Belijdenissen

In deze Olympische sportzomer is het mijn race tegen de klok geworden. Op de valreep maak ik nog een eindsprint. Zo vlak voor de vrije vakantieweken blijven er altijd nog activiteiten op de lijst staan om afgerond te worden. Het is de kunst om daar flexibel mee om te gaan. Naast creatieve aanpassingen vraagt het om onderscheiding. Want wat moet ik nu doen? Wat kan wachten, wat moet rijpen, wat verdraagt uitstel?
Onlangs vertelde onze zoon Benjamin over zijn kunstproject ‘Confessions Zine’: een bundeling van tekstuele bijdragen van mensen die iets willen opbiechten. Spontaan had ik mijn medewerking toegezegd. Niet zozeer vanwege het opbiechten natuurlijk maar op grond van de religieuze traditie waarin belijdenissen een grote rol spelen.

Omdat het om een bekentenis moet gaan, begin ik bij mezelf. Of beter gezegd, bij mijn tweede doopnaam Augustina. Het heeft lang geduurd voordat ik de reikwijdte van die naam, die ik bij de geboorte van mijn ouders ontving, kon doorgronden. Totdat ik een paar jaar geleden in mijn geboorteplaats Amstelveen rondliep en ontdekte dat het Augustinuspark grenst aan de flat waar ik ben geboren. Die bijzondere verbinding was nieuw voor mij en zelfs verrassend. Het indrukwekkende beeld van de Paaskerk in dit park, die qua architectuur doet denken aan de kerk van Le Corbusier in Ronchamp, heb ik nooit vergeten. Maar nu was er dus die extra betekenis van de vroege kerkvader Augustinus (354-430) bijgekomen. Hij schreef zijn Confessiones aan het einde van de derde eeuw na Christus.

Gaandeweg wordt in zijn spirituele autobiografie duidelijk dat de woorden meer beogen dan de beschrijving van zijn individuele levensweg als een vorm van schuldbelijdenis. Zijn gerichtheid op God als de invulling van zijn leven laat zich vanaf de eerste zinnen van de Confessiones lezen vanuit de toonaard van de lofprijzing. Hemzelf heeft het gebracht bij een grondervaring waartoe hij via vele omzwervingen is gekomen. Zijn bekering heeft hij ervaren als een genadegave van God die zowel voor degene die van God is afgewend als voor degene die tot God is toegewend exemplarisch kan werken. Als Schepper herstelt en voleindigt God het menselijk tekort. De Confessiones gaan dan ook over de rechtvaardige en goede God. Het schrijven en lezen mag steeds weer beginnen bij de lofprijzing van het begin van boek 1: ‘Groot zij Gij, o Heere, en zeer te prijzen’.

In het tweede gedeelte van zijn boek komt Augustinus tot de belijdenis dat een mens God nooit volledig kan kennen. Menselijkerwijs wordt Gods liefde bovendien ‘te laat’ beantwoord. Dit mag, aldus Augustinus, een mens niet weerhouden van het aangaan van het leven als een pelgrimstocht en het streven naar het geestelijke.

De kerkvader brengt me bij gedachten over de biecht in onze tijd, over het belijden van schuld en tekort. Bij de noodzaak om, ondanks alles, te blijven instaan voor wie het nodig heeft en voor wie het tempo van de race in deze wereld niet meer kan volgen.
Hoewel mijn bekentenis nog niet af is, is er een begin gemaakt.

Carla Schoonenberg