De preek van 1 november 2015 – ds. Robert Stigter

Zendingszondag (1 Petrus 2:1-17)

Inleiding: seculier Delfgauw
Als kerkmensen zijn we hier in Delfgauw en omgeving een minderheid. We zijn vreemdelingen en bijwoners. Als huiswerk voor het nascholingstraject waar ik nu inzit heb ik de cijfers eens op een rijtje gezet.
In het oude Delfgauw is 22 procent van de inwoners lid van onze kerk.
In het nieuwe Delfgauw, Emerald 6,6 procent.
En als je kijkt naar het percentage mensen dat ook echt naar de kerk komt, dan zit op een zondag 2,1 procent van de inwoners van Delfgauw hier in de kerk.
Dat is niet zoveel. En wie dat het meest merken zijn de tieners. Want als je op een christelijke middelbare school zit zoals het CLD of het Stanislas, dan merk je dat er niet zoveel klasgenoten naar de kerk gaan. Misschien nog twee anderen, als je geluk hebt. Je bent een minderheid. En dat maakt het lastig om te geloven. Het is veel makkelijker om te geloven als je in de meerderheid bent. Bij de ouderen in de kerk was dat vroeger het geval. Ongeveer de hele klas ging toen naar de kerk. Maar dat is helemaal veranderd. Wij zijn in de minderheid. En het maakt het ook moeilijker om anderen te vertellen over het geloof. En het maakt het ook moeilijker om zelf te geloven en om te weten wat je gelooft. Want geloven is nu iets waar je echt zelf voor moet kiezen.

Jezus: melk van het woord, steen, in Christus zijn, opgebouwd als een huis/tempel
Het mooie van de Bijbeltekst die we vandaag lezen is dat Petrus ook schrijft aan christenen die heel erg in de minderheid zijn. En hij schrijft dat het voor hen en dus ook voor ons van groot belang is om je te gedragen als baby’s. Petrus schrijft: als baby’s ergens naar verlangen dan is het wel naar melk. Lekkere zuivere melk. Een baby kan helemaal wild worden als je een fles voor de neus houdt. En zo moet het ook met ons zijn, schrijft Petrus. Wij moeten verlangen naar geestelijk voedsel zoals een baby verlangt naar melk. We moeten telkens weer gevoed worden door de Bijbel, door samen te komen. Want zonder dat voedsel blijft er al snel niks van ons geloof over. Juist als de mensen in je omgeving niet geloven heb je geestelijk voedsel hard nodig. Jezus is goed voor ons, en door telkens weer te drinken van het geloof kun je dat telkens weer ervaren. Elke keer dat je naar de kerk komt kun je genieten van Jezus.

We kunnen genieten van Jezus als de levende steen. Petrus zegt een aantal dingen over Jezus als levende steen. Het zijn ingewikkelde beelden, ook omdat Petrus een aantal teksten uit het Oude Testament dwars door elkaar laat lopen. Petrus zegt: Jezus is de levende steen, en daarom zijn jullie ook levende stenen. In dat beeld van Jezus als levende steen zit iets van dat Jezus het fundament is van ons leven. Hij is de basis waar wij ons leven op bouwen. Hij is betrouwbaar, zoals het fundament van een huis betrouwbaar is en het huis draagt. En hij is de levende: hij heeft geleefd, is gestorven, maar weer opgestaan uit de dood. En als je in Jezus gelooft ben je zelf ook zo’n levende steen: je gaat al in dit leven voorbij de grens van de dood. Je krijgt eeuwig leven, omdat Jezus dat aan je geeft. Jezus is uitgekozen door God om ons te redden. Hij is zo kostbaar in Gods ogen. En die kostbaarheid straalt hij ook uit op ons. Omwille van Jezus zijn ook wij kostbare stenen. Stenen die God gebruikt voor het bouwen van een huis. Een tempel. Een plek waar God kan wonen.
Dus voor wie in Jezus geloven, is Jezus belangrijk. Een kostbaar fundament van je leven. Maar er zijn ook veel mensen die daar niet aan willen. Ook in Petrus’ tijd al. Mensen voor wie Jezus en wat hij voor ons gedaan heeft, eerder een struikelblok is. Een steen des aanstoots. Zij lijken op bouwers die de belangrijkste steen van een gebouw weggooien.
En dat zien we veel om ons heen gebeuren. Klasgenoten die helemaal niks met de kerk of geloof hebben. Echtgenoten of kinderen die het prima redden in het leven zonder geloof. Hele generaties die uit de kerk verdwenen zijn. Heel veel mensen die hun leven leven zonder Jezus als hoeksteen. Als levende steen om van te genieten en op te vertrouwen.

Is dat erg?
En dat roept de vraag op: is dat erg?

Ja, dat is erg. Om twee redenen. Ten eerste vanwege het eeuwige leven. Petrus schrijft: jullie zijn geroepen vanuit het donker naar het licht. Wie nu in Jezus is, wie bouwt op de levende steen, mag vertrouwen op eeuwig leven. Leven voorbij de grens van de dood. Opstandingsleven, als God komt om te oordelen de levenden en de doden. De enige garantie om dan bij God te mogen zijn is Jezus. Wie in het leven nu in Jezus is, blijft in Jezus. Ook na de dood. Ook bij het oordeel. Daar is de Bijbel super duidelijk over. Ik denk: als je in het leven in het hier en nu zo’n bouwer bent die de belangrijkste steen weggooit, dan heb je geen reden om na je dood wel in Gods huis te willen wonen. God neemt ons zo serieus dat onze keuzes in het hier en nu er toe doen. Ook voor het leven hierna.

Maar er is nog een reden. Er zitten hier in de kerkzaal nog altijd zo’n 250 mensen die wel iets hebben met Jezus. Jullie hebben allemaal verhalen over de vreugde die geloven je geeft. Over het vertrouwen dat jullie in God hebben, ondanks jullie twijfels. Jullie hebben iets ervaren, gezien, gehoord wat jullie geraakt heeft. Jullie zijn kostbaar in Gods ogen. God houdt van jullie, zoals hij van alle mensen houdt, en hij zal jullie nooit loslaten. Daarom zitten jullie hier. Om God te ontmoeten, hem te eren, van hem te leren. Nu al in dit leven valt er zo veel vreugde te ervaren aan geloven. Dwars door alle moeilijkheden heen. Door alle dingen die we als mensen en als kerk verkeerd doen. Toch zijn wij hier. Geloven doet iets met je. Jezus is de levende steen waarvan je kunt genieten. En daarom is het erg dat er zoveel mensen zijn die daar niet aan willen.

Roeping: koninklijk priesterschap, volk, vreemdelingen/bijwoners
En wie zijn wij dan, als kerk, midden tussen al die mensen die niks met Jezus hebben, misschien wel niks met geloven en de kerk te maken willen hebben? Of die het helemaal koud laat. Wie zijn wij dan?
Daar schrijft Petrus over. Hij gebruikt allemaal beelden en termen die al in het oude testament worden gebruikt voor Israël. Jullie zijn een uitverkoren geslacht. Jullie zijn een koninklijk priesterschap. Jullie zijn een heilige etniciteit. Jullie zijn een volk in Gods bezit.
Het zijn beelden die zeggen: God heeft jullie uitgekozen en bij elkaar gebracht. Hij heeft jullie geheiligd: apart gezet van de rest. Maar niet om als een stel heilige boontjes je af te sluiten van de rest van de wereld. Heilig wil zeggen: apart gezet, ten behoeve van de gemeenschap. Zoals priesters apart gezet zijn, om te bidden voor de anderen uit het volk. Zo zijn wij samen een koninklijk priesterschap. Koninklijk: want wij horen bij koning Jezus en als Jezus koninklijk is, dan geldt dat ook voor ons. En een priesterschap: wij zijn samen priesters die gericht zijn op God, met het oog op de mensen om ons heen. Zo zijn wij geroepen om te vertellen over Gods grote daden. De daden van Hem die ons heeft geroepen uit de duisternis naar zijn wonderlijke licht.
En een van die grote daden die God heeft gedaan is dat hij ons één heeft gemaakt. Het is heel bijzonder dat wij één volk zijn. Hier in dit kerkgebouw komen tuinders, dorpelingen en vinex bewoners samen. En dat gaat goed. Omdat we elkaar vinden en begrijpen omdat we elkaar zien in het licht van Christus. Hoger en lager opgeleid, arm en rijk, jong en oud. Samen zijn we één volk. En dat is in deze tijd en plaats heel bijzonder.

Maar als dat ene volk van God hier in Delfgauw en omgeving, zijn we wel steeds meer een minderheid. Petrus schrijft ons dat we vreemdelingen zijn. Bijwoners. Hij vergelijkt ons met de vluchtelingen die 5 dagen in Pijnacker bivakkeerden. We zijn een minderheid, mensen die ergens wel verblijven, maar er op een bepaalde manier niet bij horen. We zijn mensen die anders zijn, buitenlanders. Mensen die verlangen naar een ander thuis. Een beloofd land waar ze pas echt thuis zullen zijn. Dat wil niet zeggen dat we helemaal niks met de mensen om ons heen te maken hebben. Wat het wel zegt is dat we er op mogen rekenen dat we weerstand ontmoeten. Dat mensen niet zitten te wachten op onze manier van leven. Dat mensen misschien wel allergisch zijn voor onze pogingen om het goede nieuws over Jezus te vertellen. Dat we vertrouwen moeten winnen in plaats van gelijk vertrouwen krijgen. Dat ons wereldbeeld soms compleet anders kan zijn dan dat van mensen buiten de kerk.

Missionaire houding: goed zijn, respecteren, liefhebben van elkaar
Missionair kerk zijn door al die dingen heen, maar lief gehad zijn door God is doel op zich.
En dat is niet erg. Zo was het al in de tijd van Petrus. De christenen waren een kleine minderheid. En dat zijn we nu opnieuw. Dat is jammer. Zeker omdat we allemaal wel mensen kennen waarvan we graag zouden willen dat ze bij deze kerk horen. Maar dat is hoe het is. We moeten in deze tijd niet verwachten dat dat snel anders gaat worden. Bij veel mensen is er geen ruimte voor Jezus in hun leven. Dat is hoe het is. We hoeven in Delfgauw geen massale opwekking te verwachten. Maar we mogen wel blijven werken aan een kerk waarin ook nieuwe mensen welkom zijn. Waar mensen zich welkom voelen. Waar alternatieve vormen van kerk-zijn mogelijk zijn. Waar we niet perse alles bij het oude willen houden. Waar ruimte is om naast het bestaande ook andere dingen te doen. Waar jongeren op hun eigen manier volgelingen van Jezus worden. Zolang het maar uitgaat van Jezus Christus, de levende steen. Dan is het best mogelijk dat er elk jaar een paar mensen van buiten de kerk, met veel moeite en tijd en gebed van ons, toch zover komen dat ze ook iets met Jezus willen.
Daar moeten we niet te weinig, maar ook niet te veel van verwachten. We leven nu eenmaal als vreemdelingen in een tijd waarin veel mensen zonder Jezus aan hun leven willen bouwen. En Petrus geeft advies mee voor het leven in zo’n situatie. Om goed te zijn voor de mensen om ons heen. Om hen te respecteren. Maar ook om ontzag te hebben voor God. Om ons leven te bouwen op Jezus, de levende steen. En ons te laten gebruiken als levende stenen in Gods tempel. En om elkaar lief te hebben. Omdat die liefde voelbaar is voor mensen die hier komen. Maar vooral ook omdat wij de liefde van God hebben leren kennen en daarvan mogen genieten. En die liefde mogen delen met elkaar. Want God is liefde. God is het licht in ons leven. Ook in donkere tijden is hij trouw.

Amen.