In gesprek met de groepen 7 van de Ackerweide

We staan hier op het kerkhof. Een hof, een tuin bij de kerk. Hier worden mensen begraven. We noemen het dan ook wel de begraafplaats. Ik geloof dat in Nederland 60% van de mensen zich laat cremeren, 40% wordt begraven. Het verschilt een beetje waar je woont.

Dat begraven vind ik zelf het mooist. Zoals je in negen maanden groeit in de schoot van je moeder, zo word je ook weer afgebroken. Je lichaam keert terug tot moeder aarde. We hebben het ook wel over moedertje natuur. Dat is niet eng. ‘Vind je het niet griezelig om vlakij al die graven te wonen?’ ‘Nee, zeg ik dan, hoezo?’ Ons lichaam wordt afgebroken. Maar onze ziel stijgt op tot God. We krijgen zelfs een nieuw lichaam!

Van kinderen uit concentratiekampen zijn er tekeningen bewaard waarop vlinders staan. Waarom zouden ze die getekend hebben? Ja, vlinders zijn vrolijk, dat is zo! Vlinders dwarrelen alle kanten uit. Zo vrij als een vlinder, zeggen we. Daar verlangden ze naar: naar vrijheid. Het beeld van de vlinder zegt ook iets wat er met je gebeurt, als je toch sterft.

Eerst heb je een rups. Die spint zich in tot een cocon. Na een tijdje maakt zich uit die cocon een vlinder los. Dat is een ontroerend gezicht. Van die vleugeltjes die nog nooit zijn gebruikt. De vlinder trilt er eerst onwennig mee. Maar dan maakt ze zich los en fladdert in de lucht, in het licht.
De cocon blijft achter, dat is ons lichaam. Ons lichaam vergaat. Maar de ziel ontsnapt. Die wordt bevrijd. De ziel stijgt op tot God. De ziel komt van God. Het is een goddelijke lichtvonk in ieder mens.
Die kinderen ‘wisten’ dat, hun tekeningen laten dat zien.

Veel mensen die hier komen, hebben dat niet door. Ze zien een graf met een steen erop. Dat is dus wat er van je overblijft. Als we er straks niet meer zijn met onze kinderen, worden we vergeten. Van het bord uitgewist. Niemand die nog iets weet van waar we plezier in hadden of verdrietig om waren. Nou, dat is een vergissing!
Ook al worden de stenen die hier staan geruimd. Dat ze hier staan, is een teken. ’t Woordje steen in het Hebreeuws bestaat uit twee korte woorden: ‘vader’ en ‘zoon’. De steen zegt: ‘je denkt dat er niets overblijft. Maar dwars door de dood heen worden we juist één met onze Vader. We mogen als verloren zonen en dochters terugkeren tot God, in het Vaderhuis.

Hoe ik dat weet? Dat komt van Jezus. Hij heeft ons dat verteld. Hij is de weg, de waarheid en het leven. Hij is gestorven aan het kruis, begraven en opgestaan. Dankzij Hem, die onze redder is, mogen we bij de Vader komen.

ds. M. Treuren