De preek over de zegen van Juda

bij Genesis 49:8-12

Nakomelingen van Juda, gasten in ons midden,

Twee weken geleden hadden we Isaak, Rebekka, Jakob en Esau te gast. Ze maakten een hoop ruzie met elkaar. Maar ze vertelden ook over een bijzondere zegen die hun familie had ontvangen. Een zegen als erfenis.

Nou, ik ben heel rijk geworden omdat God zo goed voor ons zorgt. Dat heeft Hij belooft aan mijn vader Abraham.

Ik zal voor jou en je nakomelingen zorgen en jullie zegenen. En dan is het jullie taak om voor andere mensen een zegen te zijn.’

Ja, dus wij, de familie van Abraham, dat zijn mensen met de opdracht om goed voor elkaar te zorgen, voor de schepping, voor andere mensen. Zodat andere mensen denken: hé dat is een bijzondere familie. Daar is zoveel liefde te proeven. Daar zou ik ook wel bij willen horen.

God heeft Abraham gezegend. Zodat hij en zijn familie anderen tot zegen zouden zijn. En die zegen wordt van generatie op generatie overgedragen.

En die zegen geldt ook voor ons. Want door Jezus horen wij ook bij de familie van Abraham, Isaak, Jakob en Juda.

We lazen net de zegen die Jakob gaf aan zijn zoon Juda. Die zegen is dus ook voor ons bedoelt. Wij mogen hem onszelf toe-eigenen.

Maar wat houdt die zegen nou precies in.

Ik heb vijf beelden in die zegen gevonden. Die wil ik een voor een met jullie door. De eerste wat uitgebreider, de anderen wat korter.

Het eerste beeld is vergeving.

Het is best bijzonder dat Juda wordt uitgekozen als de belangrijkste van zijn broers. Om de erfenis, die belangrijkste zegen, te ontvangen. Als je zijn levensverhaal leest in de Bijbel, vind je nogal wat zwarte bladzijden. Juda heeft een dubieuze rol aan het begin van het verhaal van zijn broertje, Jozef. Als Jozef door zijn broers in een put is gegooid, bedenkt Juda een gemeen plan om van hem af te komen. Hij stelt voor om hun broertje als slaaf te verkopen aan handelaren die op weg zijn naar Egypte.

Maar er zit ook een andere kant aan Juda. Verder in het verhaal gaat Juda met zijn broers op weg naar Egypte om eten te kopen voor zijn familie. Jozef is in Egypte inmiddels opgeklommen van slaaf tot de belangrijkste man onder de farao. De broers worden als misdadigers voor Jozef geleid, omdat Benjamin een beker van Jozef zou hebben gestolen. En Jozef dreigt Benjamin als slaaf in Egypte te houden. Maar dan laat Juda zien dat hij is veranderd:

Genesis 44:

30Mijn vader houdt zo veel van mijn jongste broer, heer. Als ik zonder hem terugkom, 31zal hij sterven. Hij is al oud. Hij zal sterven van verdriet. 32Ik heb hem beloofd dat ik voor mijn broer zou zorgen. Ik zei: ‘Als ik hem niet terugbreng, mag u mij dat kwalijk nemen, mijn hele leven lang.’

33Ach, heer, laat mij toch ?slaaf? bij u worden in plaats van mijn broer. Laat hem weer met mijn andere broers meegaan. 34Ik kan niet naar mijn vader terug zonder mijn jongste broer. Hij zou zo verdrietig zijn! Dat kan ik niet verdragen.’

Dus Juda offert zich op voor zijn broertje Benjamin. Hij is bereid om de slaaf van de farao te worden. Zodat Benjamin vrij komt.

Daarin laat Juda al iets zien van zijn nakomeling Jezus. Want ook Jezus heeft zich opgeofferd. Hij is als een slaaf geworden om ons te bevrijden. Paulus schrijft daarover:

Fillipenzen 2:

6Jezus? ?Christus? was aan God gelijk. Maar hij vroeg niet om de hoogste macht en eer voor zichzelf. 7Nee, hij gaf zijn hemelse positie op. Hij maakte zich zo onbelangrijk als een ?slaaf. Hij kwam als mens op aarde. En toen hij leefde als mens, 8dacht hij nooit aan zichzelf. Hij was altijd gehoorzaam aan God, zelfs toen hij aan het ?kruis? moest sterven. 9Omdat ?Jezus? ?Christus? dat deed, heeft God hem de hoogste plaats gegeven. God gaf hem de hoogste eer, de eer die voor God zelf bestemd is. 

Juda offert zich op voor zijn broertje Benjamin. En daarom maakt zijn vader Jakob hem de belangrijkste. Die ene nakomeling van Juda, Jezus, offert zich op voor alle mensen. En daarom heeft God hem de aller hoogste plaats gegeven. Door Jezus worden wij vergeven en zijn wij weer kinderen van God, nakomelingen van Abraham en van Juda. Dat is het eerste punt van de zegen. Bij God is vergeving.

Een tweede punt zit in de naam Juda:

8Juda, jou zullen je broers bejubelen,

De naam Juda betekent loven of jubelen. Juda wordt bejubeld door zijn broers. Maar het is ook zijn taak, om God te bejubelen. Om God te danken voor al het goede dat hij geeft. Juda bejubelt God. En als nakomelingen van Juda mogen wij daaraan meedoen. God als priesters danken voor al het goede in de schepping.

Een derde punt uit de zegen is het beeld van een koning:

10In Juda’s handen zal de ?scepter? blijven,

tussen zijn voeten de heersersstaf,

totdat hij komt die er recht op heeft,

die alle volken zullen dienen.

Koning zijn dat heeft in de Bijbel te maken met verantwoordelijkheid dragen. Goed omgaan met wat je wordt toevertrouwt.

Maar ook dat is Juda niet altijd gelukt. Er is nog zo’n donkere bladzijde in het levensverhaal van Juda. Juda krijgt drie kinderen: Er, Onan en Sela. Als zijn zoon Er overlijdt, is Juda verantwoordelijk voor de weduwe van Er: Tamar. Maar Juda zorgt niet voor haar. Tamar moet zich in allerlei bochten wringen om Juda te dwingen zijn verantwoordelijkheid voor haar te nemen. Het wordt een familiegeschiedenis vol seks, schaamte en schuld. RTL zou het verhaal zo kunnen gebruiken als script voor de opvolger van ‘De Villa’.

Koning zijn dat heeft in de Bijbel te maken met verantwoordelijkheid dragen. Goed omgaan met wat je wordt toevertrouwt. En Juda lijkt op dat gebied geen goed voorbeeld. Toch belooft God dat uit Juda’s familie een koning geboren wordt. Jezus. En Jezus maakt duidelijk wat koningschap echt inhoud. Hij zegt: ik ben niet gekomen om te heersen, maar om te dienen.

Net als Juda zijn ook wij koningen. We dragen net als Juda een scepter. We zijn door God als koningen aangesteld. Mensen de geroepen zijn, niet om te heersen maar om te dienen. Te zorgen voor de schepping, te zorgen voor mensen. Om ons talent ten goede in te zetten voor het Koninkrijk van God.

Een vierde punt is het beeld van de leeuw:

9Sterk als een jonge leeuw ben jij,

je verovert je prooi, mijn zoon,

en keert naar je ?leger? terug.

Juda gaat liggen als een leeuw,

vol majesteit vlijt hij zich neer –

wie zou hem durven wekken?

 Het is het beeld van een leeuw die een prooi vangt of verovert, opeet, en lui in de schaduw van een boom gaat liggen slapen. Niemand die het aandurft om een leeuw wakker te maken. Een leeuw gaat liggen met een houding van: wie doet me wat.

De zegen van God houdt in dat je met die houding door het leven kan geen. Door Gods zegen ben je zo sterk als een leeuw. Wie zou je wat aan kunnen doen?

Zo voelt het vaak niet in het leven. Er zijn allerlei dingen waar je bang voor kunt zijn. Je kunt jezelf zwak voelen. Je kunt gebukt gaan onder machten en krachten die zo sterk lijken dat ze niet overwonnen kunnen worden.

Maar wij horen bij Jezus. Een van zijn titels in de Bijbel is: ‘de leeuw van Juda’. Hij woont in ons, door de Heilige Geest. Als je Jezus in je hebt, het je de leeuw van Juda in je. Zo mag je in het leven staan. Wie doet me wat. Ik ga hier lekker onder een boom in de schaduw liggen en ik ga me geen zorgen maken. Want God is mijn kracht. Hij maakt mij sterk als een leeuw.

Een laatste beeld is het beeld van een ezel en een wijnrank:

11Je zult rijk zijn. Je zult zo veel druivenplanten hebben, dat je ezels ervan mogen eten. Je zult zo veel ?wijn? maken dat je er je ?kleren? in kunt wassen. 12Je ogen zijn donkerder dan ?wijn. Je tanden zijn witter dan melk.

In deze zegen beschrijft Jakob dat Juda zo rijk zal zijn, dat hij zijn ezel vast kan maken aan een wijnrank. Die ezel gaat dan natuurlijk van de druiven eten. Maar dat maakt niet uit. Want Juda is zo rijk dat hij overvloedig veel druiven heeft.

God zegent ons met overvloed. De meesten van ons hebben meer geld dan we nodig hebben. We hebben eten in overvloed, een ruim dak boven ons hoofd, we hebben veel te veel om voor onszelf te houden. Overvloed.

Daar hebben we ook een beeld voor. Geen ezel aan een wijnrank. Maar een Black Friday. Een overbodig koopjesdag waar geen winkelier behoefte aan heeft, waar zelfs Bol.com geen zin in heeft. Een donkere vrijdag waarop je verleid wordt om spullen kopen die je niet nodig hebt. De prijs wordt betaald door het milieu en arbeiders in verre landen. Want je moet toch iets met die overvloed.

Maar de zegen van God is ook te groot om voor jezelf te houden. Hij is bedoelt om van te delen. Te delen van de overvloed die God aan ons geeft.

Al deze beelden zitten in de zegen van Juda. Een zegen die we dus op onszelf mogen betrekken. Net als Juda, zijn we vergeven. Net als Juda mogen we God danken en bejubelen. We mogen regeren als koningen en zorgen voor de schepping en voor elkaar. We zijn sterk als leeuwen. We worden overvloedig gezegend om van te delen.

En de preekchallenge die daar uit voortkomt is dit gebed:

Amen.