Op het schoolplein vond ik het vroeger het leukste spel; tikkertje. Van een rustig ingetogen meisje transformeerde ik in een fanatieke loper, weg van de tikker, je rug hol maken zodat de tikker je net niet kon raken. Maar al was ik nog zo snel, onherroepelijk volgde ook wel eens een tik en was ik af.
Van de storm aan activiteit stond je ineens aan de kant, toe te kijken hoe de anderen verder raasden over het plein.
Een aantal weken geleden schoot het in mijn rug. Acuut werd mijn leven stil gelegd; een schoen aantrekken was opeens een heel avontuur. En pijn, veel pijn. De huisarts schreef pijnstillers voor en ik mocht niet meer lang staan, hardlopen en paardrijden, maar wel fietsen en wandelen. God is goed.
Wanneer je middenin het spel zit maak je je druk om niet getikt te worden; waar zal ik heen rennen, ik moet mijn krachten sparen, dus zal ik nu maar wel of niet sprinten. Je merkt eigenlijk niet hoe heerlijk je rond kunt rennen.
Dat zie je pas wanneer je aan de kant toe staat te kijken. Wat een mooi gezin je hebt, familie die bemoedigt; welke vriendschappen je hebt opgebouwd. Als je wandelt hoor je de kikkers nog eens extra, of zie je de lepelaar waden in het water van de Groenzoom. In het langzame leven geniet je van je kopje thee. Ziek zijn is lijden, maar ook door God geleid worden. Loslaten en vertrouwen op Zijn weg met je. Misschien wel om je leven een beetje van bovenaf te bekijken.
Misschien heb ik makkelijk praten, de rug heelt en ik start weer bij de volgende ronde tikkertje.
Een vriendin van mij niet. Zij zal binnen afzienbare tijd sterven en ze heeft dit te horen gekregen. Ze vecht tegen de pijn en moet afscheid en afstand nemen van het leven hier. Ogenschijnlijk achteloze dingen doen er toe; het geluid van de bomen in de wind, een maaltijd die goed valt, fris gewassen haar. Maar is God dan juist niet het meest zichtbaar; in het kleine, simpele, eenvoudige?
„De laatsten zullen de eersten zijn, en de eersten de laatsten” (Lucas 13:22-30)
Ingrid