De preek over Lucas 17:11-19

Leerlingen van onze Meester Jezus Christus, gasten in ons midden,

Jezus ontmoet tien mensen die een vreselijk bericht hebben gekregen. Ze zijn onderzocht door een priester. Misschien na zeven dagen nog een keer onderzocht. En toen kwam het onvermijdelijke moment van de uitslag. ‘Het spijt me dat ik dit moet zeggen, maar u heeft huidvraat.

Huidvraat. Dat bericht krijgen is heel pijnlijk. Medisch gezien valt het misschien nog wel mee. Huidvraat is een ziekte die technisch gesproken niet eens bestaat. Huidvraat is een nieuw woord dat de vertalers van de Nieuwe Bijbelvertaling zelf hebben bedacht. Het is een verzamelterm voor huidaandoeningen. En niet alleen mensen kunnen het hebben, maar ook spullen. In eerdere vertalingen heette het melaatsheid. Het Griekse woord is lepros. Maar de ziekte die wij Lepra noemen, bestond nog niet in de tijd van het Oude Testament. Het gaat om een veel bredere groep ziektes dan alleen lepra. Sommige van die ziektes waren vreselijk. Andere ziektes vielen medisch gezien nog wel mee.

Maar als je de uitslag ‘huidvraat’ kreeg, veranderde je van status. Je bent niet langer rein, maar onrein.

In Leviticus 13 staat:

45Wie door ?huidvraat? aangetast is, moet zijn ?kleren? scheuren, zijn haar los laten hangen, baard en snor bedekken en “Onrein, ?onrein!” roepen. 46Zo iemand blijft ?onrein? zolang de aandoening duurt. Als onreine moet hij apart wonen en buiten het kamp verblijven.

 Als je huidvraat hebt, hoor je er niet meer bij. Je mag niet meer onder de mensen komen. Niet meer voor God verschijnen in de tempel. En als je per ongeluk andere mensen tegenkomt, moet je ze waarschuwen: ‘pas op, ik ben onrein, onrein!’

Vreselijk, om zo te moeten leven. Voor altijd in quarantaine. Maar als je je verplaatst in de wereld van toen, een tijd zonder moderne medische middelen, dan begrijp je wel dat dit de enige manier was om besmettelijke ziektes in te dammen.

Na zo’n harde uitslag, in zo’n hopeloze situatie, ben je bereid om elke kans op redding aan te grijpen. Bij elke alternatieve behandeling die nog in een experimentele fase zit, denk je: laten we het maar proberen. Elke arts die misschien een oplossing heeft, wordt geraadpleegd.

En dan verschijnt Jezus. Hij is op weg naar Jeruzalem, en beweegt zich nu op de grens van Samaria en Galilea. Verhalen over Hem gaan rond. Verhalen over bijzondere krachten die van Hem uitgaan. Verhalen over genezing. Het is niet zo raar dat de mensen met huidvraat hun schuilplaats aan de rand van de bewoonde wereld verlaten, en Jezus tegemoet komen aan de rand van het dorp.

Ze blijven op afstand. Zoals het hoort. Niemand wil ook met hen in aanraking komen. Als ze te dicht bij het dorp komen, worden ze bekogeld met stenen.

Ze blijven op een afstand staan.

Ze beginnen te roepen, met alles wat in ze zit. Deze keer roepen ze niet ‘pas op, onrein, onrein.’

 13Ze verhieven hun stem en riepen: ‘Jezus, meester, heb medelijden met ons!’ 

Kyrië, Eleison.

Wat je misschien verwacht van Jezus, is dat Hij medelijden heeft. Dat Hij naar hen toe gaat. Hen omhelst. Hun onreinheid op zich neemt, en hen zo geneest.

Of dat Hij eerst wil weten of ze in Hem geloven: ik wil jullie wel genezen, maar geloof je dat ik de Messias ben, de Zoon van God?

Maar niks van dit alles gebeurt.

14Toen Hij hen zag, zei Hij tegen hen: ‘Ga u aan de ?priesters? laten zien.’

Jezus zegt eigenlijk: vraag maar een second opinion aan. Er is geen omhelzing, geen gebed om genezing, geen aanraking. Alleen de opdracht om naar de priester te gaan. De priester die hen rein kan verklaren. Maar ja. Ze zien de huidvraat nog op hun huid. Waarom zouden ze die second opinion proberen?

Toch gaan ze op weg, vanwege Jezus. Jezus die ze hebben ontmoet. Jezus die ze om medelijden hebben geroepen. Jezus die ze zien als hun meester. Hun epistates. Letterlijk: iemand die boven hen staat. Ze hebben zich aan Hem toevertrouwt. En vertrouwen er blijkbaar op dat het goed is om de weg te gaan die Hij wijst.

En op die weg die Jezus hen wijst, gebeurt het wonder. Ze worden gereinigd. Ze worden genezen. Ze worden weer heel.

Dat is de kern van waar het om gaat bij het omgaan met ziekte. Door Jezus is het mogelijk om te worden genezen. Hij is de meester. Hij is degene door wie mensen beter worden. Het komt niet door ons geloof, door de kracht van onze gebeden om genezing. Het komt door Jezus.

In het Evangelie, de handelingen van de apostelen, in de vroege kerk gebeurden allerlei wonderen en genezingen. Vanwege Jezus, die de meester is over dood en leven. En die genezingen droegen bij aan de groei van de kerk.

Maar de kerk groeide ook omdat christenen anders omgingen met besmettelijke ziekten. Als een stad werd getroffen door een besmettelijke ziekte, zoals de pest, was het normaal dat iedereen die rijk genoeg was, er vandoor ging. De armen bleven achter, zonder iemand om voor hen te zorgen. En bij die achterblijvers was het ieder voor zich.

Dat veranderde met de komst van de kerk. De volgelingen van Jezus bleven voor elkaar zorgen, wat er ook gebeurde. Zij bleven voor hun niet-christelijke buren zorgen, ook als ze daardoor zelf getroffen werden door een besmettelijke ziekte. Ze waren niet bang voor de dood, want ze wisten dat Jezus hun meester was. De dood was niet het einde, maar een andere manier om in Christus te zijn.

En als de ziekte was uitgeraasd, en de rijken naar de stad terugkeerden. Vonden ze daar een nieuwe situatie terug. De mensen die het overleeft hadden, waren christenen, nieuwe-christenen, of mensen die opeens een veel positiever beeld hadden van de christenen. Hun meester, ene Christus, bleek veel machtiger dan de Romeinse afgoden. Hij wist zijn volgelingen te bewegen om hun eigen leven te riskeren, voor het leven van een ander. Het is juist ook door dit soort wonderen dat het evangelie zich door het Romeinse rijk verspreidde.

En toen de kerk groeide, begonnen christenen tehuizen te stichtten voor mensen die leden aan huidvraat. En die tehuizen groeiden later uit tot complete ziekenhuizen.

Genezing door gebed en genezing door goede zorg in het ziekenhuis: het zijn twee kanten van dezelfde medaille. Twee kanten van die éne meester: Jezus Christus.

14Terwijl ze gingen werden ze gereinigd. 15Een van hen, die zag dat hij genezen was, keerde terug en loofde God met luide stem. 16Hij viel neer aan ?Jezus’ voeten om hem te danken.

Tien mensen zijn blij dat ze gereinigd zijn. Één van die tien keert terug naar Jezus, looft God met luidde stem, en valt voor Jezus voeten om Hem te danken.

Waarom komen die andere negen niet?

Misschien zijn ze zo blij dat ze meteen naar hun familie willen.

Misschien dachten ze wel: ook toevallig, dat de priester mij rein verklaart net nu ik bij Jezus ben geweest. Maar er is vast een wetenschappelijke verklaring voor.

Misschien waren ze Jezus wel dankbaar, maar durfden ze niet naar hem terug te keren. Want wie door Jezus was genezen, werd nog wel eens met de dood bedreigt door Jezus’ tegenstanders.

We weten het niet. Maar we herkennen het misschien wel. We vinden dingen al snel vanzelfsprekend. Dat we gezond zijn, dat we te eten hebben, dat we adem kunnen halen, dat ons lichaam zichzelf herstelt, dat we in vrijheid leven, vrede, welvaart. Terwijl het allemaal genade is. Niets van dat alles hebben we zelf voor elkaar gekregen. Bij al die dingen zijn we afhankelijk van wat we van God hebben gekregen. We zijn als grassprietjes: zo kwetsbaar dat er maar dit hoeft te gebeuren, en we zijn er niet meer. Alles wat we kunnen en hebben, wie we zijn, wat er in ons zit, hebben we te danken aan God.

En soms moet je daar weer even op gewezen worden. Door een vreemdeling.

16Hij viel neer aan ?Jezus voeten om hem te danken. Het was een Samaritaan. 17Toen zei ?Jezus: ‘Zijn er niet tien gereinigd? Waar zijn de negen anderen? 18Wilde niemand anders terugkomen om God eer te bewijzen dan alleen deze ?vreemdeling?’ 

Deze buitenlander doet wat de anderen nalaten. Juist deze vreemdeling, die niet bij het volk van God hoort, heeft aangevoeld wat hier is gebeurd. Hij heeft ervaren dat Jezus meer is dan een geneesheer. Meer dan een wonderdoener. Hij gelooft dat Jezus de personificatie van God is. Dat God in Hem is teruggekeerd naar de wereld. Dat Jezus de Messias is, de Zoon van God. Door de genezing, is Hij Jezus op een andere manier gaan zien.

19Jezus zei tegen de Samaritaan: ‘Sta op en ga. Uw geloof heeft u gered.’

Deze Samaritaan is niet alleen gered van huidvraat. Van buitengesloten zijn. Deze Samaritaan is opgestaan. Opgestaan uit het niet bij God kunnen horen. Deze mens heeft genade ontvangen, en herkent. Deze man heeft het echte leven gevonden. Bij Jezus. Jezus die niet alleen de meester is. Maar ook de Heer van het leven. Jezus die mensen redt en thuisbrengt bij God. De opgestane die ons doet opstaan tot een nieuw leven.

Misschien ben jij ook wel op zoek naar dat leven. Het leven met Jezus. Het leven in Christus.

Het enige wat je hoeft te doen om dat te krijgen, is Hem er om vragen.

Door te bidden:

Jezus: ik ben onrein, maak mij weer heel. Heb medelijden met mij.

En Jezus zal je antwoorden: ‘Sta op en ga. Je geloof heeft je gered.’

Amen.