Preeksamenvatting, 30 januari 2022. Themadienst: Getuigen

De dienst is te bekijken via Youtube en te beluisteren via www.kerkomroep.nl.

Bijbelgedeelte: 2 Koningen 5, 1-19 (NBV) en Lucas 4, 27-28 (NBV).
Voorganger: ds. Jelke de Jong (dominee@deacker.pknpijnackerdelfgauw.nl).

Gemeente van Christus,

Wat is getuige-zijn? Wanneer ben je een betrouwbaar getuige en wanneer niet, of niet meer?

Waar is het proces van verandering/bekering bij Naäman begonnen? Thuis. Onder zijn huispersoneel was een Joods meisje. In een oorlog met Israël eens meegenomen als krijgsgevangene en in het huishouden van Naäman te werk gesteld. Toen er in het huis van Naäman paniek uitbrak, omdat Naäman een akelige huidziekte had gekregen, wees dit Joodse meisje hem op de profeet in Samaria.

De vijandelijke overwinningen hebben Naäman groot gemaakt. Maar het heeft dit Joodse meisje een slavenbestaan opgeleverd. Zij is van huis en haard verdreven. Een vreemdeling in een vreemd land. Maar ze is haar Joodse identiteit en de geheimvolle betekenis van het Joodse geloof niet kwijt geraakt. In een situatie van paniek en wanhoop is zij de presentie van hoop.

Haar hoopvol getuigenis gaat niet gepaard met veel woorden. Haar getuigenis heeft vooral een verwijzend karakter. Wat leren we hier? De basale vorm van getuige-zijn houdt o.a. in: verwijzend present zijn. Met een woord, op het goede moment gesproken, of met een hoopgevend gebaar verwijzen naar de lichtkring van God waar voor iedereen plaats is.

De woorden van het meisje klinken niet als een mission statement, maar als een ongeforceerde, spontane wens van iemand die het goede voorheeft met alle mensen (Rom. 12,17). Zij is daarmee het tegenbeeld van Gechazi, de knecht van Elisa. Die is hebzuchtig. Gechazi gebruikt het geloofsgeheimenis voor eigen belang. Om er zelf (financieel) beter van te worden. Zijn getuigenis is niet betrouwbaar. Het zet de ander op een dwaalspoor.

Vraag: Vanuit welke intenties leven en getuigen wij? Zijn we gericht op eigen belang, of op dat van de ander? Egoïstisch of dienstbaar?

Evenals de wijzen uit het Oosten die naar koning Herodes gaan, denkt ook Naäman dat zijn hulp in het centrum van de macht gezocht moet worden. Met een aanbevelingsbrief in de hand en beladen met dure cadeaus, klopt hij op de paleispoort van de koning van Samaria. De koning denkt aan een politiek-militaire provocatie en raakt in paniek.

Hij kan in Naäman geen mens in nood zien. Het is zijn geestelijke armoede dat hij niet naar Israëls God en diens profeet kan verwijzen. Hij deelt niet in het geheimvolle geloof dat wel leefde in het hart van het Joodse meisje in het huis van Naäman. De koning ziet zichzelf als de laatste en hoogste instantie.

Getuige-zijn veronderstelt dat je met je hart deelt in het geheim waar het geloof over spreekt en dat je dat geheim als gelovigen graag wilt uitdragen. Als je er niet in deelt, raakt je in paniek wanneer je op je uiterlijke geloofsvormen bevraagd wordt. Als je er wel in deelt, leer je verder kijken: niet naar je eigen belang, maar naar de nood van de ander. Dan is de vraag of  het appel van de ander geen bedreiging, maar een kans.

Vraag: Zit het geloof in je hart? Ben je geworteld en gegrond in de liefde van Christus?

De koning kan niet verwijzen. Is geen getuige. Toch komt de wagen van Naäman niet tot stilstand. Het gerucht brengt hem waar hij wezen moet: bij de Elisa. Elisa is geen magiër. Hij is een profeet. Een boodschapper van God. Elisa komt niet tevoorschijn. Hij verwijst. Gaat schuil achter zijn boodschap die hij via iemand anders bij Naäman laat brengen: ‘Baad u zevenmaal in de Jordaan, dan zal uw huid weer gezond worden en zult u weer rein zijn’. De boodschap van Elisa is op het oor gericht en vraagt gehoorzaamheid.

‘Het geloof is uit het gehoor en het gehoor door het Woord van God’ (Rom 10,17). De grondtoon is ‘genade’. Het geloof moet je schonken worden, maar je moet het ook willen ontvangen. Het vraagt vertrouwen. Dat is Naäman te min. Vernederend ook. Hij verwacht spektakel. Voor velen na hem, tot op de dag van vandaag, is het eenvoudige evangelie dwaasheid, ergerniswekkend.

Naäman telt zijn knopen. Hij geeft de voorkeur aan de wateren in eigen land en is van plan naar huis terug te keren. Dat gebeurt uiteindelijk niet. Zijn bedienden geven hem het laatste en beslissende zetje dat hij nodig heeft. In alle nuchterheid verwijzen ze naar de eenvoud van het woord van de profeet. De laatste stap moet de heidense generaal zelf zetten. Wij kunnen mensen niet overtuigen. We kunnen wel verwijzen naar de beloftevolle woorden van God, in de Bijbel, maar het gelovig aanvaarden van die woorden, moet God geven. Door zijn Geest. Wij mogen zaaien, planten en begieten, maar de wasdom en de kiemkracht moet van God komen.

In het hart van Naäman wordt het verzet gebroken. Hij komt tot overgave. Hij duikt het water in. Zeven keer kopje onder. Hij ontvangt genezing en geloof. Van buiten en binnen herboren, wil Naäman direct even afrekenen. Ook nu blijft Elisa de verwijzer. Hij heeft geen genezing in de verkoop. Het heil is gratis, maar niet goedkoop. We leven in het geloof niet van verdienste, maar van ge-geef. Dat moeten we steeds weer leren.

Naäman laat zich meenemen in die leerweg, maar heeft nog wel wat vragen over de herinrichting van zijn leven en het dienen van de God van Israël in zijn heidense thuisland. Elisa geeft hem geen ethisch handboek mee, maar wel de zegen. Dat is risicovol, maar vooral betekenisvol. Mensen die tot bekering komen en gedoopt worden, moeten in vrijheid en verantwoordelijkheid hun eigen weg in geloof en leven leren zoeken. Hoe moeilijk ook. ‘Bloemen bloeien waar ze ruimte krijgen. Mensen ook’. In het geloof bepaalt en beperkt de liefde de leefruimte. In ontmoeting met God en medegelovigen. Soms (vooral in gesloten landen) ontbreken geloofsgenoten, zoals bij Naäman.  Zij staan er alleen voor. Zij verdienen ons meeleven.

Het hoopvol getuigenis van het Joodse meisje heeft een geweldige verandering in het leven van Naäman opgang gebracht, maar God was al veel eerder met hem bezig (vers 1). God werkte met zijn Geest in Elisa’s dagen succesvoller buiten Israël, dan in Israël. Tijdgenoten in Jezus dagen konden zich dat niet eigen maken. Realiseer wij ons voldoende dat God met zijn Geest ook buiten de kerk werk? Staan we daar open voor?  Zijn we bereid daarbij aan te sluiten?

Tot geloof komen is een proces. God verandert mensen. Hij maakt daarbij gebruik van mensen. Ben jij bereid en voornemens om een betrouwbaar getuige en een schakeltje te zijn in het proces van verandering van mensen die de Here God op jou weg plaats?

Amen.

Voor het gesprek: Getuige-zijn kan op heel veel verschillende manieren: gunnend vertellen, of hoopvol verwijzen, of het Woord doorgeven, of iemand positief bevestigingen in zijn zoektocht. Het kan vanuit een spontane reactie of vanuit een doordacht verhaal. Wat is jouw natuurlijke manier van getuige-zijn?  Van welke vorm(en) zou je wat meer willen leren? Wat heb je daarvoor nodig?