De preek over de Jakobsladder

bij Genesis 28:10-22, sermon in English below

Leerlingen van Jezus, gasten met ons,

Jakob is op de vlucht. Hij loopt van Beersheba, Zuid-Israël, naar Charan, tegenwoordig in het zuiden van Turkije. Een reis van ongeveer duizend kilometer. Na 100 kilometer komen we hem tegen, ten noorden van Jeruzalem. Nog 900 kilometer verwijderd van zijn verre familie, de familie van moeder Rebecca en opa Abraham.

Hoe zou hij zich voelen?

Bang, dat Esau achter hem aankomt om hem te doden.

Alleen, zonder vader en moeder. En dat voor een huismus als Jakob.

Uitgeput, moe van al het lopen. Zijn eten raakt op. Zijn water raakt op. Maar hij durft niet aan te kloppen bij mensen die daar wonen.

Het eerstgeboorterecht en de zegen kunnen hem inmiddels gestolen worden. Wat heb je eraan, als je door de woestijn zwerft. Zonder toekomst. Zonder hoop.

Uitgeput gaat hij ergens liggen. Met alleen een steen als kussen.

En dan, in zijn slaap, ziet Jakob iets heel bijzonders. Hij ziet een ladder, een trap. Een verbinding tussen hemel en aarde. En op die ladder gaan engelen omhoog en naar beneden. Boodschappers, verbinders van hemel en aarde.

Is dit een bijzondere plek, een poort tussen hemel en aarde? Of is dit hoe de werkelijkheid in elkaar zit? Is de aarde verbonden met de hemel? Is God altijd zo dichtbij?

En dan, opeens, zie hij God zelf.

Dat is natuurlijk heel bijzonder. Zo’n Godservaring. Ik bedoel: wie van ons heeft zo’n inkijkje gehad in de hemel. Wie heeft God zelf gezien in een droom?

Aan de andere kant: zo bijzonder is het niet. Elke kerkdienst begin ik met de woorden ‘Hij woont met zijn Geest in ons’. God is niet ver weg. Hij woont in iedereen die gelooft in Jezus als Heer. Wij zijn het huis van God. Als individuele gelovige. Maar vooral ook samen. Het lichaam van Christus. In ons is God, door ons heen werkt God.

En toch. Zo’n droom, zo’n ervaring van Gods aanwezigheid. Het is heel bijzonder. Misschien heb je wel eens zoiets meegemaakt. Een ervaring van Gods aanwezigheid. Dat is iets om te koesteren. En om van te delen. Niet iedereen hoeft het zelf te ervaren. Als we elkaar er over vertellen wordt het een gedeelde ervaring.

Maar misschien nog wel belangrijker dan wat Jakob ziet, is wat hij hoort:

‘Ik ben de HEER, de God van je voorvader Abraham en de God van Isaak. Het land waarop je nu ligt te slapen zal Ik aan jou en je nakomelingen geven. 14Je zult zo veel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. In jou en je nakomelingen zullen alle volken op aarde gezegend worden. 15Ikzelf sta je terzijde, Ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en Ik zal je naar dit land terugbrengen; Ik zal je niet alleen laten tot Ik gedaan heb wat Ik je heb beloofd.’

 Dezelfde woorden sprak God aan Abraham toen hij nog maar net in het beloofde land woonde. Toen Abraham hier was, op deze zelfde plaats, bij Betel.

Dit is Gods belofte, zijn zegen. De zegen dat Jakobs nakomelingen talrijk zullen zijn, zoveel als er stof is op aarde. En hier bevestigt God het eerstegeboorterecht. Dat Jakobs nakomelingen hier zullen wonen en het land zullen bezitten.

Maar toen Abraham deze zelfde woorden hoorde, was hij net in Kanaän gearriveerd vanuit Charan. God had hem onderweg beschermt. Jakob gaat juist weg uit het beloofde land, op de vlucht, alleen. Juist nu heeft hij deze belofte van God nodig. God belooft dat Hij over hem zal waken en hem terug zal brengen, en alles zal doen wat Hij aan Jakob belooft.

Maar ja, een belofte. Hoeveel indruk maak je daarmee op Jakob. Jakob de bedrieger. Jakob die je bij de hiel beetneemt. Bedriegen is meer dan zijn middlename. Bedriegen is zijn eigennaam.

De Godservaring heeft erg veel indruk gemaakt op Jakob. Hij noemt de plek waar hij sliep ‘Betel’ huis van God, en poort van de hemel. Hij zet de steen rechtop, en maakt er een gedenkplek van.

Maar stelt Hij zijn vertrouwen nu op de Heer? Vorige week was Jakob in gesprek met zijn vader. Toen noemde hij de Heer niet ‘mijn God’, maar ‘uw God’. Het is niet zijn God, zijn geloof.

Jakob wil deze God van Abraham en Isaak wel gaan vertrouwen. Maar hij heeft een aantal voorwaarden:

20En Jakob legde een gelofte af:

  •  ‘Als God mij terzijde staat
  • en mij op deze reis beschermt,
  • als Hij mij brood te eten geeft
  • en kleren aan mijn lichaam,
  • 21en als ik veilig terugkom bij mijn verwanten,

dan…

 Eerlijk gezegd vind ik het allemaal een beetje voorwaardelijk overkomen. Zo van: ik wil wel met je trouwen, maar dan moet jij mij helpen, voor mij koken, het huishouden doen, en jij koopt voor ons een huis, en jij gaat ons inkomen verdienen. Het komt niet over als oprechte liefde, op echt vertrouwen op God.

En Jakob belooft iets terug te doen:

 

  • dan zal de HEER mijn God zijn.
  • 22De steen die ik gewijd heb, zal dan een huis van God worden –
  • en ik beloof dat ik U dan een tiende deel zal afstaan van alles wat U mij geeft.’

Als God aan Jakobs vijf voorwaarden voldoet, dan wil hij de Heer wel erkennen zijn als zijn God. Dan zal hij die ene steen uitbouwen tot een heiligdom. En dan wil hij wel tien procent van zijn bezit aan God afstaan.

Jakob heeft niks, hij is een vluchteling. Hij kan elk moment worden gedood. Maar als God zorgt dat het allemaal goedkomt, dan wil Jakob wel iets terugdoen. Waarbij je je denk ik nog moet afvragen of Jakob dat ook gaat doen, wat een belofte is niet zoveel waard voor een pathologische leugenaar.

En toch, ik ben bang dat er ook iets in mij en jou zit van Jakob. Iets van dat God aan onze voorwaarden moet voldoen, voor wij Hem als onze God erkennen.

Als God zich aan mij laat zien, dan zal ik geloven.

Hoe kan ik in God geloven, als er zoveel lijden is in de wereld?

Als geloven voor mij logisch is, dan kan ik er iets mee.

Ik voel niks, God lijkt voor mij zo ver weg.

Ik geloof wel, maar dat doe ik individueel, zonder kerk.

Maar een God die moet voldoen aan onze voorwaarden, is geen God maar een afgod. God laat zich niet vangen in onze voorwaarden. We proberen Hem soms te vangen in een steen. We gooien er olie overheen. Dit is hoe God werkt, nu snap ik hoe het zit. Maar God is zo veel groter dan onze voorwaarden. Hij woont overal.

God is niet uit op 10 procent van ons bezit. God vraagt ons niet om een heiligdom te bouwen.

Het enige dat God aan ons vraagt is om zijn onvoorwaardelijke liefde te ontvangen. Zijn liefde is zo onvoorstelbaar groot, dat zelfs al het bedrog en gesjacher van Jakob voor God geen reden is om minder van hem te houden.

Gods liefde is hoger dan een ladder van de aarde naar de hemel.

Gods liefde is dieper dan de diepste oceaan.

Gods liefde is mooier dan de mooiste regenboog.

Gods liefde is sterker dan de dood. Zelfs de poorten van de hel zijn er door gebroken.

Gods liefde is onvoorwaardelijk. Onophoudelijk stort hij zijn liefde uit door de poorten van de hemel.

Geloven is vertrouwen op die liefde. Vertrouwen zonder voorwaarden. Omdat het allemaal begint met Gods belofte. Gods liefde. Gods trouw. Gods genade. Gods overvloedige zegen. Amen.

Disciples of Jesus, guests with us,

Jacob is on the run. It runs from Beersheba, southern Israel, to Charan, today in southern Turkey. A journey of about a thousand kilometers. After 100 kilometers we meet him, north of Jerusalem. Still 900 kilometers away from his distant relatives, the family of mother Rebecca and grandfather Abraham.

How would he feel?

Afraid that Esau will come after him to kill him.

Alone, without father and mother. And that for a house sparrow like Jacob.

Exhausted, tired from all the walking. His food is running out. His water is running out. But he doesn’t dare to knock on the door of people who live there.

The birthright and the blessing can now be stolen from him. What good is it if you roam the desert. Without a future. Without hope.

Exhausted, he lies down somewhere. With only a stone as a pillow.

And then, in his sleep, Jacob sees something very special. He sees a ladder, a staircase. A connection between heaven and earth. And on that ladder angels go up and down. Messengers, connectors of heaven and earth.

Is this a special place, a gateway between heaven and earth? Or is this how reality works? Is Earth Connected to Heaven? Is God always this close?

And then, suddenly, he sees God himself.

That is of course very special. Such a God experience. I mean: who among us has had such a glimpse into heaven. Who has seen God himself in a dream?

On the other hand, it’s not that special. I begin every church service with the words, “He dwells in us with His Spirit.” God is not far away. He dwells in everyone who believes in Jesus as Lord. We are the house of God. As an individual believer. But especially together. The body of Christ. God is in us, God works through us.

Still. Such a dream, such an experience of God’s presence. It’s very special. Perhaps you have experienced something like this. An experience of God’s presence. That is something to cherish. And to share. Not everyone has to experience it for themselves. When we tell each other about it, it becomes a shared experience.

But perhaps even more important than what Jacob sees is what he hears:

“I am the LORD, the God of your forefather Abraham and the God of Isaac. The land on which you are now sleeping I will give to you and your descendants. 14You will have as many offspring as there is dust on the earth; your territory will expand to the west and east, to the north and south. In you and your descendants all the nations of the earth will be blessed. 15I myself am with you, I will protect you wherever you go, and I will bring you back to this land; I will not leave you alone until I have done what I have promised you.”

The same words God spoke to Abraham when he was just living in the Promised Land. When Abraham was here, in this same place, at Bethel.

This is God’s promise, His blessing. The blessing that Jacob’s descendants will be many, as much as there is dust on the earth. And here God confirms the birthright. That Jacob’s descendants will dwell here and possess the land.

But when Abraham heard these same words, he had just arrived in Canaan from Haran. God had protected him along the way. Jacob is just leaving the promised land, fleeing, alone. Right now he needs this promise from God. God promises that He will watch over him and bring him back, and do all that He promises to Jacob.

But yes, a promise. How much impression does that make on Jacob. Jacob the deceiver. Jacob taking you by the heel. Cheating is more than its middle name. Cheating is his proper name.

The experience of God made a great impression on Jacob. He calls the place where he slept “Bethel” house of God, and gate of heaven. He sets the stone upright, and turns it into a memorial.

But does He now put His trust in the Lord? Last week, Jacob was talking to his father. Then he did not call the Lord “my God” but “your God.” It is not his God, his faith.

Jacob wants to trust this God of Abraham and Isaac. But he has some conditions:

20And Jacob made a vow:

“If God is with me”
and protects me on this journey,
when he gives me bread to eat
and clothes on my body,
21And when I return safely to my kinsmen,

then…

Frankly, I think it all seems a bit conditional. Like: I want to marry you, but then you have to help me, cook for me, do the housework, and you buy us a house, and you will earn our income. It doesn’t come across as genuine love, as genuine trust in God.

And Jacob promises to return:

then the LORD will be my God.
22The stone which I have consecrated shall then become the house of God—
and I promise that I will then give Thee a tenth of all that Thou givest me.”

If God fulfills Jacob’s five conditions, then he will acknowledge the Lord as his God. Then he will build that one stone into a sanctuary. And then he wants to give up ten percent of his property to God.

Jacob has nothing, he is a refugee. He could be killed at any moment. But if God makes sure that everything turns out well, then Jacob wants to give something back. Which I think you still have to ask yourself if Jakob is going to do that too, what a promise is not worth that much to a pathological liar.

And yet, I’m afraid there’s something in me and you about Jacob too. Something about God having to meet our conditions before we recognize Him as our God.

If God shows himself to me, then I will believe.

How can I believe in God when there is so much suffering in the world?

If believing makes sense to me, then I can do something with it.

I don’t feel anything, God seems so far away to me.

I do believe, but I do that individually, without church.

But a God who has to meet our conditions is not a God but an idol. God does not allow himself to be caught in our conditions. We sometimes try to trap Him in a stone. We pour oil over it. This is how God works, now I understand. But God is so much greater than our terms. He lives everywhere.

God is not after 10 percent of our possessions. God does not ask us to build a sanctuary.

All God asks of us is to receive His unconditional love. His love is so unimaginably great that even all of Jacob’s deceit and haggling is no reason for God to love him less.

God’s love is higher than a ladder from earth to heaven.

God’s love is deeper than the deepest ocean.

God’s love is more beautiful than the most beautiful rainbow.

God’s love is stronger than death. Even the gates of hell have been broken by it.

God’s love is unconditional. He ceaselessly pours out his love through the gates of heaven.

Faith is trust in that love. Trust without conditions. Because it all starts with God’s promise. God’s love. God’s faithfulness. God’s grace. God’s abundant blessing. Amen.