Bidden en onder de mensen het goede doen

Terwijl hij in de gevangenis zit en telkens wordt verhoord, schrijft Dietrich Bonhoeffer in mei 1944 een brief bij gelegenheid van de Doop van zijn neefje. Het is een soort testament, -vlak voor de bevrijding zou hij worden opgehangen-, waarin dingen staan over de toekomst van kerk en het christen-zijn die nog niets aan betekenis hebben ingeboet.

Ik citeer een paar intrigerende regels: ‘Ons christen-zijn zal in deze tijd bestaan uit slechts twee elementen: bidden en onder de mensen het goede doen. Elk denken en praten en organiseren van christenen moet herboren worden uit dat bidden en dat doen. Tegen de tijd dat jij volwassen bent zal de gedaante van de kerk sterk veranderd zijn. De kerk is nog in de smeltkroes en iedere poging om haar voortijdig weer een machtige organisatie te geven, zal een vertraging betekenen in haar verandering en zuivering. Het is niet aan ons de dag te voorspellen, -maar die dag zal komen-, dat er weer mensen geroepen worden om zo Gods Woord te spreken dat de wereld er onder verandert en zich vernieuwt.’

Inmiddels zijn we bijna 80 jaar verder. De kerk is in die tijd enorm veranderd. Macht heeft ze niet meer, aanzien amper. Of we al in de smeltkroes gezuiverd zijn, kun je je afvragen. We zijn als christenen wel bescheidener geworden en onzekerder. We zijn verlegen met onszelf. Rond het gedachtengoed van Dr. Gerrit de Kruijf (1952-2013) kwam er een boek rond ethische vragen uit met de rake titel: ‘Verlegen om een goed woord’.

Wat Bonhoeffer schrijft heeft velen geraakt. Bijna iedereen voelt aan dat de tijd van grote woorden voorbij is. Ze stuiten op onbegrip en spot, ze ketsen terug. We overschreeuwen onszelf er mee. Maar wat uit de verbinding met God, -‘bidden’ -, en betrokkenheid op onze naaste, -‘onder de mensen het goede doen’-, voortkomt snijdt hout. In die zoewel verticale als horizontale gerichtheid tekent het kruis van Jezus Christus zich af. Gods kracht ‘voor ieder die gelooft’. (Rom.1:16)

Nog een paar regels uit Bonhoeffer’s brief. ‘Wat betekenen: verzoening en verlossing, wedergeboorte en heilige Geest, liefde voor de vijand, kruis en opstanding, leven in Christus en navolging van Christus? Deze begrippen liggen zo ver van ons af dat we er bijna niet meer over durven praten. In de overgeleverde woorden en handelingen vermoeden wij iets volkomen nieuws, maar we kunnen het nog niet bevatten of onder woorden brengen’.

Al deze grote woorden zijn beduimeld geraakt, afgesleten door het gebruik. We zijn er verlegen mee geraakt. Dat hoeft niet negatief te zijn. De toneelspeelster Mary Dresselhuis antwoordde toen haar gevraagd werd wat het geheim om avond aan avond hetzelfde stuk op de planken neer te zetten. ‘Je moet bang blijven voor de woorden’. Dat geldt ook voor Bijbelwoorden. Je moet ze vrezen. Niet erboven maar eronder gaan staan. ‘Bidden’ en onder de mensen het goede doen’ zijn misschien wel de beste sleutel waardoor ze opengaan.

ds. Treuren