De tijd na Kerst wordt Epifanie genoemd. De zondagen na Driekoningen tot aan het begin van de Veertigdagentijd worden er liturgisch door bepaald. Epifanie betekent ‘verschijning’ en het gaat in het geloof om het steeds meer aan de dag treden van Jezus. Wat in het klein en verborgene is begonnen, wordt steeds verder openbaar. De waarheid over Hem laat zich herkennen in zijn doen en laten, in het gewone leven van alledag.
Deze periode raakt daarmee aan de waarheid van iedere gelovige. Want de mens komt ermee in het spel en kan ofwel een boeiende verbinding ontdekken ofwel een sterk spanningsveld ervaren.
De kracht van de periode van Epifanie is de aanraakbaarheid van wat anders al snel als te hoogdravend of te zweverig wordt ervaren. Geloof is tastbaar aanwezig.
Of zoals Lied 527: 1 het verwoordt:
Uit uw hemel zonder grenzen
komt Gij tastend aan het licht
met een naam en een gezicht
even weerloos als wij mensen.
God is bereikbaar voor grote en kleine mensen. Dicht bij het alledaagse. Dicht bij de mens die daarna, zelfs zonder de tastbare aanwezigheid van God, verder kan in het geloof.
Het gebed kan een vorm van een blijvend gesprek zijn. Een verbinding tussen God en mens in de vorm van een klacht, een vraag, een bemoediging of een teken van hoop.
Niet voor niets omschrijven veel theologen en dichters de verbinding met God vaak als een vorm van telefonisch contact. De schrijver Joost Zwagerman schreef kort voor zijn tragische levenseinde over het mobiele contact met God. In het gedicht ‘Contact’ ontdekt hij dat God, die eerder alleen via de voicemail sprak, zijn nummer al ingesteld heeft. Daardoor is er al verbinding ontstaan, zelfs nog voordat de dichter het door had.
In deze dagen van verbijstering over wat zich waarschijnlijk achter de schermen bij het televisieprogramma The Voice heeft afgespeeld aan grensoverschrijdende situaties, kwamen de slotwoorden van een bijzonder gebed van Ernesto Cardenal uit Nicaragua bij mij boven, de in 2020 op 95-jarige leeftijd overleden bevrijdingstheoloog, priester, politicus en dichter.
De woorden zijn bekend geworden als ‘Gebed voor Marilyn Monroe’.
Daarin vraagt Cardenal aan God om Monroe te zien zoals ze voor Hem staat. Niet zoals ze bekend is geworden bij het grote publiek maar gewoon als de vrouw wie ze was, zonder de opsmuk van alle latere managers, fotografen en aanbidders.
Marilyn Monroe groeide op als weeskind, werd op jonge leeftijd verkracht en als tiener kon ze het leven niet meer aan; anderen gingen met haar aan de haal en ze acteerde volgens het draaiboek dat anderen haar gaven.
Bij haar dood werd ze gevonden met de hoorn van de telefoon nog in haar hand. De politie vroeg zich af met wie ze had willen spreken.
Cardenal eindigt zijn gebed met de woorden: ‘Heer, wie het ook is, die zij wilde horen en niet bereikte, neemt Gij de telefoon op!’.
Deze noodkreet raakt, als een zin uit een gebed, aan de behoefte om dagelijks contact.
Ds. Carla Schoonenberg