Samenvatting van de preek van zondag 13 oktober 2019

Bijbelgedeelten: Psalm 73 (NBV).
Voorganger: ds. Jelke de Jong (dominee@deacker.pknpijnackerdelfgauw.nl).

Gemeente van Jezus Christus,

Het is niet altijd even gemakkelijk om met Asaf op te trekken, want Asaf is niet bepaald iemand van het positieve type. Asaf is vaak neerslachtig en negatief. Bij hem is het glas eigenlijk altijd half leeg. Wie is Asaf? Asaf is een nakomeling van Gersom. Gersom was een zoon van Levi. We komen Asaf tegen in het geslachtsregister van de levitische zangers in de tempel. Onder de leiders van de zangers neemt hij de tweede plaats in. Heman staat op de eerste plaats.

Asaf is een gelovige Israëliet. Iemand die met hart en ziel in het geloof leeft en werkt. Niets menselijks is gelovigen vreemd. Toen niet, maar ook nu niet. Ook als gelovige kun je in meer of mindere mate een gevangene worden van negativiteit. Via de kritische binnenprater/ innerlijke rechter hebben we er allemaal op zijn tijd wel last van: negativiteit en neerslachtigheid. Asaf staat, denk ik, niet zo ver bij ons vandaan.

Asaf heeft het moeilijk. Hij is in conflict met God. Hij vindt God niet eerlijk. Wanneer Asaf om zich heen kijkt, valt het hem op dat het mensen die zich niets van God en zijn gebod aantrekken goed gaat en dat hij, die eerlijke en oprecht leeft, dagelijks veel tegenslagen en lijden te verduren krijgt. Dat vindt hij niet eerlijk van God. Waarom straft God hem en niet hen? Gezien zijn zuiverheid van leven en zijn inzet in de tempel verdient hij een beter leven.

Hoe komt het dat Asaf zo zwaarmoedig en klagend door het leven gaat? Vanwaar die strijd, dat gevecht met God? Dat heeft hij pas later ontdenkt, na zijn ontmoeting met God in de tempel (vers 17). Na die bewuste ontmoeting is Asaf opnieuw gaan nadenken over zijn leven. Wat heeft die zelfreflectie hem opgeleverd? Asaf heeft ontdekt dat hij in de periode daarvoor hartstikke jaloers was. ‘Ik keek met afgunst naar de dwazen’. Eerlijk van Asaf, vind je ook niet? Ik vind het ook heel knap. Heel knap wanneer je het onder ogen durft te komen en het toe durft te laten: ik ben jaloers.

Jaloezie/ afgunst, dat is niet niks. Het maakt meer kapot dan je lief is. Mensen die jaloers zijn, kijken gekokerd. In tegenstellingen: ik – zij. Met een meetlat. Ze zetten zichzelf altijd onder de streep. Voelen zich het slachtoffer van alles en nog wat. Zijn niet tevreden. Willen hebben wat een ander heeft. Zijn zoals de ander. Kortom: een onrustig bestaan vanuit een negatief zelfbeeld.

Asaf is er door verbitterd geraakt (vers 21). Dat geeft (innerlijk) verzuring, rancune, wrok. Daardoor raken je emoties bevroren. Dat maakt een mens stug, hard. Ongenaakbaar. Streng ook (niet in de laatste plaats naar zichzelf).

Hoe kon het toch gebeuren in het leven van Asaf? Het is een gevolg van een innerlijke beschadiging / kwetszure. Asaf is ooit gekwetst (vers 21). Door wie, waar of wat, dat komen we niet te weten. Dat staat er niet. Ben je wel eens gekwetst? Dan weet je hoe dat voelt. Pijn diep van binnen. Op je ziel getrapt. Gekleineerd. Gekrent. Gegriefd.

Die pijn van binnen en vervolgens zijn jaloezie en gevecht met God, heeft Asaf op een heel glad pad gebracht. Hij handelde dom en dwaas als een wild dier. Welk gevaar hem precies bedreigde, dat weten we niet. Dat krijgen we niet te horen, maar jij kunt je daarvan wel een voorstelling maken, denk ik. We horen Asaf zeggen: ‘Bijna ging het mis met mij’. Totdat… ‘Tot ik Gods heiligdom binnenging’ (vers 17). Daar, in de tempel, het huis van God, de plaats van de verzoening, daar vindt voor Asaf de grote verandering, omwenteling plaats.

Vind je het vreemd dat Asaf met zijn pijn en verdriet naar de tempel, naar God gaat? Nee, dat is juist heel mooi. Heel goed. Want alleen God kan Asaf geven wat hij nodig heeft. Wij mensen maken nogal eens de fout dat wij bij mensen zoeken wat alleen God ons kan geven. Misschien heeft Asaf dat daarvoor ook wel gedaan. Maar nu houdt hij het niet langer vol om God er buiten te houden. Hij gaat naar de tempel.

‘Tot ik Gods heiligdom binnenging’. Wat is daar gebeurd? Wat gaf de verandering? Dat staat er niet. Zullen we eens proberen ons daar een voortelling van te maken? Wat moet Asaf gevoeld hebben toen hij de plaats van de verzoening betrad? Wat voel jij als je bij God bent (in Zijn tegenwoordigheid): in de kerk, of in gebed? Ik voel liefde. Onvoorwaardelijke liefde. Wat moet Asaf gehoord hebben toen hij de plaats van de verzoening betrad? Wat hoor jij als je bij God bent (in zijn tegenwoordigheid)? ‘Ja’. Geen ‘Nee’. Geef afwijzing. Alleen: ‘Ja’.

‘Tot ik Gods heiligdom binnenging’. Dan kom je (weer) thuis bij God en word je als kind met open armen ontvangen door God de Vader. Net als die jongen uit de gelijkenis (Lucas 15). Gods onvoorwaardelijke en vergevende liefde heeft het leven van Asaf veranderd. Wat doet het met ons?

God ziet jou in Christus als zijn geliefd kind. Daarmee geeft Hij jou een positief zelfbeeld. Eigenwaarde. Zijn vergeving voor jou (en de ander) haalt de angel uit onze wrok en wrevel, onze jaloezie. Zijn liefde is de balsem voor onze innerlijke pijn, voor onze wonden en kwetsuren. De liefde van God in Christus geeft heil en heling. Brengt je weer in verbinding: met God, de ander en niet te vergeten met jezelf. Deze liefde maakt je kwetsbaar, maar is heel kostbaar. Kijk eens wat een rust en vertrouwen het Asaf heeft gegeven.

‘Vroeger was ik vaak kwaad van binnen. Ik vond het leven niet eerlijk. Ik begreep er niets van, ook al was ik dicht bij U. Maar nu weet ik dat u er altijd voor mij bent. U houdt mijn hand vast, U leidt me en U geeft me raad. En eens zult u mij bij u nemen. U bent alles voor mij in de hemel en op de aarde. Ook als ik geen kracht meer heb, als ik heel zwak ben, dan bent u er, God. Altijd ben ik veilig bij U, U bent alles wat ik nodig heb’.

Een hele andere toon. Het is ook een heel verschil: vóór of ná de verandering. Een hele andere Asaf. Ook in de omgang.

Eén ding begrijp ik niet. De wraak van God voor de mensen die zich niets van God en zijn gebod aantrekken, waar Asaf over spreekt in de verzen 18-20. Dat klinkt als: ‘Eigen schuld, dikke bult’. Deze zelf vergenoegzame wreedheid kan ik niet rijmen met de ervaring van Gods liefde en genade. Wat moeten we hiermee? Hoe moet we dit verstaan? Wat heeft Asaf in het heiligdom nog meer geleerd?

Leven zonder God heeft geen toekomst (vers 27). En: kwaaddoeners gaan (straks) niet vrijuit (verzen 18-20). Daarom: weet wat je doet. Leef niet zonder God. Verslinger je niet aan kwaaddoen. Doe het goede. Maar ook: verknal je relatie met God, elkaar, de ander en jezelf niet door bitterheid en jaloezie. Reis altijd via Golgotha. Dat is de beste weg. Dan reis je veilig. Amen.