bij Marcus 5:21-24,35-43, sermon in English below
Ik had natuurlijk eerder moeten gaan. Mijn vrouw had het al vaker gezegd: ‘Laten we naar Jezus gaan. Misschien kan Hij onze dochter redden.’ Onze dochter, ons enige kind, twaalf jaar oud, was al een tijd ziek. En niks leek te helpen.
Maar ik wilde niet naar Jezus. Ik ben een van de leiders van de synagoge, hier in Kafarnaüm. Een klein dorp aan het meer van Galilea. Het is het dorp waar Jezus uit Nazareth is komen te wonen. Veel van zijn belangrijkste leerlingen komen uit ons dorp: Petrus, Jacobus, Johannes, en anderen.
Jezus is hier populair. Soms lijkt het wel alsof het hele dorp achter hem aanloopt. Jezus spreekt regelmatig in onze synagoge. Maar wij als leiders vinden dat ingewikkeld. Jezus houdt zich niet aan de sabbatsrust, hij houdt geen afstand van mensen die onrein zijn. We hebben al Schriftgeleerden en farizeeën op bezoek gehad uit Jeruzalem. We staan onder grote druk, moet je weten. De Romeinen zijn hier de baas. Koning Herodes regeert hier in het noorden van Israël. Iemand die zoveel mensen achter zich aan krijgt zoals Jezus, daar houden die machtige mannen niet van. Dus wij als synagogeleiders kunnen Jezus niet steunen.
Maar mijn dochter werd zieker en zieker. Ik kon het niet meer aanzien. Dus ik ging naar Jezus. Ik zette mijn trots en eervolle positie als synachogeleider opzij, en wierp me in het stof aan zijn voeten:
‘Het einde is nabij voor mijn dochter, leg haar de handen op, redt haar, geef haar nieuw leven!’
Jezus kende mij natuurlijk wel. Hij wist dat ik geen fan van hem ben. En toch ging hij mee.
Kafarnaüm is een klein dorp, maar het duurde lang voor we bij mijn huis waren. Een grote menigte omringde Jezus. En er was een vrouw die al 12 jaar lang niet naar de synagoge mocht komen omdat er bloed vloeide uit haar schoot. Eerst genas Jezus haar.
Toen kwamen er mensen naar mij toe met een keiharde boodschap: je dochter is dood, waarom val je Jezus nog lastig.
We waren te laat.
Ik was te laat. Ik was te koppig geweest. Ik vond mijn positie als synagogeleider te belangrijk om me tot Jezus te wenden. Doordat ik wilde behouden wat ik had, verloor ik het allerbelangrijkste wat ik had: mijn dochter.
Maar Jezus was ook te laat. Had hij maar niet eerst die vrouw genezen. Die was veel ouder dan mijn dochter. Die had al een leven achter zich.
En de menigte was te laat. Ze lieten Jezus er maar niet door. Mijn dorpsgenoten vonden hun eigen aanraking van Jezus belangrijker dan het leven van mijn dochter.
God was te laat. God heeft mijn dochter in de steek gelaten. Waarom? Waar bent u, als de dood een jong iemand bedreigt? Slaapt u dan? Ze was onschuldig. Ze heeft dit niet verdiend.
Toen zei Jezus: wees niet bang, geloof alleen.
Maar hoe kun je niet bang zijn, als je kind ernstig ziek wordt. Hoe kun je niet bang zijn, als je kind sterft. Hoe kun je geloven, als het lijden zo groot is?
Ik wou dat ik toen had gezegd, wat een andere vader in het Marcusevangelie later heeft gezegd: Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp.
Geloven is vaak leven tussen geloof en ongeloof in. Natuurlijk geloof ik. Natuurlijk vertrouw ik op God. Op zijn trouw en liefde. Hij heeft zich verbonden met Abraham. Hij heeft Israël bevrijdt uit Egypte. Hij heeft Jezus naar ons toegestuurd. Maar als het er dan op aan komt. Als je eigen dochter ziek wordt. Probeer dan nog maar eens op God te vertrouwen.
Wees niet bang, geloof alleen.
Ondertussen waren we aangekomen bij ons huis. Ik ging naar mijn vrouw en sloeg mijn armen om haar heen. Om ons heen klonk gehuil en van de klagers. Zo werkt dat in onze cultuur. Als er iemand sterft komen er mensen met je huilen en klagen. Zo kun je het verdriet samen de ruimte geven.
Maar Jezus moest er niks van hebben:
‘Waarom maken jullie zo’n misbaar en huilen jullie? Het kind is niet gestorven, het slaapt.’
Toen werd er gelachen. Gelachen om zoveel dwaasheid. Dood is dood. De dood is hét wapen van de tegenstander. Al het goede, al het schone komt ooit ten einde. De dood maakt een einde aan al onze ambities en pretenties. We zijn als gras, even te veel zon of te weinig water, en we zijn dood. Kwetsbaar. En als je dochter dan opeens sterft, dan is dat een hard gelach. Iemand die beweert dat het niet zo is, die is de realiteit uit het oog verloren.
Jezus stuurde de klagers, die hem nu uitlachten, weg. Hij nam mij en mijn vrouw mee. En Petrus, Jakobus en Johannes. Die waren erbij toen het gebeurde.
Jezus liep naar mijn dochter toe. Hij pakte haar hand. De hand die langzaam koud begon te worden. Haar adem was gestokt. De dood nam bezit van haar knappe gezichtje.
Toen sprak Jezus deze woorden: Talita, koem! Meisje, sta op!
Meteen sloeg ze haar ogen open. Ze opende haar mond en hapte naar nieuwe adem. Haar hart pompte nieuwe warmte naar haar koude handen. Meteen stond ze op. En rende een rondje door de kamer.
We waren zo blij. We waren zo verbaasd. We waren zo gelukkig. Onze dochter was dood, maar was teruggeroepen naar het leven. We waren zo overdonderd dat Jezus ons vertelde wat we moesten doen: geef haar wat te eten.
Wat wij hebben meegemaakt is heel bijzonder. Je ziet het aan de details die Marcus heeft opgeschreven: de Arameese woorden, wie er bij waren, de details van hoe het gebeurde. Iedereen die erbij was heeft dit onthouden. Dit verhaal hebben de ooggetuigen nooit meer losgelaten.
Het is bijzonder, omdat het niet is hoe God meestal werkt. Hoeveel mensen zijn er nu terug geroepen uit de dood naar het leven? De profeet Elia doet het één keer, de profeet Elisa. Later doet Jezus het nog een keer met de zoon van een weduwe uit Naïn. En met zijn vriend, Lazarus.
Maar wat ons overkwam was een bijzonder voorproefje van Gods Koninkrijk. Gods Koninkrijk dat is doorgebroken in Jezus. In zijn leven, lijden, sterven. En bovenal in zijn opstanding. Wat daar gebeurde is nog meer bijzonder. Ook bij het graf van Jezus waren mensen aan het huilen, ook daar werd het niet geloofd, ook Jezus at na zijn optanding. Maar zijn opstanding was ook anders. Hij kwam niet uit de dood terug het leven in. Hij is door de dood heen gegaan, en aan de andere kant van de dood opgestaan. De dood kon zijn macht over Hem behouden.
Jezus’ opstanding is een voorafschaduwing van wat God ooit zal doen voor de hele schepping. De doden zullen opstaan. De aarde zal worden hersteld. De hemel en aarde worden weer één. Het zal één groot feest zijn. Dan wordt er pas echt gelachen en gejuicht.
Nog een verschil: dat mijn dochter weer terug het leven in werd geroepen door Jezus, dat moesten we geheim houden. Jezus had al genoeg last van de mannen aan de macht. Als die hoorden dat Hij zelfs hun belangrijkste wapen, de dood, de macht kon ontnemen, dan zouden ze Hem pas echt vrezen en Hem gelijk gevangen willen nemen.
Maar de opstanding van Jezus: Dat geheim moeten we juist niet voor ons houden. Dat Goede Nieuws mogen we met iedereen delen. De Heer is waarlijk opgestaan. Daarom is er hoop. In elke situatie, voor iedereen, voor heel de schepping. Een toekomst vol van hoop. Amen.
Of course I should have gone earlier. My wife had said it before, “Let’s go to Jesus. Perhaps He can save our daughter.” Our daughter, our only child, 12 years old, had been ill for some time. And nothing seemed to help.
But I didn’t want to go to Jesus. I am one of the leaders of the synagogue here in Capernaum. A small village on the Sea of ??Galilee. It is the village where Jesus from Nazareth came to live. Many of his most important students are from our village: Peter, James, Johannes, and others.
Jesus is popular here. Sometimes it seems as if the whole village is following him. Jesus speaks regularly in our synagogue. But we as leaders find that complicated. Jesus does not keep the Sabbath rest, he does not keep away from people who are unclean. We have already had scribes and Pharisees visiting from Jerusalem. We’re under a lot of pressure, you know. The Romans rule here. King Herod reigns here in northern Israel. Someone who gets so many people after him like Jesus, those mighty men don’t like that. So we as synagogue guides cannot support Jesus.
But my daughter got sicker and sicker. I couldn’t stand it anymore. So I went to Jesus. I set aside my pride and honorable position as a synacho conductor, and threw myself into the dust at his feet:
“The end is near for my daughter, lay hands on her, save her, give her new life!”
Jesus knew me, of course. He knew I’m not a fan of his. And yet he went.
Capernaum is a small village, but it took us a long time to get to my house. A great crowd surrounded Jesus. And there was a woman who had been banned from coming to the synagogue for 12 years because blood was spilling from her womb. First, Jesus healed her.
Then people came to me with a hard message: your daughter is dead, why are you still bothering Jesus.
We were late.
I was too late. I had been too stubborn. My position as a synagogue director was too important to me to turn to Jesus. Because I wanted to keep what I had, I lost the most important thing I had: my daughter.
But Jesus was also late. If only he hadn’t healed that woman first. He was much older than my daughter. He already had a life behind him.
And the crowd was late. They wouldn’t let Jesus through. My fellow villagers thought their own touch of Jesus was more important than my daughter’s life.
God was late. God has forsaken my daughter. Why? Where are you when death threatens a young man? Do you sleep then? She was innocent. She didn’t deserve this.
Then Jesus said, Do not be afraid, only believe.
But how can you not be afraid if your child becomes seriously ill. How can you not be afraid when your child dies. How can you believe when the suffering is so great?
I wish I had said then what another father in the Gospel of Mark said later: I believe, help my unbelief.
Faith is often living between belief and unbelief. Of course I believe. Of course I trust God. To his faithfulness and love. He has associated himself with Abraham. He delivered Israel from Egypt. He has sent Jesus to us. But when it comes down to it. When your own daughter gets sick. Then try to trust God again.
Don’t be afraid, just believe.
Meanwhile we had arrived at our house. I went to my wife and put my arms around her. All around us was howling and of the complainers. That’s how it works in our culture. When someone dies, people come with you to cry and complain. This way you can give space to the sadness together.
But Jesus had nothing to do with it:
“Why are you making such a noise and crying? The child has not died, it is sleeping.”
Then there was laughter. Laughed at so much foolishness. Dead is dead. Death is the enemy’s weapon. All good, all beautiful comes to an end. Death puts an end to all our ambitions and pretensions. We are like grass, just too much sun or too little water, and we are dead. Vulnerable. And when your daughter suddenly dies, that’s a lot of laughter. Anyone who claims it isn’t has lost touch with reality.
Jesus sent away the complainers, who were now laughing at him. He took me and my wife. And Peter, James and John. They were there when it happened.
[ever slower, softer]
Jesus walked up to my daughter. He took her hand. The hand that slowly started to get cold. Her breath had stopped. Death took possession of her pretty face.
Then Jesus spoke these words: [Hardly] Talita, come! Girl, get up!
Immediately she opened her eyes. She opened her mouth and gasped for new breath. Her heart pumped new warmth to her cold hands. Immediately she stood up. And ran around the room.
We were so happy. We were so surprised. We were so happy. Our daughter was dead, but had been recalled to life. We were so overwhelmed that Jesus told us what to do: give her something to eat.
What we have experienced is very special. You can see it in the details Marcus wrote down: the Aramaic words, who was there, the details of how it happened. Everyone who was there remembered this. The eyewitnesses never let go of this story.
It’s special because it’s not how God usually works. How many people have now been called back from death to life? The prophet Elijah does it one time, the prophet Elisha. Later, Jesus does it again with the son of a widow from Nain. And with his friend, Lazarus.
But what happened to us was a special foretaste of God’s Kingdom. God’s Kingdom that has broken through in Jesus. In his life, suffering, dying. And above all in his resurrection. What happened there is even more special. Also at the tomb of Jesus people were weeping, even there it was not believed, Jesus also ate after his resurrection. But his resurrection was also different. He did not come back from the dead into life. He passed through death and rose on the other side of death. Death could keep its power over Him.
Jesus’ resurrection foreshadows what God will one day do for all creation. The dead will rise. The earth will be restored. Heaven and earth become one again. It will be one big party. Then there is really laughter and cheers.
Another difference: that my daughter was brought back to life by Jesus, we had to keep that a secret. Jesus had enough trouble with the men in power. If they heard that He could take away even their most important weapon, death, from power, then they would really fear Him and immediately want to capture Him.
But the resurrection of Jesus: We should not keep that secret to ourselves. We can share that Good News with everyone. The Lord has risen indeed. That is why there is hope. In every situation, for everyone, for all of creation. A future full of hope. Amen.