De preek over zegen en eerstgeboorterecht

bij Genesis 27, sermon in English below

Leerlingen van Jezus, gasten met ons,

Je hoeft de tien geboden niet te kennen om te weten dat het helemaal mis gaat in het verhaal dat we lazen. Maar we lopen ze toch even langs, van gebod 10 terug naar 1.

10 Zet uw zinnen niet op het huis van een ander, en evenmin op zijn vrouw, op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.’

Dat is precies wat er mis gaat. Jakob heeft zijn zinnen gezet op de zegen. Wat aan Esau toebehoort, dat moet hij hebben.

9 Leg over een ander geen vals getuigenis af.

Jakob legt het ultieme vals getuigenis af. Zijn eigen vader vraagt hem: wie ben je? En hij antwoord: ik ben Esau, uw eerstgeboren zoon.

8 Steel niet.

Jakob steelt de zegen van zijn broer.

7 Pleeg geen overspel.

Rebecca bedriegt haar echtgenoot. Niet op seksueel gebied. Maar zij is degene die het plan bedenkt en organiseert.

6 Pleeg geen moord.

Er wordt net geen moord gepleegd in het verhaal. Omdat Esau wil wachten tot de dood van zijn vader. Pas daarna zal hij Jakob vermoorden. We zijn bijna terug bij de eerste broers in de Bijbel, Kaïn die zijn broertje Abel doodslaat.

5 Toon eerbied voor uw vader en uw moeder. Dan zult u lang leven in het land dat de HEER, uw God, u geven zal.

Jakob bedriegt zijn kwetsbare oude vader. Hij maakt gebruik van zijn slechte zicht. Een ultieme vernedering. Disrespect ten top.

En Jakob draagt gelijk de gevolgen. Hij kan niet langer leven in het land dat God heeft belooft. Hij moet op de vlucht.

4 Houd de sabbat in ere als een heilige dag.

Dit gebod wordt zowaar niet gebroken in het verhaal.

3 Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat Hij niet vrijuit gaan.

Als Isaak aan Jakob vraagt hoe het kan dat hij zo snel weer terug is van de jacht antwoordt hij:

‘Doordat de HEER, uw God, alles zo gunstig voor me liet verlopen.

Gods naam wordt erbij gehaald om de leugen compleet te maken.

En ook het eerste en tweede gebod wordt door Jakob gebroken. Die eerste twee geboden gaan over dat je God de Heer moet vereren, en geen afgoden moet maken. Afgoden dat zijn goede dingen in de schepping die je tot ultieme dingen maakt. Iets in de schepping dat voor jou de grond van je bestaan wordt, waar je je vertrouwen op zet, in plaats van op God.

En Jakob en Rebecca hebben zo’n afgod gemaakt. Het verkrijgen van de zegen. Dat is hun ultieme doel geworden. Ze hebben er alles voor over: Rebecca haar huwelijk, Jakob zijn leven, alles om die zegen te pakken te krijgen.

En dat terwijl Gods zegen iets is dat je natuurlijk nooit te pakken kunt krijgen. Gods zegen kun je alleen ontvangen, je kunt hem niet op eigen kracht krijgen.

Het brengt ons weer terug naar het begin van het boek Genesis. God vraagt Adam en Eva om Hem te vertrouwen. Om niet van de boom van kennis van goed en kwaad te eten. Om er op te vertrouwen dat God weet wat goed is. Maar ze gaan af op hun eigen wijsheid, en kiezen tegen God.

En zo verspelen Adam en Eva Gods zegen. Gods zegen is de zegen van overvloed: wees vruchtbaar en talrijk en bevolk de hele aarde. Door Gods zegen kun je genieten van de overvloed die God geeft. Nadat Adam en Eva van de boom hebben gegeten, zal de aarde geen overvloed meer voortbrengen, maar moeten ze hard werken voor een schamele opbrengst.

Zo roept dit verhaal ons op om op God te vertrouwen. God geeft zijn zegen. God geeft overvloed. Er is genoeg voor iedereen. Zo lang wij met elkaar delen. Zolang wij op elkaar vertrouwen.

Het gaat mis als we het voor ons zelf gaan houden. Het gaat mis als we zoals Izaak denken dat de zegen maar voor één zoon is weggelegd. In Genesis geven de aardsvaders op hun sterfbed altijd een zegen mee aan al hun kinderen. Behalve Izaak. Hij denkt dat hij de zegen maar aan één zoon mee kan geven. Hij gaat uit van schaarste.

Terwijl Gods zegen overvloedig is. Er is genoeg voor iedereen. Zolang wij maar met elkaar delen.

Maar Adam en Eva verspelen niet alleen Gods zegen. Ze verspelen ook hun eerstgeboorterecht.

Dat eerst geboorterecht kom je in de Bijbel het eerst expliciet tegen in het verhaal van Jakob en Esau. In Deuteronomium wordt uitgelegd wat het inhoud. De oudste zoon krijgt een dubbel deel van de erfenis.

Maar het eerstgeboorterecht gaat niet alleen over de erfenis. Het gaat ook over wie de patriarch wordt. De baas in het huis waar meerdere generaties samenwonen. Wie er mag heersen. En normaal gesproken is dat dus de oudste zoon.

Maar God doet dat altijd anders. Al vanaf het begin maakt het hij van de eerste de laatste en van de laatste de eerste.

Dat begint al op bladzijde 1. Bij de schepping in zeven dagen, zijn de mensen laatkomers. Ze zijn er pas op dag 6, en op dag 6 ook pas na de landdieren. En toch worden deze laatkomers, aangesteld om te heersen over de schepping. Zij moeten de schepping verzorgen en bewaren.

En dat recht om te heersen, dat eerstgeboorterecht, dat zou over moeten gaan op de oudste zoon. Maar God kiest telkens de jongste uit: Abel in plaats van Kaïn, Isaak in plaats van Ismaël, Jakob in plaats van Esau.

Waarom doet God dat? God gaat in tegen het systeem van die patriarchale samenleving. Door te kiezen voor de jongste, wordt de macht ingedamd. En Gods liefde gaat altijd uit naar wat kleiner is, zwak, wat uit zichzelf weinig voorstelt. Wie zich vernedert wordt verhoogd, wie zichzelf heel wat vindt wordt vernederd. Dat is hoe Gods koninkrijk werkt.

Hoe werkt dat in onze tijd? Gelukkig hebben we geen eerstgeboorterecht meer. En gelukkig zijn mannen niet meer de baas van hun gezin. Maar nog steeds daagt God ons uit om anders met macht om te gaan.

Heb jij macht? Op je werk, in je gezin, in een groep, in de supermarkt? Hoe ga je daarmee om? Heb je oog voor de machteloze? Hoe verdelen we de macht in ons land? En hebben we niet alleen oog voor het hier en nu, maar ook voor mensen die daar en later de gevolgen van klimaatverandering moeten dragen? God vraagt ons om net als hij oog te hebben voor de laatste, het kleine, het zwakke. Omdat Hij van plan is alles om te keren, recht te zetten.

Rebecca en Jakob hebben er alles voor over om naast het eerstgeboorterecht ook de zegen te pakken te krijgen. En dat loopt uit op een drama. Ik moet jullie een klein beetje meenemen in het Hebreeuws om te laten zien hoe briljant de Bijbel dit hier doet.

36Toen zei Esau: ‘Niet voor niets heet hij Jakob: hij heeft me nu al twee keer beetgenomen [gejakobt].

De naam Jakob wordt hier een werkwoord, Jakobben. Beetnemen, bedriegen.

Eerst heeft hij me mijn eerstgeboorterecht [bakar] afgenomen en nu ook nog mijn zegen [barak]!’

Niet alleen het bakar, het eerstgeboorterecht, het recht om te heersen. Maar ook de barak, de zegen van Gods overvloed. Jakob heeft het allemaal gestolen.

Maar heeft Jakob nu ook bereikt wat hij wilde? Dat vraag ik mij af. Want er volgt nog een derde woord dat hierop lijkt:

42Toen zei Rebekka: ‘je broer Esau zint op wraak, hij wil je vermoorden. 43Doe daarom wat ik zeg, mijn zoon: vlucht [barag] onmiddellijk naar mijn broer Laban in Charan. 44Blijf voorlopig bij hem, totdat de woede van je broer bedaard is.

Het Hebreeuwse woord voor vlucht is barag. Dus Jakob heeft nu de bakar, het eerstgeboorterecht, en de barak, de zegen. Maar hij moet nu vluchten, barag. Van zegen naar vlucht.

In hun bedrieglijke poging om alles naar hun hand te zetten raken Rebecca en Jakob ook elkaar kwijt. Jakob moet op de vlucht. Rebecca denkt dat het voor even is, maar ze zullen elkaar nooit meer terug zien.

Daar zit een overduidelijke les in het verhaal. Wie bedriegt en liegt, zal er niet gelukkig van worden. Op korte termijn lijk je te winnen. Een paar minuten lang denken Jakob en Rebecca dat ze gelukkig zijn met hun overwinning. Maar al snel raken ze alles kwijt. Bedrog komt altijd uit. Meestal al in dit leven. Soms kun je bedrog een heel mensenleven volhouden. Maar voor God is niets verborgen. Hij oordeelt de levenden en de doden. Je kunt niets verborgen houden.

Maar het bijzondere is dan toch weer die hoofdlijn van Genesis. Uit het kwade dat mensen doen, uit het bedrog van Jakob en Rebecca, de woede van Ezau, het verknipte beeld van Gods zegen van Isaak. Uit al dat kwaads kan God iets goeds laten voortkomen. De familie van Isaak, Rebecca, Esau en Jakob, die hier echt op zijn dieptepunt zit. Wat zou je er hier nog voor geven. Maar het is de familie waaruit de Messias voortkomt. God gaat door met zijn zegen. God gaat door met zijn plan om alles op de hemel en de aarde een te maken onder één hoofd, de Messias. Een nakomeling van Jakob. Amen.

at Genesis 27, sermon in English below

Disciples of Jesus, guests with us,

You don’t need to know the Ten Commandments to know that the story we read is going horribly wrong. But we walk through them anyway, from commandment 10 back to 1.

10 Do not set your mind on another man’s house, nor on his wife, or on his slave, or on his maidservant, on his ox, or on his donkey, or on anything that belongs to him.”

That’s exactly what’s going wrong. Jacob has set his sights on the blessing. He must have what belongs to Esau.

9 Do not bear false witness about another.

Jacob bears the ultimate false witness. His own father asks him: who are you? And he answered, I am Esau thy firstborn son.

8 Don’t steal.

Jacob steals his brother’s blessing.

7 Do not commit adultery.

Rebecca cheats on her husband. Not sexually. But she is the one who devises and organizes the plan.

6 Don’t commit murder.

There is just no murder in the story. Because Esau wants to wait until his father dies. Only then will he kill Jacob. We are almost back to the first brothers in the Bible, Cain killing his brother Abel.

5 Show respect to your father and mother. Then you will live long in the land which the LORD your God is giving you.

Jacob cheats on his frail old father. He takes advantage of his poor eyesight. An ultimate humiliation. Disrespect at its peak.

And Jacob immediately bears the consequences. He can no longer live in the land that God has promised. He has to run.

4 Keep the Sabbath as a holy day.

This commandment is actually not broken in the story.

3 Do not abuse the name of the LORD your God, for whoever abuses His name He will not let go.

When Isaac asks Jacob how it is possible that he is back from the hunt so quickly, he answers:

“Because the LORD your God made all things so favorable for me.

God’s name is called in to complete the lie.

And the first and second commandments are also broken by Jacob. Those first two commandments are about worshiping God the Lord, not making idols. Idols are good things in creation that make you ultimate things. Something in creation that becomes the ground of your existence for you, on which you put your trust, instead of on God.

And Jacob and Rebecca made such an idol. Getting the Blessing. That has become their ultimate goal. They’ll do anything for it: Rebecca’s marriage, Jacob’s life, anything to get that blessing.

And that while God’s blessing is something that you can never get your hands on. You can only receive God’s blessing, you cannot get it on your own strength.

It brings us back to the beginning of the book of Genesis again. God asks Adam and Eve to trust Him. Not to eat of the tree of the knowledge of good and evil. To trust that God knows what is right. But they go by their own wisdom, and choose against God.

And thus Adam and Eve forfeit God’s blessing. God’s blessing is the blessing of abundance: be fruitful and numerous and populate the whole earth. Through God’s blessing you can enjoy the abundance that God gives. After Adam and Eve eat of the tree, the earth will no longer produce abundance, but they must work hard for a meager yield.

Thus, this story calls us to trust in God. God gives his blessing. God gives abundance. There is enough for everyone. As long as we share. As long as we trust each other.

Things will go wrong if we keep it to ourselves. Things go wrong if we think like Isaac that the blessing is reserved for only one son. In Genesis the earth fathers always give a blessing to all their children on their deathbed. Except Isaac. He thinks he can only give the blessing to one son. He assumes scarcity.

While God’s blessing is abundant. There is enough for everyone. As long as we share.

But Adam and Eve don’t just forfeit God’s blessing. They also forfeit their birthright.

That first birthright is first explicitly encountered in the Bible in the story of Jacob and Esau. Deuteronomy explains what it means. The eldest son receives a double share of the inheritance.

But the birthright is not just about inheritance. It’s also about who becomes the patriarch. The boss in the house where several generations live together. Who may rule. And normally that is the eldest son.

But God always does it differently. From the beginning he makes the former the last and the latter the first.

It starts on page 1. At creation in seven days, people are latecomers. They are only there on day 6, and on day 6 also after the land animals. And yet these latecomers are appointed to rule over creation. They must care for and preserve the creation.

And that right to rule, that birthright, that should pass to the eldest son. But God chooses each time the youngest: Abel instead of Cain, Isaac instead of Ishmael, Jacob instead of Esau.

Why does God do that? God goes against the system of that patriarchal society. By choosing the youngest, power is contained. And God’s love always goes out to that which is smaller, weak, which in itself amounts to little. He who humbles himself is exalted, who thinks himself a lot is humbled. That is how God’s kingdom works.

How does that work in our time? Fortunately, we no longer have a birthright. And luckily men are no longer the boss of their families. But God still challenges us to handle power differently.

Do you have power? At work, in your family, in a group, in the supermarket? How do you deal with that? Do you have an eye for the powerless? How do we divide power in our country? And do we not only have an eye for the here and now, but also for people who will have to bear the consequences of climate change there and later? God asks us, like him, to have an eye for the last, the small, the weak. Because He intends to turn all things over, to set things right.

Rebecca and Jacob will do anything to get the blessing in addition to the birthright. And that ends in drama. I have to take you a little bit in Hebrew to show how brilliantly the Bible does this here.

36Then Esau said, “It is not for nothing that his name is Jacob; he has tricked me twice now.

The name Jakob here becomes a verb, Jakobben. To cheat, to cheat.

First he took my birthright [bakar] from me and now also my blessing [barak]!”

Not just the bakar, the birthright, the right to rule. But also the barracks, the blessing of God’s abundance. Jacob stole it all.

But has Jacob now also achieved what he wanted? I wonder. For there follows a third word that resembles this:

42Then Rebekah said, “Your brother Esau is looking for revenge, he wants to kill you. 43Do therefore as I say, my son: flee [barag] immediately to my brother Laban in Haran. 44Stay with him for the time being, until your brother’s anger subsides.

The Hebrew word for flight is barag. So Jacob now has the bakar, the birthright, and the barrack, the blessing. But he has to run now, dude. From blessing to flight.

In their deceitful attempt to control everything, Rebecca and Jacob also lose each other. Jacob has to flee. Rebecca thinks it’s temporary, but they’ll never see each other again.

There is an obvious lesson in the story. Whoever cheats and lies will not be happy. In the short term you seem to be winning. For a few minutes, Jacob and Rebecca think they are happy with their victory. But soon they lose everything. Deceit always comes out. Usually already in this life. Sometimes cheating can last a lifetime. But nothing is hidden from God. He judges the living and the dead. You can’t hide anything.

But the special thing is that main line of Genesis. From the evil that men do, from the deceit of Jacob and Rebecca, the wrath of Esau, the distorted image of God’s blessing of Isaac. Out of all that evil God can create something good. The family of Isaac, Rebecca, Esau and Jacob, who is really at its lowest here. What would you give for this. But it is the family from which the Messiah comes. God continues to bless. God continues His plan to unify everything in heaven and earth under one head, the Messiah. A descendant of Jacob. Amen.