De preek over Efeziërs 2

Geliefde adoptiekinderen,

Wat is nou het Goede Nieuws van christelijk geloof. De een zal zeggen: Jezus is voor onze zonden gestorven en daarom zijn we vergeven. Of: door Jezus kunnen we een persoonlijke relatie hebben met God. Weer een ander: door Jezus kunnen we God liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf. Of: Jezus leert ons hoe we goed kunnen leven.

Al die antwoorden raken aan het Goede Nieuws. Maar het zijn denk ik maar stukjes daarvan. Samenvattingen van het hele verhaal. En in het hoofdstuk wat we lazen zoomt Paulus een keer helemaal uit om dat goede nieuws als één heel verhaal te vertellen.

Paulus zegt: het Goede Nieuws komt in een wereld die verloren is. Bij mensen zondigen, die leven in de greep van deze wereld, van deze tijd, in de greep van de heerser van de machten in de lucht, in de greep van de geest van de kinderen van het kwaad.

Allemaal woorden die uitdrukken: we leven in de macht van het kwaad. In de macht van het onrecht. In de macht van de duivel. En het lukt ons niet om daaraan te ontsnappen. We leven wel, maar eigenlijk zijn we dood. We proberen zo hard om de wereld en ons leven te verbeteren, maar het lukt ons maar niet.

Dat klinkt misschien heel negatief. Maar het is denk ik wel reëel. Een voorbeeldje: afgelopen week leerden we bij de Super Waar workshop dat de aarde op dit moment eten opbrengt voor 12 miljard mensen, terwijl we met 7,5 miljard bewoners zijn. Er is meer dan genoeg eten. En toch hebben 1 miljard mensen honger. Dat komt doordat wij eten weggooien, doordat wij veel vlees eten wat veel land vraagt om te produceren, doordat het oneerlijk verdeeld is tussen rijk en arm, doordat de aarde opwarmt en het klimaat in sommige gebieden sterk verandert, door oorlog en corruptie. Het is een super ingewikkelde samenloop van kwaad. Het is niet eenvoudig op te lossen.

Dat we denken dat het misschien wel meevalt met het kwaad komt ook doordat ons denken en ons verlangen vertroebelt zijn. Die machten en krachten van het kwaad hebben zoveel invloed op ons, dat ze ons hele zijn beïnvloeden. Ook je diepste verlangens en de beste rationele redeneringen, zijn aangetast door de zonde.

Daarom komt Paulus tot een hard oordeel: We zijn lichamelijk levend, maar eigenlijk leven we niet. We zijn levende doden. Als je kijkt waar God ons voor bedoelt heeft, hoe geweldig dat leven is, dan ben je in een leven zonder God eigenlijk al dood.

Maar. Maar. God heeft dat veranderd. Omdat Hij overvloeit van barmhartigheid. Omdat Zijn liefde zo ontzettend onmetelijk groot is. Daarom heeft Hij ingegrepen.

In Jezus is alles veranderd. Wij waren dood, maar God heeft ons uit genade gegeven wat Hij ook aan Jezus heeft gegeven. Alles wat voor Jezus gold, geldt nu ook voor ons.

God heeft Jezus weer levend gemaakt, en ons samen met Jezus levend gemaakt. God heeft Jezus uit de dood opgewekt, en ook ons samen met Hem tot leven gewekt. God heeft Jezus nu een plek gegeven in de hemel om naast Hem te regeren over de aarde. En Hij heeft ons samen met Jezus een plek gegeven in de hemel. Al het goede dat God gegeven heeft aan Jezus, heeft Hij ook aan ons gegeven. Alles wat voor Jezus gold, geldt nu ook voor ons.

Wij leven vanuit die realiteit, vanuit Gods nieuwe wereld, de nieuwe tijd die is aangebroken. Daarvanuit worden wij geraakt door Gods onmetelijk grote overvloedige liefde. Geraakt door de genade en goedheid die Hij ons heeft gegeven in Christus Jezus.

Al dat goede dat wij vanwege Gods grote liefde ontvangen, krijgen we niet omdat we het verdienen. Het is een kostbaar cadeau dat we krijgen. Uit genade hebben we geloof ontvangen en zijn we gered. Het is niet onze keuze en onze verdienste dat we bij Jezus horen.

Want wij zijn Gods creatie. Hij heeft ons geschapen in Christus om ook goede werken te kunnen doen. Het is niet door ons werk dat we bij God horen. Het is Gods werk. We zijn Zijn creatieve meesterwerk.

Door het geloof horen we nu bij God. Wat voor Jezus gold, geldt nu ook voor ons. En dat is heel bijzonder, want wij hadden daar eigenlijk helemaal geen recht op. Paulus gebruikt dan allemaal beelden die doen denken aan het kinderpardon. Wij waren buitenlanders, vreemdelingen, afgescheiden van Christus. We leefden aan de andere kant van de grensmuur. We hadden geen rechten. Maar dat is veranderd door Jezus. Door zijn bloed is de grensmuur afgebroken. De vijandschap tussen de mensen die al bij God hoorden en de vreemdelingen is verdwenen, zij zijn met elkaar verzoend in Jezus. En we horen nu bij één grote familie.

Sterker nog: we zijn nu medeburgers van Gods Koninkrijk. Of nog mooier: we zijn huisgenoten van God. We zijn een tempel, de plek waar God woont. Waar hemel en aarde elkaar raken. De plek waar al het goede van Gods Nieuwe Wereld, de aarde bereikt. God woont in ons door de Heilige Geest.

Alles wat voor Jezus gold, geldt nu ook voor ons. We zijn samen Hem tot leven gewekt, samen met Hem opgestaan, samen met Hem hebben we een plek in de hemel aan Gods hand, samen met Hem zijn we burgers van het Koninkrijk van God, we leven net als Jezus door de Geest met directe toegang tot de Vader, we zijn huisgenoten van God.

Dat klinkt misschien wel zo groot en positief, dat het bijna niet is te geloven. Ons verstand kan er niet bij, onze ervaring is er vaak mee in strijd, we voelen het vaak niet.

Paulus is misschien wel te optimistisch. Ik heb jullie dit plaatje al eens laten zien. Paulus schrijft in deze brief allerlei grote woorden over ons, die horen bij Gods nieuwe wereld. Hij schrijft daar zo vrolijk over, dat je zou denken dat we daar al zijn. Alsof de huidige wereld al achter ons ligt.

Maar zoals ik ook in de vorige preek over de Efeziërsbrief al zei: Paulus schrijft dit vanuit de gevangenis. Vanuit een donker hol onder de grond. Hij weet heel goed dat Gods nieuwe wereld er al is, maar ook nog niet. Het is ook zijn ervaring dat God soms erg ver weg lijkt. Het kwaad is wel verslagen toen Jezus stierf aan het kruis en opstond uit de dood, maar het kwaad is nog niet uit deze wereld verdwenen. Pas bij Jezus terugkomst gaan we ervaren en zien wat we nu vaak niet zien, en maar moeten geloven.

Maar onze identiteit, wie we ten diepste zijn, ligt niet in onze ervaring, in wat we begrijpen, in wat we voelen, zien of verlangen. Zelfs niet in wat we geloven. Wie we zijn wordt bepaald door hoe God naar ons kijkt. Hij kijkt naar ons in Christus. Alles wat voor Christus gold, geldt nu ook voor ons. Daarom kijkt God naar ons vol genade, vol liefde, daarom zijn wij zijn huisgenoten. Daarom zijn wij levend. Nieuwe schepping.

En als huisgenoten van God, ontmoeten wij de levende Heer in brood en wijn. Wat voor Jezus gold, geldt nu ook voor ons. Zijn lichaam werd gebroken, zodat wij zouden leven. Door Zijn bloed horen wij, die eerst ver weg waren, nu bij Gods nieuwe wereld. Zo breken wij het brood en delen de beker. Als geliefde huisgenoten van God. Amen.