Van wie is …?

Van wie is Nederland? Van wie is onze rijkdom, onze welstand? Van de ouderen, die ons land na de oorlog hebben opgebouwd? Van de generaties die later kwamen, die in de jaren ’90 de bomen tot aan hemel deden groeien? Hebben vooral de autochtonen er recht op? Of ook: allochtonen? De Indiërs die hier kwamen, de oudere gastarbeiders die veel vuil werk verricht hebben? Waar ligt de grens? Wie bepaalt die?

Wat zijn we aan de EU verplicht die als een buffer tussen vroegere rivalen voor vrede heeft gezorgd? Zijn we vergeten dat de EU ons land uitzonderlijke exportmogelijkheden gegeven heeft? Waarom breken we de staf over Griekenland, terwijl de EU miljarden heeft gestopt in West-Europese banken die roekeloze leningen verstrekten?
Waarom laten we Italië de kastanjes uit het vuur halen? Als we solidair zijn met elkaar zouden we de stroom vluchtelingen dan niet moeten verdelen? In Libanon wonen een miljoen gevluchte Syriërs op vier miljoen inwoners. In Jordanië zijn er 600.000 neergestreken. Van wie is Libanon? Tot wie behoort Jordanië?

Ik heb op al die vragen geen antwoord. Zou ik heel stellig iets schrijven, dan valt u me misschien bij maar waarschijnlijk neemt u me niet serieus. Het zijn bijna onoplosbare dilemma’s. Wel wil ik vanuit de Bijbel twee perspectieven aangeven.

Het Bijbels Hebreeuws kent geen bezittelijk voornaamwoord. In plaats daarvan staat het medewerkend voornaamwoord. Het geld-aan-jou, het land-aan-jou … om er iets mee te doen! Er ligt een opdracht in de dingen. God roept ons in dienst als verantwoordelijke rentmeesters. Jezus roept ons als medewerkers in zijn Koninkrijk.
Paulus roept op: ‘rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam’. (I Tim.6: 17-19) Het bezig zijn met deze grote opdracht bevrijdt van doemdenken, de angst om tekort te komen en je vast te grijpen aan wat je bezit. Het helpt, het is bevrijdend je schouders te zetten onder het steunen van je naaste.

In Sodom, -beeld van de welvaartsstaat-, had iedere gast recht op een bed. Geweldig! Maar wel een bed met dezelfde afmetingen, laten we zeggen van 1 meter 50. Omdat iedereen precies hetzelfde moest zijn, trok men de kinderen uit elkaar en de volwassenen die te lang waren sneed men de ledematen die uitstaken af. Dat overleefde bijna niemand.
Wat betekent dit verhaaltje? Dat het belangrijk is open te staan voor de verschillen tussen mensen. Een samenleving, een familie, een werkkring, een kerk, waarin we allen hetzelfde moeten zijn is saai, onvrij en leidt tot dwingelandij. Ieder mens, ieder ras is uniek. Door de Vader bedoeld om zijn of haar specifieke aard en talenten waar te maken. Dit sluit politiek en beleid niet uit, maar kan er wel een gezonde kleur aan geven.

ds. M. Treuren

3 juli 2015