
Soms gebeurt het, op de valreep. Op een bijeenkomst of bij een ontmoeting. Dat woorden die nog niet eerder tegen elkaar uitgesproken waren, toch nog worden gezegd. Dat kan helend werken of juist het tegendeel oproepen. Dat hangt natuurlijk van de toon en de inhoud af. Maar het debat kan zo scherp worden dat relaties daarmee op het spel gezet worden.
Soms gebeurt het dat er niet meer tegen elkaar wordt gezegd wat op je hart ligt. Dan spreekt de stilte, als een ongemakkelijke vorm van zwijgen.
Aan het einde van het jaar 2024 overkwam het Pieter Derks bij zijn Oudejaarsconference. Zijn vele woorden van die avond kwamen samen in een indrukwekkende eindsprint. Om vijf voor twaalf. Het was eigenlijk een soort preek waarin hij niet ongezegd liet wat hem ten diepste beweegt. Hij sprak nog een keer, kort en bondig, over alle ontwikkelingen in ons land die de afstand tussen mensen vergroten. Hij benoemde dat menselijkheid naar de randen van het leven wordt gedrongen. Precies daar, met die afgrond in het zicht, sprak hij de profetische woorden dat er dan een tegenbeweging ontstaat. Omdat wat je buigt, terugveert in je gezicht. Zo zei, hij terwijl hij aan de rand van het podium stond.
Aan het einde van de dag van de inauguratie van de president van de Verenigde Staten gebeurde er iets soortgelijks. In Washington, in een kathedraal uit de twintigste eeuw met een Middeleeuwse uitstraling, leidde bisschop Mariann Budde de kerkdienst. Zij benoemde op de valreep van haar preek de consequenties van het gevoel dat Trump eerder zelf benoemd had als een redding van God. Hij doelde op het feit dat hij een aanslag had overleefd. Juist dan, zo hield Budde hem een spiegel voor, vraagt het geloof om andere woorden en daden. Om menslievendheid die niet uitsluit maar opneemt, wegneemt, verder draagt. Die woorden aan het einde van haar preek werden door de president weggezet als ‘saai’ en ‘ongepast’. Hij eiste excuses.
Het tegendeel gebeurt. De woorden van de bisschop worden wereldwijd geprezen. Want ze spreekt vanuit de genade die daar begint, waar mensen die de leiding hebben, oog hebben voor wie in een afgrond terecht dreigen te komen.
Als het water tot aan de lippen staat, is er een kans om het tij te keren. Als het vijf voor twaalf is, is het nu of nooit. Als de afgrond nabij is, dan is er ook een groot gebied daarachter dat opnieuw toegeëigend kan worden. Vanuit het geloof – en de woorden van de dichter Henriette Roland Holst indachtig – dat de zachte krachten het zeker zullen winnen, in ’t eind.
Zo hoorde zij het. Of zoals ze schreef ‘als een innig fluistren in mij’.
Van harte hoop ik dat we als gelovigen steeds meer vanuit die innerlijke stem ons geloof vormgeven in het dagelijks leven.
Ds. Carla Schoonenberg-Lems