De preek over klagen als smeken

bij Klaagliederen hoofdstuk 5

Kinderen van God, gasten in ons midden,

Een man en vrouw, gingen op bezoek bij een weeshuis in Rusland. Ze zouden twee eenjarige jongens uit het weeshuis adopteren. Toen ze binnen kwamen in een grote zaal viel hen één ding op: de stilte. Van de tientallen kinderen maakte er niet één een geluid. Geen gehuil, geen gezeur, geen geklaag. Niet omdat de kinderen zo tevreden waren. Maar omdat ze hadden geleerd: het heeft geen zin om te huilen. Er wordt niet gereageerd op mijn smeken.

Het stel bracht een paar dagen door met de jongens. Al die dagen gaven ze geen kik. Op het eind van het bezoek brachten ze de jongens terug. Het echtpaar moest naar hun eigen land om het papierwerk in orde te maken, om daarna de jongens te kunnen adopteren. Ze lieten hen achter in de grote zaal. En toen: begon een van de jongens te huilen. Hij had geleerd dat er op zijn smeken wordt gereageerd. Hij had een vader en moeder gevonden.

Klaagliederen hoofdstuk 5 eindigt met een indringende smeekbede. Een schreeuw naar de hemelse Vader. Maar aan die smeekbode gaat wat vooraf.

Hoofdstuk 1: Klagen is vragen om troost.

15De vreugde is verdwenen uit ons hart, onze reidans is veranderd in rouw.

Hoofdstuk 2: Klagen is rekenschap afleggen van de toorn van God.

22Werkelijk, u hebt ons geheel en al verworpen, uw toorn tegen ons is onbegrensd.

Waarbij we als volgelingen van Jezus mogen weten dat Jezus die toorn en straf op zich genomen heeft. Zodat we ervan verzekerd zijn dat God ons nooit verlaat.

Hoofdstuk 3: Klagen is God prijzen. Een beroep doen op zijn goedheid, op zijn karakter, op wie Hij is.

19Maar u, HEER, zetelt voor eeuwig, uw troon staat vast van geslacht op geslacht.

Hoofdstuk 4: Klagen is de pijn van anderen meevoelen en bij God brengen

11Vrouwen hebben ze verkracht in Sion, meisjes in de steden van Juda.

12Vorsten hebben ze opgehangen, de oudsten worden geminacht.

13Jongemannen moeten molenstenen torsen, jongens wankelen onder een last van hout.

14De oudsten zijn verdwenen uit de poort, de jeugd staakt het snarenspel.

En opkomen tegen dat onrecht, tegen seksueel geweld, tegen kinderarbeid, tegen slavernij, helpen wie geen helper heeft.

En hoofdstuk 5: klagen is God smeken.

1Gedenk, HEER, wat ons is overkomen, merk toch op, zie onze smaad.

20Waarom zou u ons voorgoed vergeten, ons voor altijd verlaten?

21Breng ons terug bij u, HEER, laat ons terugkeren, laat het ons gaan als voorheen.

 

Smeken brengt ons bij de kant van geloven waar je met verstand niet bij kan. Want Klaagliederen 5 zegt het zelf: Gods troon staat vast van geslacht op geslacht. God kent het verleden, het heden en de toekomst. De geschiedenis is in zijn hand. Hij voorziet wat er gaat gebeuren.

En toch laat hij zich verbidden. Toch heeft het zin dat wij bij God komen smeken. Het heeft zin om bij God te zeuren en te klagen. Om vol te houden. Omdat God geen onbewogen beweger is. Maar een liefhebbende Vader die Zijn kinderen het goede geeft.

Onze smeekbedes, onze klacht, we mogen ze bij de Vader brengen. En dat heeft zin, omdat we er op vertrouwen dat God naar ons luistert.

Als we dat niet doen, dan zijn we als die kleine kinderen in het weeshuis. Die hebben ervaren dat smeken geen zin heeft.

En het zou zo maar kunnen dat je dat inderdaad bent gaan geloven. Misschien heb je wel vurig voor iets gebeden, dat heel belangrijk voor je was, maar niet is gebeurd. Misschien Ben je diep teleurgesteld in God. Is je vertrouwen dat God je hoort beschadigt.

Dat lijkt wel op het gevoel van de mensen in dit hoofdstuk uit Klaagliederen. Waarschijnlijk bidden ze al jarenlang om bevrijding. Inmiddels een hele nieuwe generatie geboren. Een nieuwe generatie die de gevolgen van de misdaden van hun ouders meedraagt. Er is schuld beleden, ze zijn tot inkeer gekomen. Dan wordt het wel eens tijd dat God een einde maakt aan de ballingschap. Dat Jeruzalem wordt herstelt. Want dat heeft Hij zelf beloofd. Dat Hij hen zou vergeven en hun land terug zou geven. Maar God doet niets.

22Werkelijk, u hebt ons geheel en al verworpen, uw toorn tegen ons is onbegrensd.

Gebeden die onbeantwoord blijven. Je kunt er diep teleurgesteld van worden.

Verassend genoeg werden ook Jezus’ gebeden niet altijd verhoord.

In Getsemané bad Hij.

Matteüs 26

39Hij liep nog een stukje verder, knielde toen en bad diep voorovergebogen: ‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan! Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt.’

En op Golgotha bad Hij

Matteüs 27

46Aan het van de duisternis, in het negende uur, gaf Jezus een schreeuw en riep luid: ‘Eli, Eli, lema sabachtani?’ Dat wil zeggen: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’

En nog steeds is één van de grootste gebeden die Jezus gebeden heeft niet vervuld:

Johannes 17

20Ik bid niet alleen voor hen, maar voor allen die door hun verkondiging in mij geloven. 21Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo ook in ons zijn, opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden. 22Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij: 23ik in hen en u in mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat u mij hebt gezonden, en dat u hen liefhad zoals u mij liefhad.

Jezus bad dat iedereen die in hem gelooft één zou zijn. En tweeduizend jaar later is de kerk nog steeds hopeloos verdeeld.

Ook Jezus’ gebeden zijn niet altijd vervuld.

Klaagliederen geeft geen antwoord op onze vragen. Sterker nog: het eindigt met een uitroep van wanhoop:

22Werkelijk, u hebt ons geheel en al verworpen, uw toorn tegen ons is onbegrensd.

Maar toch zit in die klacht, in dit smeekgebed ook de hoop. Zolang we God blijven smeken, blijven klagen, hebben we hoop. God laat ons niet los. Hij blijft onze liefhebbende vader. Hoe erg de omstandigheden ook zijn.

En zelfs al wij zelf niet meer kunnen klagen, kunnen anderen voor ons klagen. En als anderen niet meer voor ons klagen, blijft de Geest bij de Vader voor ons klagen. Zo is Klaagliederen ook een boek van hoop. Het feit dat er iemand is die het heeft opgeschreven. Het feit dat dit Bijbelboek is opgenomen in de Bijbel. Dat laat zien: er is een God die hoort. Amen.