De preek over de gelijkenis van Lazarus en de rijke man

bij Lucas 16:19-31, sermon in English below

Leerlingen van Jezus, gasten met ons,

Een tijdje geleden was ik in museum de Lakenhal in Leiden, en daar kwam ik dit schilderij tegen: Het laatste oordeel van Lucas van Leyden. Het interessantste is natuurlijk die afbeelding van de hel. Een soort orks uit The Lord of the Rings zijn daar bezig om de zielen van de slechte mensen in een soort vuurspuwende draak te gooien. Waar ze dan voor altijd in blijven branden.

Dit soort schilderijen ken je misschien wel. Ze geven een klassiek beeld van hemel en hel. Een beeld dat niet of nauwelijks uit Bijbel zelf komt. De beelden die Lucas van Leyden en andere schilders in die tijd gebruiken komen vooral uit de Griekse mythologie.

Jezus vertelt ons vandaag niet een verhaal over hoe het zit met hemel en hel. Hij schetst geen plaatje van hoe die eruit zien. Hij vertelt ons een gelijkenis.

Dat kun je al zien aan het begin van zijn verhaal. ‘Er was eens een rijke man…’. Er was eens, zo begin je een gelijkenis. En een gelijkenis is een verhaal met een onverwachte twist, een omkering. Daar moeten we naar op zoek, als we de betekenis van dit verhaal willen begrijpen.

Er was eens een rijke man. Iemand met een groot huis, super luxe kleren, die genoeg geld heeft om elke dag feest te vieren. Iemand die veel voor stelt. Zo lijkt het. Maar Jezus geeft hem geen naam, geen identiteit.

En er is een bedelaar, met de naam Lazarus: El’azar, God helpt. Hij ligt voor de poort van het huis van de rijke, overdekt met zweren. Een verlamde bedelaar, kansloos in dit leven. Afhankelijk van de barmhartigheid van anderen. Maar die barmhartigheid vind hij niet bij deze poort. Elke dag hoopt hij op iemand die de kruimels komt brengen die van de tafel gevallen zijn, maar de enigen die komen zijn de waakhonden die zijn zweren likken.

Wat een onrecht! Dat je kansloze mensen zo aan de poort laat liggen, zonder ze te helpen.

Maar ja, die rijke man zal ook wel gedacht hebben: als ik de poort open voor Lazarus, dan heb ik morgen 100 bedelaars die door de poort willen. En als ik hem de restjes geef, dan liggen er morgen 10 bedelaars voor de poort te bedelen. En misschien zitten daar ook wel veilige landers tussen, die criminaliteit gaan veroorzaken. Ik houd de poort dicht. Laat Lazarus opvang gaan zoeken in de regio.

22Op zekere dag stierf de bedelaar, en hij werd door de engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten.

Lazarus krijgt de allerbeste plek. Aan de boezem van Abraham, dicht bij God. Hij vind troost en vrede.

Ook de rijke sterft. Hij wordt begraven, Lazarus niet. Maar als de rijke man zijn ogen opslaat ziet hij dat hij terecht gekomen is in de Hades. De onderwereld. Het dodenrijk.

Hoe is hij daar terecht gekomen? Ergens is dat zijn eigen keuze geweest. Rijkdom was zijn identiteit, was alles waar hij voor leefde. Rijkdom gaf hem zekerheid, dat was waar hij in geloofde en op vertrouwde.

En nu is zijn rijkdom weg, de basis van zijn identiteit is verdwenen, en dus is hij: niets. Hij is uit elkaar aan het vallen. Zoals we zongen met

psalm 37

De HEER verlost wie aan het goede hechten,
maar goddelozen raken alles kwijt.
Zij worden weggevaagd,

Kijk maar eens hoe hij reageert op zijn situatie. Hij toont geen berouw, hij vraagt niet om vergeving. Het enige waar hij om vraagt is of die bedelaar Lazarus niet naar hem toegestuurd kan worden om hem wat water te geven. Nu pas ziet hij Lazarus, en nog steeds behandelt hij hem als een voetveeg. Maar Lazarus kan niet naar hem toekomen, zegt Abraham. De kloof tussen hen is onoverbrugbaar.

Dan komt de rijke met een nieuw verzoek. En daar zit de kern van de gelijkenis:

27 “Dan smeek ik u, vader Abraham, dat u Lazarus naar het huis van mijn vader stuurt, 28want ik heb nog vijf broers. Hij kan hen dan waarschuwen, zodat ze niet net als ik in dit oord van martelingen terechtkomen.”

Jezus is niet de eerste die zo’n soort verhaal verteld. In de Egyptische, Griekse, Romeinse, en Joodse cultuur gingen meer van dit soort verhalen rond. Verhalen over een rijke en een arme, van wie het lot na hun dood wordt omgedraaid. De rijke gaat naar de ‘hel’, de arme naar de ‘hemel’.

En zo waren er ook verhalen over dat iemand uit het dodenrijk terugkeert om anderen in het land van de levenden te waarschuwen. Dat ze beter moeten leven, om te ontsnappen aan de onderwereld.

Dus degenen die naar Jezus versie van dit verhaal luisteren, verwachten dat Abraham zegt: ok, ik stuur Lazarus naar je broers, om te vertellen dat ze zich moeten bekeren.

Maar wat zegt Abraham in Jezus’ gelijkenis:

29 “Ze hebben Mozes en de Profeten: laten ze naar hen luisteren!”

30“Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe komt, zullen ze tot inkeer komen.” 31Maar Abraham zei: “Als ze niet naar Mozes en de Profeten luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat.”’

Jezus vertelt het bekende verhaal anders. Er zal niemand uit de doden terugkeren om de broers te waarschuwen. Want Mozes en de Profeten vertellen hoe je moet leven. Die vertellen alles wat je moet weten.

Heb je naaste lief als jezelf,

zorg voor de armen, vluchtelingen, weduwen en wezen,

Doe recht, wees trouw, en ga zo de weg van God.

Er is geen excuus. We weten wat God van ons vraagt. En natuurlijk zijn wij niet zo slecht als die rijke uit het verhaal. Maar toch. Heeft rijkdom ons ook niet in zijn greep? Is dat niet waar we onze zekerheid uithalen? Delen we echt van onze rijkdom, zoals God van ons vraagt? Of zijn ook wij in de greep van het geld? Het geld dat het menselijke in ons onderuit haalt? Zodat we steeds minder mens worden en uiteindelijk voor eeuwig verdwijnen?

Goddank heeft dit verhaal een open eind.

Het gaat over iemand die ‘opstaat uit de dood’. Dat is iets anders dan iemand die uit de dood terugkeert naar het leven. Het gaat over iemand die sterft, door de dood heen gaat, en opstaat tot een nieuw leven. Het gaat over de Heer Jezus zelf. Over zijn sterven en opstanding. Hij is door het water van de dood gegaan, om op te staan aan de andere kant van de dood. Hij is nedergedaald ter helle. Om de poorten van de hel open te breken.

Niemand van ons kan zeggen: ik heb zo goed geleefd, ik heb mijn plekje aan Abrahams hart verdiend. We zijn allemaal afhankelijk van Gods genade. God die in Jezus naar ons heeft omgezien. God die ons lot omkeert. We waren op weg naar het dodenrijk. In de greep van rijkdom, aanzien, iets in dit leven dat wij te belangrijk maken. Wat het menselijke in ons aantast.

Maar Jezus maakt ons daarvan vrij. God vergeeft ons, in Christus. God maakt ons nieuwe schepping, meer mens zoals we bedoelt zijn. De Geest heeft een nieuw begin in ons gemaakt, zodat we op weg zijn naar Gods nieuwe wereld. Een nieuwe wereld waarin God alles goed gaat maken, wat nu onrechtvaardig is.

En wij kunnen nu al delen van die nieuwe wereld. Door te delen van onze rijkdom. Door ons iets aan te trekken van de Lazarussen van deze wereld. Door te kiezen voor het leven. Delen van al het goede dat wij van God hebben ontvangen.

We hoeven geen contact te zoeken met de doden om te weten wat goed is. Want we zijn verbonden met de levende Heer. Jezus, die is opgestaan uit de dood. Laten we zijn weg volgen en Hem dienen. Amen.

Disciples of Jesus, guests with us,

A while ago I was in the Lakenhal museum in Leiden, and I came across this painting: The Last Judgment by Lucas van Leyden. The most interesting, of course, is that depiction of hell. Some kind of orcs from The Lord of the Rings are there busy throwing the souls of the bad people into a kind of fire-breathing dragon. Where they will burn forever.

You may be familiar with these kinds of paintings. They give a classic picture of heaven and hell. An image that hardly comes from the Bible itself. The images that Lucas van Leyden and other painters used at that time mainly come from Greek mythology.

Jesus is not telling us a story about heaven and hell today. He doesn’t paint a picture of what they look like. He tells us a parable.

You can see that at the beginning of his story. “Once upon a time there was a rich man…” Once upon a time, that’s how you start a parable. And a parable is a story with an unexpected twist, a reversal. That is what we must look for if we are to understand the meaning of this story.

Once upon a time there was a rich man. Someone with a big house, super luxurious clothes, who has enough money to celebrate every day. Someone who means a lot. So it seems. But Jesus gives him no name, no identity.

And there is a beggar named Lazarus: El’azar, God helps. He lies before the gate of the rich man’s house, covered with sores. A paralyzed beggar, without a chance in this life. Dependent on the mercy of others. But he does not find that mercy at this gate. Every day he hopes for someone to bring the crumbs that have fallen from the table, but the only ones who come are the watchdogs who lick his sores.

What an injustice! That you leave hopeless people at the gate without helping them.

But yes, that rich man must also have thought: if I open the gate for Lazarus, tomorrow I will have 100 beggars who want to go through the gate. And if I give him the leftovers, tomorrow there will be 10 beggars begging at the gate. And perhaps there are also safe landers among them, who will cause crime. I’ll keep the gate closed. Have Lazarus find shelter in the region.

22One day the beggar died, and he was carried away by the angels to rest in Abraham’s heart.

Lazarus gets the very best place. In the bosom of Abraham, close to God. He finds comfort and peace.

The rich also die. He is buried, Lazarus is not. But when the rich man raises his eyes, he sees that he has ended up in Hades. The nether. The realm of the dead.

How did he get there? Somehow that was his own choice. Wealth was his identity, was all he lived for. Wealth gave him security, that was what he believed in and trusted.

And now his wealth is gone, the basis of his identity is gone, and so he is: nothing. He is falling apart. As we sang with

psalm 37

The LORD saves those who believe in good,
but the wicked lose everything.
They are swept away,

Just look at how he reacts to his situation. He shows no remorse, he does not ask for forgiveness. All he asks is if that beggar Lazarus can’t be sent to him to give him some water. Only now does he see Lazarus, and still he treats him like a wipe. But Lazarus cannot come to him, says Abraham. The gap between them is unbridgeable.

Then the rich man comes with a new request. And therein lies the crux of the parable:

27 “Then I beg you, father Abraham, that you send Lazarus to my father’s house, 28for I have five more brothers. He can then warn them so that they do not end up in this place of torture like me.”

Jesus is not the first to tell such a story. More such stories circulated in Egyptian, Greek, Roman, and Jewish culture. Stories about a rich and a poor person whose fate is reversed after their death. The rich go to “hell”, the poor to “heaven”.

And so there were also stories of someone returning from the realm of the dead to warn others in the land of the living. That they have to live better, to escape the underworld.

So those who listen to Jesus’ version of this story expect Abraham to say, OK, I’m sending Lazarus to tell your brothers to repent.

But what does Abraham say in Jesus’ parable:

29 “They have Moses and the Prophets: let them hear them!”

30“No, father Abraham, but if anyone from the dead comes to them, they will repent.” 31But Abraham said, “If they don’t listen to Moses and the prophets, they won’t be convinced when someone rises from the dead.”

Jesus tells the familiar story differently. No one will return from the dead to warn the brothers. For Moses and the Prophets tell you how to live. tell you everything you need to know.

Love your neighbor as yourself,

care for the poor, refugees, widows and orphans,

Do justice, be faithful, and thus go the way of God.

There is no excuse. We know what God asks of us. And of course we are not as bad as the rich one from the story. Yet. Doesn’t wealth also hold us in its grip? Isn’t that where we get our security from? Do we really share our wealth as God asks of us? Or are we also in the grip of money? The money that undermines the human in us? So that we become less and less human and eventually disappear forever?

Thank God this story has an open ending.

It’s about someone who ‘rises from the dead’. That is different from someone returning from death to life. It’s about someone who dies, goes through death, and rises to a new life. It is about the Lord Jesus himself. About his death and resurrection. He has passed through the waters of death to rise on the other side of death. He has descended into hell. To break open the gates of hell.

None of us can say: I have lived so well, I have earned my place in Abraham’s heart. We are all dependent on God’s grace. God who has looked after us in Jesus. God who reverses our fate. We were on our way to the realm of the dead. In the grip of wealth, prestige, something in this life that we make too important. What affects the human in us.

But Jesus sets us free from that. God forgives us, in Christ. God makes us new creation, more human as we were meant to be. The Spirit has made a new beginning in us so that we are on our way to God’s new world. A new world in which God is going to make everything right, which is now unjust.

And we can already share in that new world. By sharing our wealth. By attracting us from the Lazaruses of this world. By choosing life. Sharing of all the good we have received from God.

We don’t need to contact the dead to know what’s right. For we are connected with the living Lord. Jesus, who rose from the dead. Let’s follow His way and serve Him. Amen.