De Godsvraag

De Godsvraag

Begin maart 2009 vertrokken 8 docenten van de Christelijke Scholen Gemeenschap Jan Arentsz uit Alkmaar in 2 touringcarbussen met honderd-en-een 5 Atheneum leerlingen naar de Vrije Universiteit te Amsterdam. In de Haarlemmermeer lag er pal naast de A9 een gebroken vliegtuig op een weiland. Deze leerlingen gingen in debat met de hoogleraren René van Woudenberg (filosofie), Kees van der Kooi (theologie) en diens zoon Keimpe-Kees.

Keimpe-Kees, inmiddels halverwege de twintig, had – op de grens van puberteit en adolescentie – aan zijn vader een zevental levensvragen gesteld. Kees deelde deze vragen met zijn collega en vriend René. Deze adviseerde hem zijn zoon uit te nodigen de levensvragen te verwoorden in een brief. Dit advies volgde hij op en er volgde een levendige pennenschrift tussen vader en zoon. Ook René nam deel aan deze briefwisseling. De briefwisseling vormt het boekje ‘Brieven over God, geloof en zeker weten’ (2003). De vragen die Keimpe-Kees stelde:

Misschien is er wel Iets, maar wat dan? Er is zoveel te koop in de religieuze supermarkt, hoe weet je nu wat goed is voor jou? Wat bedoelt een christen met ‘kennen van God’? Is geloven eigenlijk wel belangrijk, en waarom dan? Is de gemiddelde wereldreligie niet zwaar achterhaald, en heeft de wetenschap niet allang bewezen dat er geen god bestaat? Waar is God dan? De Bijbel zegt dat God een god van liefde is, waarom dan zoveel lijden?

Tijdens de voorbereidende lessen kozen de leerlingen de laatste vraag om die met de hoogleraren en Keimpe-Kees te bespreken.

Gedurende het debat stelde ene Jan de vraag aan Kees: ‘…is uw God perfect?’ Deze antwoordde: ‘Ik hou niet van het woord perfect.’ Jan liet zich echter niet voor één gat vangen en zei: ‘Oké. Maakt uw God fouten? Kan Hij zich vergissen?’ Het werd muisstil. Je kon een speld horen vallen. Honderd leerlingen leken te denken: ‘…die Jan, die durft! Wat een lef!’ Toen vertelde Kees het verhaal van Abraham (Genesis 18, 20 – 33) , waarin hij God probeert te verleiden om zijn plan, Sodom te verwoesten, niet uit te voeren: ‘Stel dat er respectievelijk 50, 45, 40, 30, 20, 10 rechtvaardigen wonen in Sodom?’ ‘Dan zal Sodom niet verwoest worden’, zei God.

Kees concludeerde: God kan zich vergissen. Hij kan zijn plannen herzien.

Na afloop reden we over de A9 langs het gebroken vliegtuig. De hoogte van de bus stelde ons in staat over de calamiteitenschermen te kijken. De aanblik van dat gebroken vliegtuig illustreerde het indrukwekkende, maar vooral het kwetsbare van die dag. De hoogleraren toonden zich kwetsbaar. Het vliegtuig en haar passagiers bleken kwetsbaar.

Onder de indruk van dat vliegtuig stak er plotseling een leerling haar hoofd tussen de hoofdsteunen waar ik zat. Een leerling van wie ik 4 jaar daarvoor brugklasmentor was. Ik kende haar niet-kerkelijke achtergrond.

‘Meneer Baljeu! Meneer Baljeu!’
‘Ja, Rozemarijn?’
‘Dankzij deze dag ben ik wel anders over gelovigen gaan denken.’
‘Hoezo? vroeg ik. ‘Wat is het verschil met gisteren?’
‘Ik heb er veel meer begrip voor gekregen!’

Ds. Cor Baljeu