Samenvatting van de preek van zondag 28 juli 2019

Bijbelgedeelten: Psalm 130 (NBV).
Voorganger: ds. Jelke de Jong (dominee@deacker.pknpijnackerdelfgauw.nl).

Gemeente van Jezus Christus,

In Psalm 130 horen wij een roep uit de diepte. Een schreeuw van iemand in grote nood. Iemand die hulp nodig heeft en daarom gehoord wil worden. Door mensen, maar ook door God. Misschien voelt het wel wat ongemakkelijk. Toch klinken er in deze wereld veel stemmen die gehoord wil willen worden. Best mogelijk dat u zich in meer of mindere mate herkent in de roep van deze dichter. Het leven is niet altijd even makkelijk. Soms ruw en zwaar. Niet alle dingen komen weer goed. Het kwaad is diep geworteld in mensen en structuren. Pijn is intens. Veel zaken zijn oneerlijk verdeeld. In de samenleving proberen we deze oneffenheden glad te strijken. In de kerk gaan we voor eerlijkheid. In de kerk mag je kwetsbaar zijn. Hier mag je ook klagen. Het uitroepen, uitschreeuwen tot God. Zoals de dichter van Psalm 130.

De dichter wil door God gehoord worden. Hij vraagt God om genade, mededogen. Genade veronderstelt schuld. De ellende die hem, of zijn volk is overkomen, ervaart hij blijkbaar als straf van God vanwege gedane zonde, vanwege ontrouw. Dat is een lastig punt in deze Psalm: zonde- schuld- straf. Is het lijden dat ons treft een gevolg van de verkeerde dingen die we hebben gedaan? Intensieve vraag. Niet alleen een theoretische vraag. Deze vraag kan ook opspelen in ons hart, in ons gevoel.

Bijbel: -we zondigen nooit goedkoop. Foute gedragingen en intenties hebben een negatieve doorwerking. –de narigheid die ons treft is niet automatisch en rechtlijnig te herleiden tot concrete zonde. Zie o.a. Johannes 9. – Maar ellende, narigheid, lijden is niet stemloos. Het wil wat opgang brengen in ons hoofd: bezinning. Maar ook in ons hart: gevoeligheid /ontvankelijkheid voor God, voor(lijdende) medemens. Ontvankelijkheid om hulp en bijstand van God en mensen te ontvangen.

Na vers 2 verandert de sfeer in deze Psalm. Nu een sfeer van verlossing. Uitredding. De roep wordt een uitroep: ‘Maar bij U is vergeving’. Wat is er gebeurd? Nergens kun je uit opmaken dat de omstandigheden veranderd zijn. Wel krijgen we de indruk dat er in het hart van de dichter wat is veranderd. We krijgen de indruk dat de dichter in zijn nood en ellende heeft nagedacht over God en over zijn beeld van God. De dichter realiseer zich dat hij en/of zijn volk ontrouw zijn geweest aan de HERE, de God van het verbond. ‘Maar’, zo vraagt hij zich af ‘Blijft God hangen in de dingen die wij fout doen?’ Als een bliksemflits bij heldere hemel, dringt het tot hem door: ‘Nee, zo is God niet’. ‘Bij U is vergeving’! Is dat helpende informatie? Immers, de omstandigheden zijn onveranderd. Is het in zo’n situatie niet oneerlijk, ja gevaarlijk om over vergeving te spreken. Dan loop je toch het gevaar om de ellende te klein te maken en kwaaddoeners te snel vrijuit te laten gaan? Daar moet je inderdaad beducht voor zijn. Maar dat is hier niet aan de orden.

‘Maar bij U is vergeving’. Dat diepe besef verandert de omstandigheden van de dichter niet, maar maakt hem in de gegeven omstandigheden van binnen wel sterker. Ik hoop dat dat ook bij ons de uitwerking van deze tekst is. Temeer als je bedenkt dat in deze Psalm onverwacht het kruis van Christus oplicht. Als christelijke gemeente lezen we deze Psalm tot op Jezus Christus, de gekruisigde. Die opgestaan is en leeft. En zit in de troon van God.

‘Uit de diepte roep ik tot U, Heer’. Daarin herkennen we Jezus die aan het kruis uitriep: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’ Niemand heeft de ellende van dit gebroken bestaan zo intens ervaren dan Jezus. Met name aan het kruis op Golgotha. Niets, maar dan ook niets is Hem gespaard gebleven. Daarom: niets is Hem vreemd. Dat betekent: in ons lijden mogen we ons getroost weten door de aanwezigheid van Jezus. We mogen ons ook getroost weten door de wetenschap dat Hij uit eigen ervaring weet wat wij in onze ellendige situatie meemaken. En dat het Hem als verhoogde Heer niet uit de hand loopt.

‘Maar bij U is vergeving’. Op Golgotha roept Jezus het uit: ‘Het is volbracht’. Dat is: de schuld is betaald. De zonde verzoend. De relatie is hersteld. De weg open. Wat betekent dat voor de weg die je gaat? Dat je die weg mag gaan in verbinding: niet alleen met medemensen, maar ook met God. God is ondanks alle narigheid niet tegen ons, maar in Christus vóór ons. Wat je situatie ook is, je bent van hogerhand gehoord, gekend en geliefd.

‘Maar bij U is vergeving’. ‘En in uw vergeving leef ik nu’ zingen we (HH 479). Dat nieuwe leven is in het hier en nu geen volmaakt /perfect leven. We blijven dingen fout doen en denken. Dingen ten onrechte nalaten. We blijven zondaar, maar zijn dankzij Christus geen schuldenaars meer.

We zijn in onze tijd ambivalente als het over schuld gaat. Aan de ene kant: schuld is aftrekbaar. Niet negatief. Aan de andere kant: schuld is ook beklemend, belastend. Zo wordt dat ook gevoeld, zeker als het over het milieu en het klimaat gaat. We voelen ons met het oog op de toekomst van deze wereld en van ons kinderen en kleinkinderen schuldig. Maar dat schuldgevoel verandert ons hebberig gedrag niet structureel. Omdat we niet echt van vergeving (willen) weten?

‘Maar bij U is vergeving’. Het klinkt als een opluchting. Het is geen doekje voor het bloeden. Door alles heen merk je bij de dichter de bevrijdende kracht van ontvangen vergeving en verzoening. Opstandingkracht. Innerlijk gesterkt door die kracht richt de dichter zich in zijn lijden op en neemt hij zijn verantwoordelijkheid: door in nabijheid en afhankelijkheid met God te (blijven) leven. Ontvangen vergeving sluit eigen verantwoordelijkheid niet uit maar in.

‘Maar bij U is vergeving’. Als God je niet vastnagelt aan je (foute) verleden, is er niet alleen troost in het heden, maar ook hoop voor de toekomst. Gegronde verwachting voor mens en wereld. Hoop die leven doet. In ontvangen vergeving wordt ook verwachting geboren. Verlangen naar de nieuwe toekomst, de nieuwe morgen. De dag dat de genade overwint. De dag dat zal blijken dat het licht sterker is dan de nacht / het kwaad.

In het crisispastoraat overkomt het me wel eens dat ik na een bezoek, waar ik aanvankelijk tegenop zag, zelf bemoedigd en versterkt weer naar huis terug ga. Ik kwam om de ander tot zegen te zijn, maar werd door de ander (iemand in lijden) gezegend. Ik heb het gevoel dat dat ook in deze Psalm het geval is. De schreeuw, de roep wordt een uitroep: ‘Maar bij U is vergeving’. Die ontdekking geeft de dichter (veer)kracht en werfkracht. Hij roept Israel en ons op God om genade aan te roepen en uit zijn genade te leven. Genade geeft in de gebrokenheid van dit bestaan geduld: met God, met jezelf en met de ander. Ook met hen die klagen. Met hen wier leven een roepen is. Tot God. In de nacht. Uit de diepte.

Amen.