De preek van 7 juni 2020: zondag van de Vervolgde Kerk

Overdenking over Handelingen 12, vers 1 – 19, 24
Kerk Delfgauw, 7 juni 2020, zondag van de Vervolgde Kerk
Voorganger: proponent René Strengholt, Delfgauw

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Ik begin met een beeld, geïnspireerd door jullie vorige predikant Jaap van der Windt, in zijn boekje Niet meer dan eerlijk, waar hij schildert dat we met de wereldkerk in feite aan de ene avondmaalstafel zitten. Zo nauw is de band met onze broeders en zusters in andere werelddelen. Wat zij meemaken gaat ons aan, en andersom. Ik zie die tafel voor me. Kijk, daar zit een zuster uit Noord Korea, schuchter, omdat in haar land het levensgevaarlijk is als iemand weet dat je christen bent. Daar zit een christenmeisje uit Nigeria, dat ontvoerd is geweest door Boko Haram, extreme moslims, en dingen meegemaakt heeft die te verschrikkelijk zijn om te beschrijven. Gelukkig is ze vrij gekomen. Daar zit een kerkleider uit India, die merkt dat hij en zijn gemeente steeds meer achtergesteld worden onder invloed van militante hindoes. Daar een christen uit Pakistan die geen rechten heeft en gedwongen is te werken in de steenfabriek. Daar zit een christen uit Midden-Amerika die buitengesloten en onder druk gezet wordt omdat hij niet mee wil doen aan de niet-christelijke tradities en de corruptie in zijn dorp. Daar zit een gezin uit Irak dat meerdere gezinsleden heeft verloren toen IS de macht overnam in hun dorp. Als we zo ieders verhaal horen komt de vraag op ons af: wat kunnen wij voor jullie betekenen? En waar kunnen we voor bidden? En daar zitten jij en ik. Wat zouden wij vertellen over onze kerk, over onze situatie? Over hoe wij onze bevoorrechte positie als rijke én vrije christenen gebruiken voor Gods koninkrijk, of misschien juist dat te weinig doen? Over onze uitdagingen in een seculiere samenleving? En als onze buitenlandse tafelgenoten vragen: waar kunnen wij voor jullie voor bidden? Wat zouden we dan antwoorden? Zouden we laten bidden voor onszelf en onze kerk, voor ons zoeken naar een manier van kerk-zijn in een anderhalve meter samenleving; of ook voor ons dorp, onze samenleving, ons land?

Zo aan tafel zitten, wereldwijd, lukt niet, het is al hier nu moeilijk. Maar hoe goed is het dat er organisaties als Open Doors zijn, die ons op de hoogte brengen van de situatie van vervolgde christenen, zodat we voor hen kunnen bidden en hen kunnen helpen, en die maakt dat wij ook van hen kunnen leren en laat weten dat zij ook voor ons bidden. Het lijkt niet zoveel wat we voor hen kunnen doen. Wat geld geven, een kaartje sturen, een petitie tekenen, voorbede doen. Maar Open Doors koppelt altijd ook terug hoe goed het christenen in moeilijke situaties doet te weten dat ze niet vergeten worden. En het heeft soms ook effect als hun situatie internationale aandacht krijgt en er vanuit het buitenland druk wordt uitgeoefend op autoriteiten om bijvoorbeeld iemand vrij te laten.

In het geval van de detentie van Petrus en zijn dreigende terechtstelling, waren voor de gemeente alle mogelijkheden om druk uit te oefenen of mee te leven uit handen geslagen. Lucas maakt heel beeldend hoe uitzichtloos de situatie was in de zwaarbewaakte kerker: vier groepen van vier soldaten die de wacht hielden. Aan weerszijden een soldaat waaraan hij vastgeketend zat. Koning Herodes – het gaat hier om Herodes Agrippa de eerste, kleinzoon van Herodes de Grote die we kennen uit het kerstverhaal – wil koste wat het kost een ontsnapping voorkomen.

Je ziet in Handelingen dat de tegenstand in Jeruzalem tegen de groeiende groep volgelingen van Jezus toeneemt. Tot nu toe kwam die tegenstand uit de tempel, van de Joodse leiders, die in deze nieuwe Joodse beweging een bedreiging zagen, niet alleen van hun positie, maar ook van de Joodse stabiliteit en identiteit, waar zij de hoeders van waren. Twee keer eerder zijn Petrus en sommige van zijn collega apostelen gevangen gezet door het Joodse gezag, door de tempelpolitie. Toen hadden ze de publieke opinie in Jeruzalem nog mee en durfden de overpriesters hen niet al te hard aan te pakken. Een derde keer pakken ze een minder prominente leider van de jonge gemeente aan, Stefanus, die gestenigd wordt voor het beledigen van de tempel en de wet. Dat is de opmaat naar een hevige vervolging vanuit het Joodse gezag die zich niet direct richt op de leiders, maar op aanpakken van gewone gemeenteleden. Saulus – later Paulus – speelt hierin de hoofdrol.

Nu krijgt de gemeente het voor het eerst te stellen met de politieke machthebbers. Herodes wil de jonge kerk een slag toe brengen om politieke en religieuze redenen. Politiek omdat er bij de volgelingen van Jezus sprake is van loyaliteit aan een andere koning die de ware koning van Israël zou zijn, en Herodes dat vermoedelijk zag als bedreiging voor zijn gezag en het gezag van Rome. Religie, omdat Herodes graag wilde staan voor de stabiliteit van de Joodse staat en de Joodse identiteit en wilde inspelen op het sentiment onder de Joden dat zich langzaam maar zeker was gaan keren tegen de volgelingen van Jezus omdat die minder trouw leken aan de Joodse tradities en aan de tempel. Herodes besluit de Jezus-beweging aan te pakken, zet enkele gemeenteleden gevangen en martelt ze. Gaat vervolgens een stap verder door een van de minder prominente apostelen, Jacobus, op te pakken en met het zwaard te doden. En als hij merkt dat dit goed valt in de Joodse publieke opinie, pakt hij door en durft hij een grote vis te vangen, de bekende apostel Petrus, met de bedoeling hem na het Pesachfeest ten overstaan van het volk terecht te stellen. Net als zijn Heer lijkt nu een jaar of tien later ook Petrus op het Pesachfeest als martelaar te gaan sterven. In de nacht voor de terechtstelling zien we hem slapen, vastgeketend tussen twee soldaten. Slaapt hij zo diep omdat hij al heeft aanvaard dat hij nu ook mag sterven voor zijn Heer en weet dat sterven hem bij Jezus brengt? De dood lijkt onontkoombaar in die zwaar bewaakte kerker.

De gemeente kan niets anders meer doen dan bidden, vol vuur voor hem bidden tot God. Wat haalt gebed uit tegen het zwaard? Twee krachtenvelden staan hier tegenover elkaar. De politieke macht, de vastbeslotenheid van Herodes die de gemeente en Petrus wil treffen, tegenover een biddende gemeente, die een dringend beroep doet op een hoger gezag, een hoger beleid, op Gods reddend ingrijpen, Gods macht, Gods trouw aan de zijnen. Welke kracht geeft de doorslag?

Natuurlijk, God is sterker, zeg je misschien. Maar ik vraag me af of we daar altijd echt mee rekenen in het gebed. God is sterker, maar hoe zit het dan met Jacobus? Voor hem zal even vurig gebeden zijn als voor Petrus. Toch heeft Herodes hem laten onthoofden. Heeft het gebed dan wel iets uitgehaald? Schoot Gods kracht hier tekort? Gaf Herodes’ macht hier de doorslag? Waarom wordt Jacobus een kopje kleiner gemaakt en wordt Petrus gered? Heeft God het ene gebed wel verhoord en het andere niet? We kennen de pijn en de vragen die we hier in Handelingen 12 zien. En de vervolgde kerk zeker ook. Waarom wordt de een gespaard en komt een ander om? Waarom vindt de een genezing en een ander niet, terwijl voor beiden even vurig is gebeden. Waarom heeft mijn ene kind het geloof vaarwel gezegd en de andere het geloof behouden, terwijl ik voor beide net zo veel heb gebeden?

Je zou kunnen denken dat het aan ons geloof ligt wanneer bij de een wel en bij de ander niet het gebed verhoord lijkt te worden. Die kant mogen we nooit op – dat oordelen van elkaars geloof. Een ander risico is dat we, omdat niet iedereen genezen of geholpen wordt op de manier zoals wij dat hoopten, ontmoedigd raken en minder van God gaan verwachten als we bidden. We zien dat in Handelingen 12 ook gebeuren bij de vurig biddende gemeente. Ze zullen hebben gebeden om de bevrijding van Petrus. Of dat hij de moed kon opbrengen om de dood tegemoet te treden zonder zijn vertrouwen op God te verliezen. Maar als Petrus vervolgens aan de deur klopt, geloven ze dienstmeisje Rhodé niet wanneer zij vertelt dat Petrus voor de deur staat. Ze hadden blijkbaar ergens niet helemaal verwacht dat God in zou grijpen op hun gebed. Is dat bij ons ook niet vaak? Dat wij bij ons bidden niet echt verwachten dat God daadwerkelijk iets doet met wat wij vragen. En dat we versteld zouden staan als Hij opeens heel letterlijk ons gebed verhoort.

Handelingen 12 confronteert ons met de vragen rondom het gebed en Gods leiding, waar we soms niets van begrijpen. Petrus bevrijdt, Jacobus onthoofd, terwijl voor beide gebeden is. Maar was het gebed voor Jacobus dan voor niets? Is ons bidden voor onze vervolgde broeders en zusters voor niets als hun situatie niet verbeterd of als ze hun geloof moeten bekopen met de dood? Viel Jacobus buiten Gods zorg, buiten Gods leiding toen hij gedood werd? Ik schat in dat Jacobus zelf dat niet zo ervaren heeft. Dat hij wist: of ik nou leef of sterf, ik ben in Gods hand. Ook door mijn dood heen is God mijn redder, die me vasthoudt, die me door de dood heen naar het leven brengt. Niets kan mij scheiden van de liefde van Christus, zou Paulus later zeggen. God heeft het laatste woord over mijn leven, niet Herodes, niet de terechtstelling, zelfs niet de dood. Dit was geen wensdroom van Jacobus, nee, hij had met eigen ogen gezien hoe de dood Jezus niet klein heeft gekregen. Hij heeft Jezus ontmoet als Opgestane, voorbij de dood. Met eigen handen het nieuwe leven kunnen tasten dat God voor de zijnen in petto heeft in Gods nieuwe wereld. Ook als het naar ons idee mis loopt, over lijkt, dan loopt het God niet uit de hand. Ook als we lijden, als we ziek zijn, als er aan ons of ons geloof geschud wordt, is God het die ons leven leidt en zijn plan met ons doorzet. Niet dat we kunnen zeggen dat Hij de oorzaak van ons lijden is, maar Hij laat ons er niet in los en keert het ten goede. Door het lijden heen maakt Hij zijn werk in ons en aan ons af. Hij is trouw en zijn plannen falen niet. Ondanks de tegenstand. In het krachtenveld tussen Herodes en de biddende gemeente, in het krachtenveld tussen de machten van lijden en pijn en kwaad en Gods werk en plan, geeft God écht de doorslag.

Daarom mogen we zeggen dat God niet minder met het gebed van de gemeente voor Jacobus heeft gedaan dan met het gebed voor Petrus. Als Jacobus met open ogen, vol vertrouwen in zijn Heer, de dood in de ogen keek, en door God door zijn executie heen is opgericht in het eeuwige leven, recht is gedaan – dan is dat een even groot wonder als de bevrijding van Petrus. God heeft de gebeden voor Jacobus in zijn handen genomen en er zijn werk mee gedaan. Dat vertrouwen mogen we hebben in ons gebed. Wat we in Gods handen leggen, dat neemt Hij op en daar doet Hij zijn werk mee. Soms totaal anders dan wij hopen of verwachten. Vaak niet te overzien voor ons. Maar door deze geschiedenis wil Lucas, wil God ons vertrouwen geven, dat Hij de beslissende kracht is in deze wereld, tegenover alle Herodessen van deze wereld, tegenover de corona en alle ziekten, tegenover de onrust en onzekerheid in deze wereld, tegenover de dingen waar we persoonlijk mee worstelen. Handelingen 12 laat zien dat God de regie heeft, door alles heen.

In de bevrijding van Petrus wordt dat heel tastbaar. In de manier waarop Lucas het vertelt merk je dat het op Petrus’ eigen verhaal teruggaat. Hoe hij dacht dat het een visioen was toen de engel hem wakker maakte, hem vroeg op te staan, hoe de boeien vanzelf los gingen, de deuren vanzelf open, zonder dat ook maar één bewaker iets merkte. Pas buiten, een straat verder, komt hij tot de realiteit: hij is echt uit de zwaarbewaakte kerker bevrijdt! Zonder dat hij er zelf iets voor kon of hoefde te doen. Gods verrassende werk! Waar geen uitweg zichtbaar was, alles voorbij leek, heeft Hij een weg geopend. Zo is de God van Israël, voor wie geen deur gesloten blijft; zo is de God van Jezus, voor wie het lijden en sterven de weg was naar het leven, naar een nieuwe werkelijkheid.

Maar we zien ook dat het moeite kost bij Petrus, en even later bij de gemeente, om de realiteit van Gods reddend ingrijpen te kunnen geloven. We moeten er steeds weer wakker voor gemaakt worden. God is niet een God ver weg. Hij kan daadwerkelijk werken in ons leven, in deze wereld, vaak op een manier die we niet direct door hebben of kunnen begrijpen of overzien. En wat we uit Handelingen 12 ook kunnen leren: Hij wil het niet zonder ons doen. Hij schakelt ons erbij in. Dat is echt genade, verrassend, onverdiend. Hij gebruikt ons gebed in zijn werk. Het is zinloos te speculeren of Petrus ook bevrijd was als de gemeente niet voor hem had gebeden. Hier is het duidelijk: de gemeente nam biddend haar plaats in in het krachtenveld tussen Herodes en God, en het had effect. Niet zozeer het ritueel van het bidden, maar het vertrouwen op God, het beroep dat ze deden op Gods macht, zijn trouw, zijn beloften. Hoe dan ook, hun gebed had een plek in Gods reddend handelen in de bevrijding van Petrus.

Ik vind dat heel bemoedigend voor ons bidden. Ook ons bidden voor de vervolgde kerk. Ons gebed stelt niet altijd veel voor. We verwachten als we bidden niet altijd veel van God. Ik gebruik zelf de gebedskalender van Open Doors, waar elke dag gebed gevraagd wordt voor een persoon of situatie in de vervolgde kerk. Maar ik ben er niet zo goed in om dat consequent te doen en soms ben ik al kort erna kwijt waar ik precies voor gebeden heb. Ik denk dat veel van jullie zullen herkennen dat ons gebedsleven met vallen en opstaan gaat. Soms vurig, soms ingezakt. Vaste gebedstijden kunnen helpen om in elk geval het bidden vol te houden. En ook het regelmatig samen bidden met anderen is een impuls voor ons gebed. Ik vind het bemoedigend dat we in Handelingen 12 zien dat de eerste christenen ook niet altijd op de toppen van hun geloof en vertrouwen waren. Ze hadden al zoveel gezien van het krachtige werk van de Geest. Al eerder een wonderlijke bevrijding uit de gevangenis meegemaakt. En toch kunnen ze niet geloven dat Petrus levend en wel op hun deur klopt.

God werkt door ons gebed, zei ik. Maar ik wil het sterker stellen: God werkt door ons gebrekkige gebed. Hij pikt het op en doet er zijn werk mee. We weten niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, zegt Paulus, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten. God verlangt er naar ons gebed te horen, onze inbreng, onze vragen, onze vreugde, onze lof, onze klachten, onze worstelingen. Als we worstelen met het lijden van onszelf of van anderen nodigt Hij ons uit niet te blijven steken in het ‘waarom’, maar het met Hem te bespreken. Hij heeft liever dat we boos zijn of klagen dan dat we Hem negeren. God gebruikt ons gebrekkige gebed. Het is een uitnodiging om te blijven bidden voor onze vervolgde broeders en zusters, voor mensen om ons heen, voor ons dorp, voor onze kinderen, voor de zieken, voor wat er speelt in de wereld. Met verwachting, omdat Hij de regie heeft. Hij de doorslag geeft. Herodes druipt als hij de bevrijde Petrus kwijt is, weer af en staakt zijn strijdt, en verdwijnt door Gods hand van het toneel. Maar na deze vervolging verspreid het woord van God zich en vindt het steeds meer gehoor. Gods woord is sterker dan alle tegenstand. We horen het ook van onze vervolgde broeders en zusters, dat ze merken dat er voor hen gebeden wordt. En wat je ook regelmatig hoort: ze bidden ook voor ons, omdat ook wij in een geestelijke strijd zitten, in een krachtenveld, waar niet de tegenstand ons bedreigt, maar juist onze ongekende vrijheid, onze welvaart en onze gehechtheid aan luxe, het altijd maar bezig zijn met schermpjes en alle andere dingen die ons af kunnen houden van onze relatie met God en van onze inzet voor zijn koninkrijk. Hoe moeilijk we daar prioriteit aan geven. Hoe makkelijk we in onze vrije wereld in slaap sukkelen. We hebben hun gebed hard nodig.

En zo kom ik weer bij de ene avondmaalstafel waar we wereldwijd aan zitten. En waar we eerlijk onze vragen, worstelingen kunnen delen, en ook wat God in ons leven doet. En voor elkaar mogen bidden. Wereldwijd kunnen we hier gestalte aan geven door met onze broeders en zusters mee te leven, bijv. via Open Doors. Maar hoe goed is het ook hier plaatselijk, in de kerk, in onze gezinnen, op onze kring, in onze vriendengroep steeds meer te leren met elkaar te delen, voor elkaar te bidden. Dat kan zondagavond om 20.00 u in de wekelijkse gebedsbijeenkomst voor Delfgauw. Of op een andere manier die bij jou past. Maar worstel niet alleen, deel je pijn. Daarvoor zijn we aan elkaar gegeven. In Handelingen 12 zien we wat God kan doen als hier iemand in nood is – dichtbij of ver weg – en daar een groep mensen voor hem bidt. Onze God is een God van redding. Hij maakt vrij. In die hoop leven wij. Ons verdriet wordt een lied. God maakt vrij. Lof zij Christus. Amen.