De preek over klagen voor anderen

bij Klaagliederen 4 en onderstaand filmpje

Leerlingen van Jezus, gasten in ons midden,

https://www.youtube.com/watch?v=hQxU_NvpsVY&feature=youtu.be

Klaagliederen hoofdstuk vier is een dronefilmpje over de stad Jeruzalem. Het raakt aan dit dronefilmpje over de ramp in Beiroet. Maar Klaagliederen 4 speelt een paar jaar na de grote ramp, de verovering en vernietiging door de Babyloniërs.

Een paar jaar na die ramp is alle kleur uit Jeruzalem verdwenen.

De mensen van Gods volk, die blonken als het fijnste goud, zijn verkleurd tot grauw grijs.

Wie gekleed ging in schitterende scharlakenrode kleren, gaat nu gehuld in bruine lompen, de vuilnisbelt af op zoek naar wat te eten.

Mensen die zo onberispelijk schoon waren als witte sneeuw, zijn nu zo vies als zwarte sneeuwprut.

Zongebruinde geoliede lijven zijn geworden tot uitgemergelde zakken botten.

De stad wordt niet meer bewoont door prachtige mensen, evenbeelden van God. Maar door levende doden. Jeruzalem is een spookstad geworden. Een grauwe grijze plaats. Jeruzalem is niet langer de stad van de tempel, de plek waar hemel en aarde elkaar raken. Jeruzalem is nu kleurloos, grauw en grijs. De plek waar hel en aarde elkaar raken.

Want na de verwoesting van het zwaard, kwam de verwoesting van de honger.

9Beter te vallen door het zwaard dan te sterven door de honger:

verstoken van alles wat het land voortbrengt, kwijnt men weg en bezwijkt.

10Zachtaardige vrouwen koken hun eigen kinderen,

die hun tot voedsel dienen, in deze tijd van rampspoed voor mijn volk.

En in die extreme ellende komt de dichter opnieuw met de boodschap dat het volk dit te wijten heeft aan hun eigen zonden.

13Het is om de zonden van haar profeten, om de wandaden van haar priesters:

zij hebben in haar midden het bloed van de rechtvaardigen vergoten.

In Klaagliederen wordt dit niet zo concreet ingevuld. Hoe ze het bloed van rechtvaardigen hebben vergoten. De profeet Jeremia werkt dit meer uit:

Jeremia 7

5Als jullie je leven werkelijk beteren, als jullie elkaar rechtvaardig behandelen, 6vreemdelingen, wezen en weduwen niet onderdrukken, in dit land geen onschuldig bloed vergieten en niet achter andere goden aan lopen, jullie onheil tegemoet, 7dan mogen jullie hier blijven wonen, in dit land dat ik jullie voorouders gegeven heb.  

 Dat heeft het volk dus niet gedaan. Ze hebben elkaar oneerlijk behandeld. De rijken hebben de armen vertrapt. Vreemdelingen, wezen en weduwen zijn onderdrukt.
Ze hebben daarin afgoden gevolgd en God in de steek gelaten. En Mozes had duizend jaar daarvoor al aangekondigd, dat ballingschap het gevolg zou zijn. Dat was de deal van het verbond: als Israël leefde naar Gods geboden werd het gezegend. Als ze God links zouden laten liggen, zouden ze worden gestraft.

Hoe is dat in onze tijd? Is corona dan een straf van God of een gevolg van ons onrecht? Hoe is dat gegaan in Beiroet? In een land vol corruptie, verdeeldheid tussen bevolkingsgroepen, met een koloniale erfenis van onderdrukking. Zijn dit soort rampen een gevolg van onze eigen daden?

Als je een antwoord zoekt op die grote vraag, moet je altijd eerst kijken naar Jezus. Jezus die ook terug te vinden is in deze tekst van Klaagliederen 4.

20De gezalfde van de HEER, de adem van ons leven, is in hun kuil gevangen,

hij in wiens schaduw wij hoopten te leven, te midden van de volken.

Concreet gaat het hier over koning Sedekia. De laatste koning van Juda, uit de familie van David. De laatste koning die gezalfd is met olie, in de naam van de Heer. Hij is gevangen genomen door de Babyloniërs toen hij tijdens de belegering probeerde te vluchten.

2 Koningen 25

7 Eerst moest Sedekia zien hoe zijn eigen zonen vermoord werden. Toen werden zijn ogen uitgestoken. Daarna werd hij vastgebonden met kettingen, en naar Babel gebracht.

 Maar deze gezalfde van de Heer, in het Hebreeuws Messias, is ook Jezus. Jezus die ook gevangen is genomen. Onder het huis van de hogepriester gevangen heeft gezeten in een donkere put. Is overgeleverd aan de heidenen. Veroordeeld. En gedood. De adem van ons leven. Hij in wiens schaduw wij hoopten te leven, te midden van de volken.

Jezus droeg onze straf, onze ballingschap. Hij werd van God verlaten, zodat wij nooit van God verlaten zijn. En God maakte een nieuw begin toen Jezus, de Messias, opstond uit de dood. Door Jezus’ sterven en opstanding is de ballingschap voorbij. God is koning over Israël en de wereld. Jezus is Heer. Onze zonden zijn vergeven. De straf is gedragen. Door de Heilige Geest is God altijd bij ons, we zijn nooit van God verlaten. Door de Heilige Geest hebben we een nieuw leven vol kleur en kracht.

En in dat nieuwe leven mogen we klagen. Klagen met Jezus, die onze zonden op zich nam. Die het lijden op zich nam. Die ons klagen op zich nam. Klagen met Jezus die onze vragen op zich nam: God, waar bent U? Waarom hebt U mij verlaten? Hoe lang nog Heer, hoe lang nog. Waarom laat u onderdrukkers hun gang gaan?

En ook als dat niet onze persoonlijke klacht is, mogen we ons, net zoals Jezus, verbinden met onze broers en zussen die deze klacht wel hebben. Met broers en zussen die lijden aan kanker. Broers en zussen in Beiroet die alles zijn kwijtgeraakt. We mogen hun klacht bij God brengen. Hun nood, hun pijn.

Matteüs 5

4Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden.

Romeinen 12

15Wees blij met wie zich verblijdt, heb verdriet met wie verdriet heeft. 

Johannes 11

35Bij het graf [van Lazarus] begon Jezus te huilen. 

 Zoals Jezus huilde bij het graf van zijn vriend Lazarus, zo mogen wij mee huilen en klagen met degenen die lijden. Het koninkrijk van God wordt ook zichtbaar als we met elkaar mee lijden en klagen.

Maar niet alleen dat. We lazen in Klaagliederen hoe na de verwoesting van Jeruzalem alle kleur uit Jeruzalem verdween. Hoe na het zwaard de honger toesloeg.

En dat kwam omdat er geen helper was.

17We zien aldoor smachtend uit naar hulp – tevergeefs.

We staan op de uitkijk, maar het volk waarnaar wij uitzien brengt geen redding.

Er was geen volk dat zich bekommerde om de Judeeërs die in Jeruzalem waren achtergebleven. Er was niemand die hen wilde helpen.

Dat is hoe het lange tijd in de wereldgeschiedenis is gegaan. Als een stad werd getroffen door een ramp, was het gewoon pech voor de bewoners. Er was niemand die hen te hulp schoot. Er waren geen inzamelingsacties. Maar dat veranderde met Jezus en zijn volgelingen.

Handelingen 11

27In die tijd kwamen er profeten uit Jeruzalem naar Antiochië. 28Eén van hen heette Agabus. De heilige Geest liet Agabus zeggen dat er een grote hongersnood zou komen in de hele wereld. En dat is later inderdaad gebeurd, in de tijd van keizer Claudius.

29De christenen in Antiochië besloten dat ze hulp zouden sturen naar de christenen in Judea. Iedereen gaf zo veel geld als hij kon missen. 30Daarna stuurden ze Barnabas en Saulus met het geld naar de leiders van de kerk in Judea.

Wat hier gebeurt is de eerste giro 555 actie. De heidense christenen in Antiochië besluiten in een hongersnood, waar ze zelf ook onder lijden, geld te geven aan mensen die het nog veel zwaarder hebben, namelijk de arme Joodse christenen in Jeruzalem. Dat is ook hoe Gods koninkrijk in Jezus volgelingen wordt geopenbaard.

We zijn met psalm 72 geroepen om te helpen wie geen helper heeft. Om ruimhartig te geven aan giro 555. Om de lokale kerk in Beiroet te helpen zodat zij weer degene kunnen helpen die het het hardste nodig hebben. Er op vertrouwend en biddend dat de lokale kerk een stuk minder corrupt is dan de lokale overheid.

Klaagliederen 4 leert ons om te klagen met alle mensen die een kleurloos bestaan hebben. Mensen die honger lijden. Mensen die leven in een stad vol puinhopen. Jezus heeft de schuld op zich genomen, ons bevrijd uit een leven zonder God, uit de ballingschap. Dat kon alleen Hij. Maar Hij heeft ook het lijden en klagen op zich genomen. En daarin mogen wij Hem navolgen. Ons verbinden met degenen die lijden.

En daar naar handelen. Helpen wie geen helper heeft. Opkomen de vreemdelingen, wezen en weduwen van onze tijd. Meebouwen aan een koninkrijk waar Jezus’ wil geschiedt op aarde, zoals zijn wil al geschiedt in de hemel. Amen.