Preeksamenvattingen

Samenvatting van de preek van zondag 8 mei 2016.

De Acker, Pijnacker.

Bijbelgedeelten:          Handelingen 1, 12-14; Lucas 11, 1-4 en Matteüs 13, 31-35.
Tekst voor de preek:  Lucas 11, 2c: ‘Laat uw Koninkrijk komen’. www.kerkomroep.nl.
Thema:                            Bidden in het Koninkrijk. Bidden om de komst van het Koninkrijk.
Voorganger:                   ds. Jelke de Jong (dominee@deacker.pknpijnackerdelfgauw.nl).

Gemeente van Jezus Christus,
God is Koning. Dat is de belijdenis van Israël én de kerk. De eeuwige God, die wij in Jezus Christus als Vader hebben leren kennen, is Koning. Wereldkoning. En ook: Koning van het gans heelal. Hij heeft geen enkele macht boven zich. Hij is de hoogste Heer. De hoogste Koning. Hemel en aarde (alles en iedereen) staan onder zijn heerschappij.
Ook Jezus is koning. De Zoon deelt in het koningschap van de Vader. Met hemelvaart hebben we zijn kroningsdag herdacht en gevierd. Jezus zit naast de Vader op de troon. De Vader heeft het koningschap tijdelijk aan de Zoon gegeven. Onze Koning is ons van Israëls God gegeven. Jezus is Koning tot het einde. Het nieuwe begin. De voleinding van alle dingen. Dan geeft de Zoon het koningschap weer terug aan de Vader. En zal God zijn alles en in allen. Iedereen zal dan zijn koningschap erkennen.
Jezus, de Leeuw uit de stam Juda, is Koning. Hoe? Niet op de manier van een leeuw, maar op de manier van een lam. In Openbaring 5 krijgen we een inkijkje in de hemel. We lezen: ‘En ik (Johannes) zag en zie: te midden van de troon en van de vier dieren en te midden van de ouderlingen stond een Lam als geslacht (5,6). Een Lam op de troon, in de hoedanigheid van geslacht. Dat betekent: de halssnede waarmee het werd gedood is nog steeds zichtbaar.
Het Lam op de troon. Dat betekent: Jezus, onze Hemelkoning, is dezelfde Jezus die voor ons geleden en getreden heeft aan kruis op Golgotha. Het is de opgestane Heer. Onze hemelkoning heeft in zijn weg van dood en opstanding duivel en dood overwonnen en het waarachtige leven aan het licht gebracht. Zijn bloed was verzoenend bloed. Zijn dood geeft leven. Hij is Vredekoning. Zijn Rijk is een Rijk van vrede. Van leven. Van recht en gerechtigheid. Rijk van Shalom: een leven in rechte verhouding tot God, de ander en jezelf.
Met de komst van Jezus naar deze aarde, is dit Rijk gekomen. Het Koningschap van Jezus is een eeuwigdurend koningschap. Blijvend. Ook na Jezus’ hemelvaart. Het zal nooit verdwijnen. Vaak verborgen. Ondergronds. Ook zichtbaar, herkenbaar. Het wordt niet steeds kleiner, maar steeds groter. Daar zorgt God zelf voor. (gelijkenis van mosterdzaad).
Dit rijk is geen ontwerp van ons mensen. Het is van de hemel naar de aarde gekomen. Binnen bereik van mensen. Met de komst van Jezus. Door Woord en Geest. Dat betekent niet dat je het op de landkaart kunt aanwijzen. Het is openlijk verborgen (zoals zuurdesem, gist). Bij het Koninkrijk van God gaat het vooral om de heerschappij die Hij heeft. Het Godsrijk/hemelrijk is daar waar mensen Jezus als hun Heer en Koning erkennen. Waar recht en gerechtigheid geschiedt.
Het Rijk van recht en gerechtigheid komt uit de hemel naar de aarde. Van God uit komt het naar ons mensen toe. Dat botst. De rijken van licht en van duisternis, van leven en van dood botsten op elkaar. Het rijk van recht en gerechtigheid botst op het onrecht in deze wereld. Het kwaad. Het lijden. Corruptie, onderdrukking, uitbuiting.
Dat leert ons dat het Gods rijk er niet komt door onze inspanning. Niet door evolutie, maar door revolutie. Door wedergeboorte en vernieuwing. Door ingrijpen van God. Door Gods Geest. Op grond van Christus’ werk. Het komt door strijd en lijden heen. Niet in de laatste plaats in ons eigen hart. Het komen van het Godsrijk geeft oorlog in mijn hart. Waarom? Ten diepste wil ik Jezus niet als Heer en Koning. Ik wil zelf heer en koning zijn over mijn leven.
Daarom heeft Jezus zijn discipelen geleerd te bidden: ‘Uw Koninkrijk kome’. Daarom bidt de gemeente van Christus en bidden de geloven afzonderlijk / persoonlijk nog steeds: ‘Uw Koninkrijk kome’. Niet mijn koninkrijk, niet ons koninkrijk, maar Uw Rijk.
De gemeente die leeft vanuit Goede Vrijdag, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren en op weg is naar Gods nieuwe toekomst, wordt in het hier en nu geleerd te bidden en bidt: ‘Uw Koninkrijk kome’.
Waar bidden wij dan om? Troonsafstand én troonsbestijging: ik van de troon, Hij er op. Afbraak én opbouw: Vernietiging van het rijk van de boze, het rijk van de duisternis. Doorbraak, groei van rijk van het licht. Geloof/vertrouwen. Daden van recht en gerechtigheid. Bewaring en vermeerdering van Gods kerk.
Bidden: ‘Uw koninkrijk kome’ betekent: ‘Here, leer mij om me steeds meer aan U over te geven. Geef dat ik U steeds meer Koning laat zijn in en over mijn leven. Leef als kind van het licht.
Bidden: ‘Uw koninkrijk kome’ betekent: Here, geef dat in deze wereld het rijk van de duisternis, van de boze steeds meer wordt afgebroken en steeds meer mensen U leren kennen. U koning laten zijn over hun leven. De werken doen die u deed.
Het koninkrijk komt er zonder ons, maar ook door ons. God wil ons mensen gebruiken als zijn medewerkers. Geloof en leven, bidden en (goede) werken horen bij elkaar. ‘Want het koninkrijk van God bestaat niet uit woorden, maar uit kracht’ (1 Kor. 4,20). ‘Want het koninkrijk van God is geen zaak van eten en drinken, maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest’ (Rom. 14,17). Bidden: ‘Uw koninkrijk kome’ betekent dan ook: het kwade nalaten en het goede (steeds meer leren) doen. Je verzet opgeven en je laten inschakelen als medewerker in het Koninkrijk van God.
God is Koning. Jezus regeert. Kijken we naar de nood en de ellende in deze wereld, dan twijfelen we daar aan en vragen ons af waar het is en wanneer het komt. Gevaar: dat we God en zijn Rijk uit het oog verliezen en opgaan in het hier en nu. Daarom leert Jezus zijn discipelen en ons bidden. Bidden in het koninkrijk. Bidden om het koninkrijk. ‘Uw koninkrijk kome’. Om het evangelie van Jezus’ hemelvaart levend te houden. Om het perspectief van God nieuwe toekomst niet uit het oog te verliezen. Om de Geest niet te bedroeven.
Want bidden ‘Uw Koninkrijk kome’ is bidden om de Geest. De Geest die vernieuwd, herschept (naar het beeld van Christus). Opnieuw geboren doet worden.
Kom Schepper, Geest van God. Vernieuw mijn leven. Vernieuw uw kerk. Wek Israel op. Vernieuw deze wereld. Laat uw koninkrijk spoedig komen. Dan komt U tot uw eer en wij tot onze bestemming. Amen.


Samenvatting van de preek van zondag 24 april 2016. De Acker, Pijnacker.

Bijbelgedeelte: 1 Petrus 1, 1-12 (NBV) www.kerkomroep.nl.
Tekst voor de preek: 1 Petrus 1, 3-5 (HSV)
Voorganger: ds. Jelke de Jong (dominee@deacker.pknpijnackerdelfgauw.nl).

Gemeente van Jezus Christus,
Hopen zit ons mensen in het bloed. In wat we zeggen te hopen, klinkt vaak onzekerheid in door. Hoop heeft in de Bijbel niets te maken met onzekerheid, maar alles met zekerheid. In de Bijbel wordt uitdrukkelijk gezegd dat de hoop niet beschaamd. Het anker is in de Bijbel het beeld voor hoop (Hebr. 6,19). In de Bijbel is de hoop niet gericht op de toekomst, maar op wat God zegt met betrekking tot de toekomst. Van de toekomst als zodanig kunnen wij niet zeker zijn. Wel van wat God zegt met betrekking van de toekomst.
De christelijke hoop is verankert in God. Verankert in de opstanding van Jezus Christus uit de doden. God is goed. Barmhartig. Hij wil zijn Kind niet kwijt. Hij wil zijn volk en de volkeren niet kwijt. Daarom wekte Hij zijn Zoon op uit de dood. Daarmee is er iets nieuws gebeurd. Zonder analogie. Vanaf Pasen maakt God (in de oude wereld) voorgoed een begin met zijn nieuwe wereld. De herschepping. God maakt een begin met een wereld waarin (dankzij Christus’ dood en opstanding) de zonde, de nood, het kwaad, de dood is overwonnen. Alles wat we van God kunnen hopen is al gerealiseerd in de opstanding van Jezus Christus. Daarom spreekt Petrus van levende hoop. Er is dankzij Christus’ dood en opstanding werkelijke verzoening. De zonde, duivel en dood zijn in principe overwonnen. De nieuwe toekomst is al in het heden. Nog niet compleet, volmaakt, maar in voorlopigheid. Het begin is er. Dat geeft hoop. Houvast. Gegronde verwachting.
Die nieuwe wereld, de tekenen van herschepping en vernieuwing door de Geest op grond van Christus’ weg en weg, zijn niet alleen om ons, maar ook in ons. ‘De Vader heeft ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood’. In geloof en door Woord en Geest heeft de Here het nieuwe leven in ons hart geboren doen worden. Pasen is onze geboortedag. Weder-geboorte. De Geest doet ons delen in de opstandingskracht van Christus en overwint zo de dood in ons. Hij geeft de zonde en de hang naar de zonde in ons hart de doodsteek.
In vers 4 heet de hoop erfenis. Wij zijn niet (weder)geboren tot het bezit van het eeuwige leven, maar tot de hoop op de erfenis. In het OT wordt verwachtingsvol gesproken over de erfenis of het erfdeel. Israëls’ erfenis is het beloofde land. In het NT wordt de erfenis o.a. verbonden met het Koninkrijk van God dat met Jezus’ komst naar deze aarde is gekomen en komt: de nieuwe hemel en aarde. Zoals Israëls’ hoop gevestigd was op Kanaän, zo mogen wij hopen op Gods nieuwe toekomst. Jezus was in zijn opstanding niet slechts eenling, maar ook eersteling. Het begin van de oogst. God stuwt alles heen naar de opstanding der doden. Het blijft niet eeuwig bij deze gebroken wereld. De dood is niet de laatste werkelijkheid. God houdt de toekomst open. Er is hoop. Voor Israel en de volkeren. Voor mens en dier.
Een erfenis kan in de loop van de tijd in waarde verminderen. Die kan verdampen, verroesten of verrotten. De erfenis van het geloof kent die teleurstelling niet, want de erfenis van het geloof devalueert niet. Die behoudt haar waarde. Die is onvergankelijke. Het is een ongerepte erfenis die nooit verwelkt. Hoe komt dat? Omdat God die voor ons bewaart / beschermt. In de hemel. Een veiliger plaats en een beter Beschermheer is niet denkbaar.
Niet alleen de erfenis is kwetsbaar, ook de erfgenamen zijn kwetsbaar. Erfgenamen moeten soms lang wachten op de erfenis. Voor de erfenis van het geloof kan het betekenen dat je de moed verliest en sceptisch wordt. ‘Dat Koninkrijk van U, komt daar nog wat van?’ Of je laat de hoop varen en gaat op in het hier en nu. Ondanks alles toch blijven hopen, dat vraagt veel van ons. Het vraagt geloof en geduld. Ons geloof is vaak klein en we zijn dikwijls zo ongeduldig. Daarom is het bemoedigend om te lezen dat niet alleen de erfenis door God bewaard wordt, maar ook de erfgenamen. ‘U wordt immers door de kracht van God bewaakt’ (5). Hopen is gave en opgave.
Veel mensen zien geen toekomst meer. Als kind van God mag je weten dat je, vanwege de barmhartigheid van de Vader en door de opstanding van de Zoon, een kind met een toekomst bent. En ook: een kind van de toekomst. Dat betekent niet dat het je automatisch voor de wind gaat. Leed en lijden gaan onze deuren niet voorbij. Soms krijgen we te maken met kruisdragen. Maar laat je er niet door ontmoedigen. Het is tijdelijk. Maximaal voor de duur van dit tijdelijke leven. Het weegt niet op tegen de heerlijkheid die wacht. Beproeving is ook niet zinloos. Het geloof heeft loutering nodig. Alleen het gelouterde, beproefde geloof houdt stand. En besef: de hoop is als een springveer: ze ontwikkelt haar kracht pas echt waar de opstandigheden druk op haar uitoefenen. Druk brengt ons (als het goed is) bij Christus en bij Gods beloften voor het heden en de toekomst.
Het is de hoop die leven doet. Hoe ziet dat leven vanuit Pasen er uit? Moet je hele brief maar eens lezen. Pasen doortrekt je hele bestaan. In alle facetten moet blijken dat het Pasen voor je geworden is. Voor de ethiek: niet leven naar oude mens, maar vanuit de nieuwe mens. Geen bedrog, huichelachtigheid, afgunst, kwaadsprekerijen. Niet kwaad met kwaad vergelden. Niet terug schelden, als je uit gescholden wordt, maar zegenen. Voor het maatschappelijke leven betekent het dat jij je niet revolutionair opstelt, maar de overheid en menselijke ordeningen onderdanig bent en iedereen in ere houdt. Voor kinderen betekent het dat ze hun ouders gehoorzaam zijn. Voor het huwelijk betekent het dat man en vrouw respectvol met elkaar omgaan. Voor de gemeente betekent het: onderlinge liefde, meeleven, gastvrijheid. Elkaar dienen met de ontvangen gaven. Dat alles niet omdat het moet, maar vanuit het ontzag voor de Here. Uit wederliefde.
Vanwege de barmhartigheid van de Vader en door de opstanding van de Zoon, bent u wedergeboren tot een levende hoop. Leef, in de kracht van de Geest, en in het perspectief van deze hoop, het nieuwe leven dat Christus via Goede Vrijdag en Pasen aan het licht heeft gebracht.


Ter informatie.