? Wat er in dat jaar spontaan groeit op het land is voor iedereen. Je mag er zelf van eten als ‘eigenaar’ van het land, maar ook je slaven en slavinnen, je loonarbeiders, in Israël had je beide: slaven en vrije arbeiders – de vreemdeling die bij je was, en ook de dieren: je vee en de wilde dieren. In het sabbatsjaar is iedereen gelijk.

Wij kennen dat eigenlijk alleen in grote nood. Als er een ramp gebeurt, zijn alle mensen even kwetsbaar en berooid, is ieder standsverschil weggevaagd. Maar hier is er een feest waarin het onderscheid wegvalt. Als een voorproefje van het koninkrijk van God.

Ook dat is een spiegel voor ons: wie denk jij dat je bent? Weet je wel dat we voor God allemaal vreemdelingen en gasten zijn op zijn aarde? En dat in zijn koninkrijk alle soorten van onderscheid er niet meer toe doen? Misschien moet je dan nu ook niet zo met die verschillen leven. Ze zijn er, toen in Israël en ook nu bij ons. Maar begin met het besef dat ieder mens door God geschapen is, ook diegene die zo anders is als jij.

Samenvatting tot nu toe
Al met al krijgen we veel om over na te denken vanuit Leviticus, een jaar niet zaaien. Waar zou je zelf iets van je werk moeten neerleggen? Durf je te vertrouwen op God in plaats van op je eigen hoofd en handen? Besef je dat de aarde van God is en daarom rust verdient en dat we voor Hem allemaal gelijk zijn? Dat komt allemaal mee met dat sabbatsjaar: eens per zeven jaar, een jaar niet zaaien.

Herstel verzoening jubeljaar
Maar naast de regel van dat sabbatsjaar wordt in Leviticus 25 een ander bijzonder jaar verordend. Na zeven sabbatsjaren, na zeven keer zeven jaar, moet er op een veel grotere schaal schoon schip worden gemaakt in het jubeljaar. Dat heeft trouwens niets met jubelen te maken. Joveel (wat dus bij ons ‘jubel’ is geworden) betekent ramshoorn. Het jubeljaar begint met de klank van de ramshoorn op Grote Verzoendag.

Iedere vijftig jaar is er een jaar van herstel. Een heilig jaar – een jaar wat aan God gewijd is. Wie grond is kwijtgeraakt door schulden krijgt het terug, schulden worden kwijtgescholden en slaven – ook vaak het gevolg van schulden – worden vrijgelaten en mogen terug naar hun oorspronkelijke grond en familie. Je kunt ernstig in de problemen zijn geraakt, maar je weet dat er een tijd van herstel komt. Eens in de vijftig jaar wordt de samenleving ‘ge-reset.’

Jezus betrekt dit op zichzelf in Lukas 4:18-19 als Hij zegt: “De Geest van de Heer rust op mij, want Hij heeft mij gezalfd om aan armen het goede nieuws te brengen heeft Hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.”

Dit alles raakt aan een diep verlangen van ons naar heelheid. Dat het weer goed komt. Je ziet zo vaak dat schuld de neiging heeft om steeds groter te worden. Als jouw ouders niet met geld kunnen omgaan, is de kans groot dat jij het ook niet leert. Zo ontstaat er een repeterende breuk van armoede. In het land van de HEER, komt er een dag dat je een nieuw begin kan maken.

Ook dat roept vragen op: waar verlang je zelf naar een nieuw begin? Welke oude patronen zou je achter je willen laten? Dat is niet per se een kritische vraag aan jou persoonlijk maar ook een vraag aan ons allemaal: in hoeverre kunnen we dat, zelf een nieuwe begin maken en een ander daartoe de ruimte geven? De werkelijkheid is weerbarstig. Maar we geloven in de God van Israël die deze regels meegeeft aan zijn volk. We geloven in Jezus Christus die ons leven nieuw maakt. Zou Hij niet een bron van kracht en nieuw leven kunnen zijn waar wij vast zijn komen te zitten?

Utopie of werkelijkheid?
Het is de vraag of er ooit een jubeljaar heeft plaatsgevonden in Israël. Voor een sabbatsjaar zijn aanwijzingen, dat ze het geprobeerd hebben ‘een jaar niet zaaien.’ En ook dat ze na de eerste oproep er toch van af zagen. (Jeremia 34:8-22). De schrijver van het bijbelboek Kronieken legt verband tussen de ballingschap en het niet houden van het sabbatsjaar (2 Kron.36:21) “Zo ging in vervulling wat de HEER bij monde van Jeremia had voorzegd. Zeventig jaar bleef het land braak liggen en had het rust, totdat alle niet in acht genomen sabbatsjaren vergoed waren.”

Maakt het uit, of ze zich er wel of niet aan gehouden hebben? Ik weet het niet. Het laat in elk geval zien hoe krachtig onze neiging is om wel te zaaien en te oogsten, altijd maar door. Hoe we toch steeds weer denken dat alles van ons afhangt. En hoe moeilijk we het vinden om te vertrouwen op God.

We begonnen met een braakliggend stuk grond. En een vraag: waar in jouw leven zou je eens een jaartje moeten stoppen met zaaien en oogsten? Wie weet wat voor moois er dan gaat groeien in die tuin van genade…

Amen.