De preek over Lucas 4:14-22

Gemeente, gasten in ons midden,

Jubeljaar nu

Wie van jullie heeft er een hypotheek op je huis? Bij deze verklaar ik dat jullie schuld is kwijtgescholden. Je hypotheek is afbetaald. Wie van jullie is er tuinder? Bij deze verklaar ik dat alle tuinderijen worden onteigend en herverdeelt. Iedereen krijgt een even grote tuin en begint weer zonder schulden. Iedereen van jullie met een tijdelijk contract krijgt een vast contract zodat je meer bestaanszekerheid hebt. Wie werkloos is krijgt een baan. En al het vermogen boven de 100.000 euro wordt onteigend en herverdeelt.

Jubeljaar toen

Dit zouden zo’n beetje de gevolgen zijn als we nu in Delfgauw een genadejaar zouden invoeren. Het genadejaar of jubeljaar is een Bijbelse instelling die je tegenkomt in Leviticus 25:

8 Na verloop van zeven sabbatsjaren, na zeven maal zeven jaar, wanneer er negenenveertig jaren verstreken zijn,9 moeten jullie op de tiende dag van de zevende maand de ramshoorn luid laten schallen. 10 Elk vijftigste jaar zal voor jullie een heilig jaar zijn, waarin kwijtschelding wordt afgekondigd voor alle inwoners van het land. Dit is het jubeljaar, waarin ieder naar zijn eigen grond en zijn eigen familie kan terugkeren. 17 Benadeel je volksgenoten niet. Toon ontzag voor je God; ik ben de HEER, jullie God.

Één keer in de 50 jaar moet de hele economie op z’n kop worden gezet. Al het bezit wordt herverdeelt, alle schulden kwijtgescholden. Iedereen krijgt de kans om op zijn eigen grond opnieuw te beginnen.

Probleem: iemand met macht en goed hart

Waarschijnlijk heeft zo’n jubeljaar in Israël nooit of bijna nooit plaatsgevonden. De belangrijkste oorzaak is dat Israël vaak werd overheerst door buitenlandse koningen. En die hielden zich niet aan de wetten van God. En de koningen die Israël had toen ze wel onafhankelijk waren. Die koningen waren vaak veel te slecht om zo’n maatregel te nemen. Koningen die goede vrienden zijn met de rijken in de maatschappij, hebben geen belang bij het kwijtschelden van schulden. Wat dat betreft is er weinig veranderd de afgelopen 4000 jaar. Oxfam Novib berichtte pas geleden dat de 62 rijkste mensen ter wereld nu evenveel bezit hebben als de armste 50% van de wereldbevolking. Belangrijkste oorzaak volgens hen: grote bedrijven betalen nauwelijks belastinggeld omdat ze deals maken met regeringen, zoals de regering van Nederland. Daardoor worden de rijken steeds rijker, en blijven de armen arm. En niemand lijkt bij machtte daar wat aan te doen. En wie de macht wel hebben, hebben geen belang om zo in te grijpen.

Jezus zegt: nu gebeurt het, einde ballingschap, God is koning

En Jezus’ tijd was het niet veel anders. Israël had geen eigen koning. De hoogste baas, de Romeinse keizer, had er absoluut geen belang bij om het land te herverdelen. En hij had zeker geen positief oog voor de armen in de uithoek van zijn rijk, in Israël.

En in die situatie gaat Jezus naar Nazareth, de stad waar hij is opgegroeid. Hij bezoekt de synagoge, en hem wordt gevraagd te lezen uit de profeten en daar iets bij te zeggen. Hij rolt de boekrol van de profeet Jesaja af tot hoofdstuk 61:

18 ‘De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, 19 om een genadejaar van de Heer uit te roepen.’

Hij rolt de boekrol weer op, geeft hem aan de koster, gaat zitten en begint aan zijn preek. En de kern van zijn preek is: ‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.’

Maar wat hebben ze dan op die dag in vervulling horen gaan? Om dat te kunnen begrijpen moet je weten wat er nog meer in Jesaja 61 staat. Want als Jezus een klein stuk uit het Oude Testament citeert, bedoelt hij daar vaak ook het gedeelte mee dat er omheen staat.

Het gedeelte in Jesaja 61 gaat over de bevrijding van Israël uit de ballingschap. Israël was als slaven afgevoerd naar Babylon. Op een gegeven moment werden ze bevrijdt en mochten ze weer naar hun eigen land. Maar ook toen de Joden teruggekeerd waren uit de ballingschap, bleven ze overheerst worden door vijandelijke volken. Er bleef onrecht. Mensen in de tijd van Jezus voelden aan dat het niet goed zat. Ten diepste hadden ze de ervaring dat God niet bij zijn volk woonde. Dat ze nog steeds in ballingschap waren, maar dan in eigen land. En ze waren in de verwachting dat God zou komen. Dat hij weer zou gaan wonen bij zijn volk. Dat hij hen zou bevrijden van hun vijanden. Dat hij al het onrecht zou doen verdwijnen. Dat hij als het ware een jubeljaar zou komen brengen. Dat alles op die manier weer zou worden zoals God het bedoelt had.

En die verwachting, daarvan zegt Jezus: kijk naar mij. Naar wat ik doe. Luister naar wat ik zeg. In mij gebeurt het. In mij claimt God zijn koningschap over Israël en de wereld. In mij gebeurt dat jubeljaar. In mij wordt Gods genade werkelijkheid.

 Maar wel anders: leven uit genade geestelijk

Dat klinkt misschien nog wat vaag. Want hoe wordt Gods genade dan werkelijkheid in Jezus?

Jezus bevrijdt ons van alles dat tussen ons en God in zou staan.

Eerst waren we arm. Maar in Christus mogen we delen in Gods rijkdom: in zijn liefde, in zijn volheid, in zijn onsterfelijkheid.

Eerst waren we gevangenen. Gevangenen van de zonde. Het lukt onszelf niet om echt goed te leven. We waren gericht op onszelf, op onze eigen eer en geluk. In Christus zijn we bevrijdt. Jezus heeft onze schuld betaald. Ons vrijgekocht en als vrije mensen een nieuw leven gegeven. Een nieuwe kans om voor God te leven.

Eerst waren we blind. We zagen niet waar het heen moet met deze wereld. We hadden geen hoop. In Christus zien we dat deze wereld in Gods handen is. Dat hij alles zal voltooien en volmaakt zal maken. Dat is onze hoop.

Eerst werden we onderdrukt. Door onze behoefte om zelf te bepalen wie we zijn. Door onze zucht naar prestaties, eer, behoefte om mooi te zijn, geliefd te zijn, erbij te horen. Nu zijn we vrij. God houdt van ons, wij zijn zijn kinderen. Wat maakt het nog uit hoe anderen over ons denken?

Zo wordt Gods genade werkelijkheid in Jezus. Een geestelijke werkelijkheid in ons leven.

Onderlinge gemeenschap

Maar er is nog meer. Jezus roept een genadejaar uit en zegt: ‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.’ Hij is geen koning die met allerlei wetten sociale veranderingen af dwingt. Jezus werkt door zijn volgelingen heen. De kerk is een gemeenschap van mensen die onderling leven alsof het zo’n genadejaar is. Wij zijn een teken van Gods Koninkrijk. Omdat wij op een andere manier met elkaar omgaan.

Heel belangrijk daarbij is vergeving. We verwachten en bidden dat God onze schuld vergeeft. Zoals wij ook vergeven hebben wie ons iets schuldig was. In alle ontmoetingen, gesprekken, overleggen, vergaderingen die we hebben als kerk gebeurd er veel goeds. Maar gaat er ook veel fout. Belangrijker dan de uitkomst van wat we beslissen, belangrijker dan ons eigen gelijk, is de manier waarop we met elkaar omgaan. Als broers en zussen, als mensen die familie van elkaar zijn, terwijl we soms heel verschillend zijn. Maar we verdragen elkaar, zeggen sorry, we blijven in die ander een mens zien die door God geliefd en vergeven is. Zo gaan we met elkaar om en zijn we een teken van Gods Koninkrijk.

 Delen

En we delen. Want ook op ons rust Gods Geest. Ook wij zijn door onze doop gezalfd om te werken in Gods Koninkrijk. Daarom brengen we armen goed nieuws en delen we de rijkdom die we van God ontvangen hebben. Daarom steunen we organisaties die slaven bevrijden. En zijn we bewuste consumenten die geen producten kopen waarvoor mensen hebben gewerkt, onder onrechtvaardige omstandigheden. We helpen mensen die verblind zijn door armoede, door eenzaamheid, we helpen mensen die niet mee kunnen doen in deze maatschappij. We steunen mensen die onderdrukt worden. Met handtekeningen, met financiële hulp. We zien vluchtelingen als medemensen, niet als massa. Zo delen we van wat wij van God hebben ontvangen en geleerd.

‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.’ In Jezus komt er een einde aan de ballingschap. Aan het leven zonder Gods nabijheid. In Jezus wordt Gods genade aan ons geschonken. Kunnen we leven als bevrijdde mensen. We zijn aan elkaar gegeven. Om een teken te zijn van zijn koninkrijk, door als vergeven mensen ook elkaar te vergeven. En van alles wat God ons geeft delen we, met mensen ver weg en dichtbij. Zo wordt deze schrifttekst vervuld in ons leven. Zo vieren we de komst van Gods Koninkrijk. Als we brood en wijn delen. Zo vieren we Gods genade. Amen.