Ontmoeting

Ontmoeting

In de gespreksrondes die in de Ontmoetingskerk werden gehouden in de eerste weken van de zomervakantie, was het een opvallende uitkomst. De deelnemers misten de ontmoeting.

Vooral de ontmoeting met elkaar.
Het in gesprek gaan met elkaar in kleine kring maakte veel goed want de eerste ervaringen konden worden gedeeld: over het gemis van de fysieke ervaring naar de kerk te gaan en in het kerkgebouw te zijn. De toegevoegde waarde van de digitale kerkdiensten en de gewenning daaraan zijn een nieuwe zegen geworden.
De keerzijden kwamen ook aan bod omdat online kerkzijn soms afstand en minder betrokkenheid betekent. Er was zorg over de toekomst van de kerk omdat het faciliteren van online kerkzijn de vraag naar de kern van de samen gemeente zijn oproept. Er was angst dat niet iedereen meer zal aanhaken.

Het is waar, de grenzen tussen geloof en samenleving zijn poreuzer geworden. De frontlinie en de achterhoede raken meer vermengd. De frontberichten over de zorg voor elkaar verleggen het accent van binnen naar buiten. Want aan het ziekbed, in de jeugd- en de ouderenzorg, bij de voedselbank en bij de armste mensen worden immense offers gebracht.
En de kerk die de ervaring heeft in ballingschap te zijn, vraagt zich opnieuw af wat het betekent dat liturgie in dit opzicht ‘zinloos’ is. Want in de ruimte van de muren van de kerk is er aandacht voor het naderen tot God die groter is dan wat een mens bezig of zelfs gevangen houdt. Juist daarmee worden mensen in de liturgie, letterlijk verstaan als ware dienst, even uit de tijd gehaald en opnieuw aan elkaar teruggegeven. Die ontmoeting is in het laatste halfjaar vloeiender geworden en meer hybride, dus zowel fysiek als digitaal. Het biedt kansen voor de kerk die door de huidige omstandigheden meer op afstand staat.

Als er al lessen te trekken zijn, dan is het de voorlopige conclusie dat het spannend is. Want hoe adequaat en efficiënt deze wereldwijde pandemie ook aangepakt wordt, het vraagt tijd om de ongemakkelijke en oncomfortabele betekenis ervan toe te eigenen.

Augustinus (354-430 na Christus) schreef al ‘Het zijn moeilijke tijden! Dat zeggen de mensen tenminste. Laten we liever goed leven, dan worden de tijden vanzelf goed. Wij zijn namelijk de tijden. Zoals wij zijn, zo zijn de tijden.’

In de kerk is er ruimte voor de trage vragen, voor het gebed en de stille overweging.

In en om het kerkgebouw, dus óók digitaal, kan het wat mij betreft zomaar gebeuren: dat God mensen rakelings nabij komt, dat mensen zo begeesterd worden dat zij er ondanks de anderhalve meter afstand toch zijn voor de naasten die hun wegen kruisen.

Ds. Carla Schoonenberg