‘Gij in uw klein hoekje’?

Mooi is dat! Wordt de pastorie (helaas onhoudbaar) vlak naast de kerk en begraafplaats verkocht, trekt er een uitvaartondernemer in. Zo is het één loop van de stoet met kist vanuit de rouwkamer, naar de kerk en het graf. Dat zie je steeds vaker. In de Telstar, de huis-aan-huis krant in Pijnacker, staat de wekelijkse column ‘vanuit de kerken’ standaard tussen de rouwadvertenties, dankbetuigingen en die van de uitvaartverzorgers in. Dat is dus het beeld: kerk, religie, ziekte en dood. Waarom als het niet anders kan geen peuterspeelzaal of grand café in de pastorie en de kerk op één van de pagina’s sport?

Ik moest daar bij een midrasj op Exodus 5 aan denken. Wanneer Mosjè en Aharon farao vertellen dat de Here, de God van Israël, zegt: ‘Laat mijn volk gaan’, antwoordt deze: ‘Wie is die Here, dat ik Hem zou gehoorzamen’? Ik heb nooit van Hem gehoord, maar wacht even.. Onmiddellijk ging farao zijn schatkamer binnen om zijn godenkarthoteek te raadplegen. Met zijn vinger afgaand langs de lijst, mompelde hij: ‘de god van Moab en god van Ammon, de god van Tsidon’. Terug bij Mozes en Aäron zei hij: ‘Ik heb de naam van jullie God niet gevonden’. Waar lijkt dit op? In de midrasj volgt er dan een gelijkenis.

Een priester die een dwaze knecht had trok de streek uit. Zij knecht ging hem zoeken op de begraafplaats, -waar een priester niet mag komen om zich niet cultisch te verontreinigen. Hij begon tot de mensen die daar stonden te schreeuwen: ‘Hebben jullie mijn meester niet hier gezien?’ Ze zeiden: ‘Wie is je meester?’ Hij zei: ‘Priester zo en zo’. Ze zeiden tot hem: ‘Grootste dwaas ter wereld, jij zoekt een priester op de begraafplaats!’ Zo zeiden Mosjë en Aharon tot farao: ‘De doden worden door de levenden verzorgd, maar zoek je een levende bij de doden? De goden die jij noemt zijn doden, maar onze God leeft en is een eeuwig koning. (..) Hij was voor de wereld geschapen werd en Hij zal zijn aan het einde van de hele wereld. Hij heeft jou gevormd en in jou de levensgeest gegeven.’ In Strack-Billerbeck kunt u deze midrajs vinden bij Lucas 24:5. ‘Wat zoeken jullie de levende bij de doden?’, vragen de engelen daar aan de vrouwen.

Heeft de midrasj het evangelie beïnvloed of is het andersom? Dat is voer voor de wetenschap. Maar het protest van Mosjè, -voor ons Mozes-, is me uit het hart gegrepen. De Here, de God van Israël die wij onze Vader mogen noemen, is te groot om Hem enkel met lijden, ziekte, verdriet en dood in verband te brengen. Hij biedt wel troost. In Jezus Christus zijn ‘uitkomsten tegen de dood’. (Ps.68:21) Gevangen door pessimisme en sombere doodsgedachten mogen wij ons het eeuwig leven en de kracht van zijn opstanding te binnen brengen. Een R.K.-priester en Protestantse dominee vind je wel op de begraafplaats. Maar ik denk dat onze tijd er uitdrukkelijk om vraagt het geloof niet privatiseren en ons tevreden te stellen met een veilig en rustig hoekje religie, dood en  hiernamaals.  

In opdracht van de Here durft Mozes de confrontatie met farao aan te gaan. Willen we onze medemenselijkheid, onze barmhartigheid en vreugde als burgers van deze wereld niet verliezen, en willen wij onze democratische verworvenheden bewaren, dan moeten we van de Levende zowel in onze opstelling, onze houding als in wat we zeggen overal durven getuigen.

Arien Treuren