Eigen volk eerst

In de Telstar van vorige week stond een column van mijn hand over het vluchtelingen probleem. Ondanks wat ons gevoel en verstand ons daarover te melden heeft, kunnen we als christenen niet anders dan pleiten voor een gastvrije opvang. In de column ontbrak de ruimte en het publiek om er uitgebreider op in te gaan vanuit de Bijbel. Geluk kan dat wel in Centraal Contact.
Al vanaf het begin van de Bijbel is God de God van de vreemdelingen. Dat begint al bij Abraham. Hij gaat als Irakees op weg naar het beloofde land om daar als vreemdeling te wonen. Hij heeft daar geen grond, geen familie, niet eens plek voor een eigen graf. Zijn neef Lot vestigt zich in de stad Sodom. De stad wordt uiteindelijk vernietigd omdat God boos is om het kwaad dat daar vreemdelingen wordt aangedaan.
In Exodus zien we het hele volk Israël leven als uitgebuite vreemdelingen. Als God hen bevrijdt, trekken ze als vreemdelingen door de woestijn. Na een veertig jaar durende harde leerschool krijgen ze eindelijk een eigen land. Ze krijgen van God een verblijfsvergunning. Maar wel met voorwaarden. Ze moeten zich houden aan zijn geboden waaronder de geboden over het goed omgaan met vreemdelingen. Ze moeten vooral niet denken dat ze hun land en welvaart aan hun eigen harde werken te danken hebben. Het is een geschenk van God gegeven aan een zondig en koppig volk. Ze moeten niet vergeten dat ze vreemdelingen en slaven waren in Egypte. Dat ze afhankelijk zijn van Gods genade en bevrijdend optreden.
Uiteraard gaat dat telkens verkeerd. Omdat zij zich niet aan het verbond met God houden, zijn ze voortdurend vreemdelingen in eigen land. Onderdrukt door Filistijnen, Arameeërs, Babyloniërs. Uiteindelijk maken ze het zo bond dat God besluit hen te verbannen uit hun eigen land. Ze worden vreemdelingen in Irak. Terug bij af. En ook als ze terug komen in Israël blijven ze onderdrukt worden door buitenlandse machten. Zou er ooit een einde komen aan het vreemdelingschap?
Dan komt Jezus. Hij kondigt aan dat God Koning wordt. Er komt een einde aan de ballingschap. Maar Gods Koninkrijk is anders dan verwacht. Geen verdrijving van de Romeinse overheersers. Geen opkomen voor het recht op land en banen voor de Israëlieten. Zijn Koninkrijk is anders: ‘Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten.’ Niet wie het hardst schreeuwt: ‘eigen volk eerst’ krijgt gelijk. Sterker nog: juist de geboden die de Israëlieten apart moesten houden van andere volken, werden door Jezus vervuld en overbodig gemaakt. Onderscheid op basis van sabbat, voedsel, tempel en land, stuk voor stuk werden ze door Jezus gerelativeerd. In Jezus is er geen onderscheid tussen Jood en Griek. Alle rassen kunnen bij het volk van God gaan horen. Ook Syriërs, Afghanen en Eritreeërs. Uiteindelijk zijn wij allemaal vreemdelingen. Zoals in de geschreven staat over de gelovigen in Hebreeën 11:13: ‘Zij allen zijn in geloof gestorven; wat hun beloofd was zagen ze geen werkelijkheid worden, ze hebben slechts een glimp ervan begroet, en ze zeiden van zichzelf dat zij op aarde leefden als vreemdelingen en gasten.’
Laten wij aan hen een voorbeeld nemen. En ons opstellen als mede-vreemdelingen en mede-gasten in dit land dat God aan ons heeft toevertrouwd om te delen.
Ds. R. Stigter
11 september 2015